♧ Proloog - Sprookjes ♧

748 30 2
                                    

Trrringg
Voor het eerst in tijden klinkt de deurbel. Nieuwschierig naar wat me achter de zware houten deur te wachten staat, beweeg ik me vermoeid op mijn donkergrijze pantoffels naar de overloop. Terwijl ik met moeite de tegenwerkende deurklink omdraai, besef ik me dat ik gisteravond vergeten ben om het huis op slot te zetten. Sufkop dat ik ben, het is hardstikke crimineel in deze buurt! Opgelaten weet ik de deur open te trekken.

"Goedemorgen meneer, mag ik u vertellen over gods koninkrijk?" Voor mijn deur staat en man van rond de zestig, strak in het pak, met een intimiderende maar stralende glimlach op zijn gezicht. Ja hoor, daar gaan we weer. "Ik heb eerder al gepraat met een collega van u, dankuwel."
Geïrriteerd sluit ik de deur voor zijn blije snufferd.
Dat was al de zoveelste jehova-getuige die mijn zaterdagochtend komt verstoren, die mensen moeten me verdomme met rust laten.
Ik rek me gapend uit terwijl ik met dichtgeknepen ogen naar de woonkamer schuivel. Onderweg stoot ik me met een lompe beweging tegen de onstabiele verouderde boekenkast, die vervolgens wild heen en weer wiebelt. Een aantal boeken verlaten de schappen en vallen met luide klappen op de grond. Het plotselinge harde geluid maakt me klaarwakker en slaagt erin om me nog geïrriteerder te maken. Zuchtend zak ik moeizaam door mijn knieën om de oude, stoffige boeken op te rapen. Mijn oog valt direct op een dik sprookjesboek dat me bekend voorkomt. Een schok gaat door me heen, wat doet dit ding hier? Waar ken ik het van? Herrineringen vliegen als geschroken spreeuwen door mijn geheugen, het lukt me niet om ze te op te vangen en voor me te halen. Er zit iets in het boek verscholen, waardoor er een bobbel in de vergeelde bladzijden zit. Ik sla de dikke kaft om en haal een fotokaartje uit de bladzijden tevoorschijn. De foto zit vastgeklemd tussen pagina 45 en 46. Bovenaan pagina 45 staat in grote letters de titel 'Goudlokje' gedrukt, het is een van de vele sprookjes die in het zware sprookjesboek geschreven staan. Ik richt me weer tot het ietwat gekreukte fotokaartje en herken de persoon op de foto meteen.

Ik ben het. Op mijn hoofd draag ik een krans van madeliefjes, mijn lippen vormen een ongemakkelijk glimlachje. Het beeld helpt me om een aantal herrineringen op te vangen en te verhelderen.

De avondzon die vloeiende patroontjes op het stille water tekende, de geur van vochtig gras. Jij die bloedserieus je dobbertje uit het water hengelde om het zoveelste stomme zilvergeschubte visje tevoorschijn te toveren.

Die simpele avonden waren magisch genoeg dat ze zo in dit sprookjesboek opgeschreven konden worden. Hoe zou jij ons sprookje genoemd hebben?

LieveheersbeestjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu