hoofdstuk 14

835 78 14
                                    

Heyyyyy

Na 2 hele weken wachten is hier het hoofdstuk. Ik heb er heeeeeel erg mijn best op gedaan en als je klaar bent, zou je dan een comment willen achterlaten. Ook als je het niet goed vond, comment het even. Zet dan ook in je comment wat je er niet goed aan vond enzo.  Dan kan ik het verbeteren in de volgende hoofdstukken. MAAAAAR als je het goed vond mag dat ook wel in een comment.

We waren weer onderweg naar het hotel waar we verbleven. En ik zat weer achterin bij het raam met mijn oortjes in. Deze keer was het niet opvallend stil in het busje. Nee, iedereen was druk aan het praten. Maar ik had geen idee waarover, want het was in een andere taal. En ik ergerde me er aan, dat ik ze niet stiekem kon afluisteren. Maar goed. We waren dus al een tijdje onderweg en ik verveelde me dood. We reden op een snelweg en het enige wat ik zag waren bomen en auto’s. En dan bedoel ik ook alleen maar bomen en auto’s. Na me een hele tijd verveeld te hebben, draaide ik me om en keek het busje rond. Maar al gauw werd mijn aandacht getrokken door Dean en Max. Nou eigenlijk vooral door Max. Ik bekeek hem aandachtig. Zijn blonde haren zaten in de war en zijn groene ogen leken net licht te geven. Ze waren aan het lachen en ik vroeg me af hoe deze twee jongens bevriend zijn geraakt. Want zeg nou zelf, Max was best aardig. Maar Dean, Dean was.. Dean. Hij was zijn mysterieuze zelf. Van hem kon je alles verwachten.

Plots stopte het busje en keek ik verbaasd om me heen. We waren nog helemaal geen uur onderweg. En op de heenweg duurde de rit, zeker wel zo lang. We stonden voor een huis, dat er nogal triest bij stond. Het was een klein alleenstaand huis, maar het was helemaal verbrokkeld, sommige ramen waren kapot en als ik alles zo goed bekeek stond het huis op instorten. Iedereen stapte uit en ik volgde. We liepen naar de deur en ik werd ondersteund door Max wat hem boze blikken opleverde van Dean, maar Max deed alsof hij ze niet zag en zo liepen we in stilte verder. Toen we voor de deur stonden draaide Dean zich naar mij om.

“Hier woont een man met een kleine schuld van 600 euro, maar hij is arm en hij probeert het al twee maanden bij elkaar te krijgen. Je moet hem zeggen dat hij een week heeft en je moet hem de gevolgen laten zien van de dingen die er kunnen gebeuren als hij dat niet doet” hij keek me doordringend aan en ik knikte.

Ik maakte me los van Max, wat me een bezorgde blik van hem opleverde. Maar ik gaf hem snel een blik waarmee ik probeerde te zeggen dat ik oke was. Al zei de hoofdpijn en de steken in mijn schouders iets anders. Maar ik negeerde ze. Ik moest sterk blijven. Daarom liep ik naar de deur. Ik wilde kloppen, maar toen mijn vuist eenmaal de deur raakte vloog deze open. Ik keek verbaasd naar de deur en daarna naar Dean. Die nog verbaasder leek te zijn dan ik. Ik zette een stap naar binnen.

“Hallooooo” ik keek rond en het zag er nogal verlaten uit. Toen er na een paar seconden nog steeds geen antwoord leek te komen, draaide ik me om naar Dean die een beetje rood leek te worden. Hij keek zoekend om zich heen en daarna begon hij ineens naar de mensen om zich heen te schreeuwen.

“Hoe kan dit gebeuren, we hadden alles gepland. Waar is die verdomme angsthaas heen?” ik stapte weer naar buiten maar hield mijn mond. Hij was al kwaad en ik wilde niet dat hij dat op mij afging reageren. Max waagde het erop en legde een hand op Dean’s schouder.

“Rustig man, zulke dingen kunnen gebeuren. Niet alles kan altijd gaan zoals jij wilt. Dat weet je maar al te goed. Het is net zoals vroeger, weet je nog. Denk gewoon aan de boom.” Aan de boom? Wat voor boom? Wat voor boom het ook was, het had een heel goed effect op Dean. Want nadat Max dit had gezegd bleef Dean stil voor zich staren voor een paar seconden. Daarna leek hij weer terug te zijn in de werkelijkheid en glimlachte naar Max. Ze deden een jongens handdruk ding en het enige wat hij daarna zei was: “Hierom ben jij dus mijn beste vriend”.

We liepen weer richting het busje. Dean en Max weer voorop en ik achteraan. De meesten waren al ingestapt toen ik me nog even omdraaide. Ik keek naar het verlaten huisje en ik zag een klein hoofdje snel om de hoek verdwijnen. Iedereen zat onderhand in het busje en keek me ongeduldig aan. Ik legde mijn wijsvinger op mijn mond zodat ze begrepen dat ze stil moesten zijn en liep toen terug naar de plek waar ik het hoofdje had zien verdwijnen.

LiarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu