♧ - H 10 - ♧

230 17 2
                                    

De fietstocht was zenuwwekkend. Ondanks dat Tobias beloofde om zo voorzichtig mogenlijk te doen, zijn we zeker drie keer omgevallen. Ik klop het laatste beetje overgebleven sneeuw van mijn pijnlijke knieën af en neem dan plaats in de zitting tegenover Tobias. Als excuses had Tobias mijn treinkaartje betaald, wat best heel wat gulden kostte. Eigenlijk had ik zelf ook geen geld op zak want zakgeld krijg ik niet. Geld is nog zo'n sleutel naar onnodige vrijheid. En onnodige vrijheid is de basis van ongehoorzaamheid, aldus mijn moeder.

Mijn eerste treinritje ooit is een rustige. Het enige geluid dat de kabine vult is het gehobbel en gekletter van de wielen over de treinrails, die ons in een ongekende snelheid laten voortbewegen. Ik heb welleens in een auto gezeten, maar die ging lang niet zo snel als dit monster van een voertuig. Ik zit aan de raamzijde, Tobias zit naast me.

De paar mensen die zich in dezelfde coupé als ons bevinden, zijn individuen die in hun eigen wereldje verzonken zijn. Een man is druk bezig op zijn telefoontje, en een meisje luistert naar muziek via een Walkman. Verderop zijn twee oudere dames diep met de neus in een boek verborgen en een vrouw houdt haar slapende peuter tegen haar borst gedrukt. Het ritmische gehobbel werkt versuffend en ik onderduk een gaap zonder veel succes.

"Niet zo onder de indruk van je eerste treinrit?" Tobias ritst zijn jas open en trekt zachtjes aan zijn trui om deze los te maken van zijn zwetende lichaam. Dee fietstit had hem he wat energie gekost.
"Jawel hoor, ik zou hier uren in kunnen zitten." Ik verwijder mijn handschoenen van mijn klamme handen, het is niet héél koud in deze ruimte.
"Ik ook wel. Dit gaat ook zo veel sneller dan al dat gefiets de hele tijd.."
-"en gewandel, in mijn geval."
"Precies."
Ik staar uit het raampje, naar de draden die boven de trein hangen, naar de stangen die langs de rails geplaatst zijn. "Wat een complex mechanisme is zo'n trein ook. Ik vraag me af waar die draden precies voor nodig zijn", mompel ik, "of hoe dit ding uberhaupt vooruit komt."  Tobias buigt zich half over me heen om door het raampje te turen.
-"De trein haalt stroom uit die draden waarmee het de wielen laat draaien. Het lijkt ingewikkeld, maar als je je er eenmaal in verdiept valt het best mee. Het is leuk om je in zulke dingen te verdiepen, ooit zal je er een keer wat aan hebben." Ik blaas tegen de ruit en teken een smileyface in het condens. "Ook als je de groentekwekerij van je vader overneemt?" Tobias blijft even stil. "Dan misschien niet écht nee, maar een beetje kennis kan nooit kwaad." Ik glimlach terwijl ik de smileyface met mijn duim wegveeg. Vettige vingerstrepen blijven over en maken het voorheen schone raampje viezig.
De luidsprekers roepen de naam van de stad om en alle inzittenden staan vrijwel direct op. Ook ik en Tobias maken onze weg naar de schuifdeuren.


De stad is rijkelijk versiert met kerstverlichting en de etalages van winkels zitten vol met van alles wat met kerst te maken heeft. "En het is nog maar November..", mompel ik, mijn ogen uitkijkend. "In een stad is alles anders dan in een dorp", reageert Tobias terwijl hij zijn jas weer dichtritst tot aan zijn kin. Terwijl ik alles langzaam in me opneem, besef ik dat hij gelijk heeft. De drommen mensen in allerlei verschillende soorten winterkledij, een straatartiest die onbekende engelse woorden zingt met een hinderlijk Nederlands accent, een brommer die zich slippent en toeterent door de mensen heenbaant waardoor ik verschrikt een sprongetje opzij maak en tegen een lange man aanbots. "Sorry!", verontschuldig ik me gauw, maar de man is al uit het zicht verdwenen. Een rokende tiener loopt uit een steegje aan mijn rechterzijde, onze kant op.
"Tobias! Jezus, dat is lang geleden."
Ik schrik van de heilige naam welke hij moeiteloos in zijn begroeting opneemt.
"Emiel!"
De jongens geven elkaar enthousiast een boks. Ik bekijk de jongen genaamd Emiel aandachtig. Hij heeft lang, vettig blond haar strak naar achteren gekamt. Ik veronderstel dat zijn kapsel sneeuw-afstotend is met die hoeveelheid gel erin. In zijn mondhoek zit een scheef gedraaide peuk die ondertussen is gedoofd, of dan wel bevroren door de vriedkou. Zijn lichaam is zo lang en slungelig dat het lijkt alsof hij bij ieder duwtje, stootje of vlaagje wind uit balans zal raken en omvalt. De spikes op zijn jacket geven alleen de uitstraling dat hij zich niet zomaar omver laat duwen. Ik voel me geïntimideerd door de vreemdeling.
"Wie heb je bij je?" Emiel knikt naar mijn richting. Ik wend mijn blik af en vestig deze op mijn geveterde enkellaarsjes die wat weg hebben van schaatsen zonder het scherpe ijzeren object eronder.
"Dit is Noach, mijn klasgenootje", valt Tobias voor me in als ik nogsteeds niet gereageerd heb. Emiel steekt zijn hand naar me uit, met vingers zo lang dat je de moeilijkste pianostukken er moeiteloos mee zou kunnen spelen. Aarzelend neem ik zijn hand aan.
"Yo."
-"Goedemiddag.."
Gauw laat ik zijn hand weer los. De jongen richt zich weer op Tobias en begint een gesprek alsof ik er niet meer bijsta.

LieveheersbeestjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu