Nadat ik - met een zware schooldag achter de rug en een zware schooltas aan mijn rug - de uitgang uitslof, valt mijn oog meteen op de lange slungel die nonchalant tegen een boom aanleunt. Zijn bruine haren lijken zijdezacht door de glans die erop valt, zijn lange, stevige vingers verwijderen een sigaret uit zijn mond. Onze ogen ontmoeten elkaar en hij zwaait naar mijn richting. Natuurlijk, we hadden afgesproken om vanmiddag te gaan vissen. Precies het laatste waar ik nu zin in heb. Met een afkeurende blik loop ik op hem af. "Pas nou eens op met dat roken op het schoolterrein, voordat je het weet word je geschorst!", zeg ik met een oordelende stem. Tobias knikt heftig, alsof hij dit keer echt zal luisteren. Wat ik betwijfel.
"Sorry, goudlokje. Dat willen we natuurlijk niet hebben!" Hij grijnst.
-"wie noem jij goudlokje?!" Geïrriteerd sla ik mij armen over elkaar.
-"jij", De grijnst vergroot zich.
-"Ik heb een naam. En ik prefereer dat je me bij die naam noemt."
Tobias trekt een wenkbrauw omhoog. "Maar natuurlijk, Noach. Hierbij bied ik plechtig mijn welgemeende excuses aan." Ik zucht. Wat een vermoeiende vent, hier heb ik écht geen zin in.
Tobias zet zich af van de boom en loopt naar de fietsenrekken. In een vloeiende beweging vist hij een simpel stationsfietsje uit de overvolle rijen en springt hij op het zadel. Dan bedenk ik me ineens weer dat ik helemaal geen fiets heb, en een stroom van opluchting schiet door mijn lichaam. Een excuus om niet mee te hoeven gaan!
-"ga je je fiets nog pakken, goudl- .. Noach?"
Ik trek een pruillip.
"Ik ben niet met de fiets vandaag. Sterker nog, ik heb geen fiets! Ik weet niet hoe ver jouw visplekje van deze school is, maar het lijkt erop dat we deze afspraak maar moeten vergeten."
Tobias' voorheen vrolijke gezicht laat nu lichtelijke trekjes van teleurstelling zien, en meteen bekruipt het schuldgevoel me.
"Geen denken aan."
Verbaast kijk ik naar de koppige brunet, die met zijn hand op de bagagedrager klopt. "Kom, spring achterop."
-"Wat?! Op je bagagedrager?" Hij kan toch niet serieus zijn? De rustige blik in zijn ogen geeft aan dat hij het echt meent. Voorzichtig streel ik de roestige bagagedrager met mijn vingers. Keurend bekijk ik mijn vingertoppen, en gelukkig, het ding geeft in ieder geval geen roestkleur af. Met tegenzin neem ik plaats op de bagagedrager. "Top, daar gaan we!" Zonder fatsoenlijke waarschuwing sjeest Tobias het schoolplein af. Van schrik en angst sluit ik mijn beide armen om zijn middel. "Doe voorzichtig!", schreeuw ik angstig. Tobias lacht alleen maar. "Goed vasthouden!"Als we al een tijdje onderweg zijn, weet ik me te ontspannen. Tobias' wilde fietsgedrag went, en we zijn nog niet in een ongeluk terechtgekomen.
"Fiets je vaker met iemand achterop ofzo?" Vraag ik nieuwschierig.
"Hm? Nee, de meeste mensen hebben zeg maar wel een fiets", reageert Tobias spottend maar met een ironische ondertoon. "Ik heb geen fiets nodig hoor! Alles is op loopafstand", stamel ik verontwaardigd.
-"Niet waar. Dit meer is niet op loopafstand. De stad is niet op loopafstand. Zoveel plaatsen zijn niet op loopafstand!"
-"Ik heb al die plekken van je niet nodig", snuif ik geïrriteerd. Stiekem ben ik jaloers op de jongen die al zoveel meer gezien heeft dan ik, alleen al dankzij het bezitten van een roestende fiets.
Het is oneerlijk.
Even blijft het stil. We fietsen over een zanderig pad, langs uitgestrekte weilanden waar tientallen koeien staan te grazen. Een konijn sprint door de grasetende reuzen heen, om vervolgens te verdwijnen in een hol onder de grond.
Alweer zonder waarschuwing slingert Tobias van het pad af, in een nog smaller zandpaadje. Ik verstevig mijn grip om zijn middel wanneer we over de hobbels heenrazen.
-"Woah, sorry!", verontschuldigd Tobias zich, "hier woon ik dan." Ik snuif geïrriteerd, mijn wangen kleuren rood van de schaamte wanneer ik mijn armen van zijn middel verwijder.
We komen aan bij een kleine boederijwoning met een miniscuul schuurtje eraan geplakt. "Even de benodigheden pakken, kom maar mee hoor." Ik spring van de fiets die Tobias vervolgens tegen een hekje laat rusten en volg hem richting het schuurtje. Tobias klapt de deuren open en ik laat meteen mijn ogen glijden over alle hengels, potten, dozen en kisten. Het is een zooitje, maar Tobias lijkt meteen te weten wat hij moet pakken. Aan de muur tussen twee ramen hangt een foto van een trots jongetje dat een enorme vis tussen zijn armpjes geklemd heeft. Het ding is bijna net zo groot als het hele kind zelf! Nieuwschierig loop ik op de foto af. "Dit ben jij, of niet?"
-"Huh?", Tobias kijkt om van de kisten waarin hij aan het rommelen is. "Oh, die foto. Jep, dat jochie was ik."
Glimlachend bekijk ik de foto nog eens goed. Best schattig, dat piepkleine kind.
"Ik heb alles!" Tobias duwt de deuren weer open, met een grote tas op zijn rug waar een stuk hengel uitsteekt. Ik wend mijn blik af van de foto en volg hem naar de fiets.
Op de een of andere manier voel ik me al iets meer op mijn gemak.?☆?
JE LEEST
Lieveheersbeestje
RomanceB × B We friemelden met onze blote tenen in het gras Starend met geknepen ogen tegen de brandende zon, naar de zwarte electriciteitdraden die een fel contrast vormden met de helderblauwe lucht. "Zouden wij ooit in de hemel daar boven komen?" Vroeg j...