De uitdaging is een gevecht tegen een alfavogel. De alfavogel is groter dan de meeste die ze tot nu toe gezien hebben, en draagt een borstplaat. Maar waar Nachtschaduw' s blik op valt zijn de klauwen. Ze zijn elk 35 centimeter lang, en gecoat in goud. De ruimte waar ze in zijn heeft een plafond dat net hoog genoeg is voor Nachtschaduw om in te staan, waardoor ze niet kan vliegen. De alfavogel valt meteen aan zodra het ziet dat Nachtschaduw niet een van de alfavogels is. 5 minuten later seint Nachtschaduw de rest in dat ze verder kunnen komen. Van de alfavogel is niet veel meer over dan een paar goud gecoate klauwen, een paar botten en een hoopje as.
De bron van magie was redelijk indrukwekkend. Het was een amethist van 2 meter hoog in een gouden pilaar. De kamer waar het in zit is helemaal bedekt met goud en overal waar je kijkt zitten amethisten in het goud. Toen Nachtschaduw met haar geest rond voelde, voelde ze dat de kamer een eigen geest en wil heeft.
'De kamer wil ons gevangen nemen. Als we die amethist verwoesten, hebben we de magie vrijgelaten en dan verliezen de goudclan alfavogels hun grip op de magie' Met deze woorden trekt ze haar zwaard en slaat ze met al haar kracht op de amethist.
Als ze haar zwaard weer terug haalt ziet ze alleen maar een kras. Ineens dringt er de geest van de kamer haar geest binnen en zegt 7 woorden: 'Je hebt het zwaard van steen nodig' daarna trok de geest zich terug en werd het stil.
Windrijder staat buiten de grot van de bron van magie. Hij is met een groep van 5 alfavogels bij het nest aangekomen en was geschrokken toen hij het leeg en deels verwoest aantrof. Hij en de groep hadden de taak om het nest te beschermen. Hij wist dat de baas van de clan, goudveer, hen zou vermoorden voor hun falen. Om nog een kans te krijgen om zelf te blijven leven gaf hij de opdracht om de aanval in te zetten en iedereen gevangen te nemen. De aanval mislukte. De meeste adelaren stierven onder de zwaarden van het ras dat zich de 'draken' noemden. Toen hij vroeg om genade voor hem en zijn laatste twee adelaren gingen ze akkoord. Nu wacht hij buiten de grotten geflankeerd door twee draken. Ze zeggen tegen hem dat hij moet wachten terwijl hun bazin kijkt wat hun volgende stap is. Hij had haar eerder ontmoet. Even later komt ze uit de grot lopen. 'Windrijder, jij vliegt naast mij. Enzvo, jij vliegt bij mij in de buurt. Val Windrijder aan zodra hij mij aanvalt. Wirrando, jij bewaakt onze alfavogel-vrienden. Kies maar iemand met wie je dat wil doen. Ik heb wat te bespreken met Windrijder hier dus hou ze weg van ons. Kom op, we moeten gaan voor er meer komen.' w
Windrijder liep naar Nachtschaduw. Zodra hij in fluisterafstand was, zei ze 'Waag het niet me aan te vallen, want je overleeft het niet.' Hij twijfelde niet aan de waarheid van haar woorden. Het zwaard dat ze vlak daarvoor had weggestopt had bloed eraan zitten, en de gif in haar woorden vertelde hem dat ze niet iemand was om mee te sollen.
Toen vertrok de groep. Zodra ze in de lucht waren, vroeg windrijder 'Hoe weet je eigenlijk dat ik leider ben van dit groepje adelaren?'
'Ik kon zien dat je leider was omdat een aantal veren in je borst van goud waren. Ik kon meteen zien dat je leider was. Het is een mooi staaltje magie dat die veren telkens terug groeien. En die gouden snavel, dat is ook een wonder. Ik kan magie voelen. Maar nu wil ik je wat dingen vragen. Eerst wil ik weten: waarom vroeg je meteen om genade toen we naar buiten kwamen?'
Windrijder liet de vraag even bezinken. Toen antwoordde hij: 'Ik kon zien wat er in de grot gebeurde. Alle groepsleiders krijgen al op jonge leeftijd een betovering van goudveer. Die betovering zorgt ervoor dat onze borstveren van goud worden en dat onze snavel van goud worden. Ook zorgt het ervoor dat we door de ogen van alle dieren en alfavogels onder ons om ons heen kunnen kijken. We moeten alles wat we zien melden aan Goudveer, anders vermoordt hij ons.'
Zo vlogen ze nog een tijdje door. Af en toe gaf Nachtschaduw een koerscorrectie door aan de groep, maar de richting bleef hetzelfde. Op gegeven moment vraagt Windrijder: 'waar vliegen we eigenlijk heen?' Nachtschaduw antwoord daarop 'we zoeken het zwaard van steen. We hebben het nodig om de bron van magie open te splijten. In de bron zit een robijn. Die robijn is een van de weinige nog bestaande zogenaamde magiestenen. Met die magiestenen kunnen verschillende soorten dieren of andere soorten wezens heel makkelijk magie gebruiken. Het is eigenlijk een soort portaal naar een andere dimensie. De steen bestaat in beide dimensies, en is daardoor niet te verwoesten. Volgens de legenden zitten er in die dimensie ook goden.'
Wat ze er niet bij zei was dat de dimensie waar de steen ook in zit een dimensie van onbeperkte magie is. Ook hield ze achter dat hoewel de steen veel macht geeft, het ook genoeg kracht heeft om de wereld te verwoesten. Na een tijdje zagen ze een kolom van vuur, die tot ongeveer 10 meter boven de grond kwam. Toen ze landde, verdween het vuur. 'Wat was dat?' vroeg Enzvo.
'Dit is een van de goddelijke zwaarden. Alleen diegene die het waard is kan dit zwaard uit de stenen trekken.' Terwijl deze woorden in hun geesten klonken begon het zwaard te gloeien. Nachtschaduw stapt naar voren. Dan leest ze de woorden die in een oud bordje gegrafeerd staan:
All Kwaad Opgepast
Ze trekt aan het handvat van het zwaard. Het beweegt niet. Dan stapt Enzvo naar voren. Hij zegt 'Laat mij het proberen.'
Nachtschaduw reageert hierop 'het lukt je nooit. Zelfs mij lukt het niet.'
'ik heb het gevoel alsof dit mijn lot is. Laat mij het proberen.' Hiermee stapt hij naar voren en legt een van zijn voorpoten op het handvat. Het beweegt mee. Dan trekt hij eraan. De kling komt langzaam uit de grond. De kling is ongeveer 15 meter lang. Het handvat is lang genoeg voor Nachtschaduw om haar klauwen omheen te slaan.
'Het zwaard heeft zojuist met me gecommuniceerd. Het zegt dat de reden waarom je het niet uit de stenen kon trekken was omdat je te ongeduldig was. Het zat nog vast. Als je wil, dan wil het zwaard nu wel naar jou toe. Het zegt dat het je lot is om de amethisten te breken en de robijn vrij te laten.'
Zodra het zwaard in contact kwam met Nachtschaduw 's schubben, begon het nog sterker te gloeien dan het vuur dat een paar minuten eerder het zwaard had omhuld. 'Het zwaard is echt goddelijk. Het leent me zojuist zijn krachten. Kom dicht om me staan.'
Toen iedereen om haar heen stond kwam er heel sterk licht vanaf, dat hun allemaal omhulde. Toen verdwenen ze van de plek van het zwaard en kwamen ze terug in de amethistgrot. Nachtschaduw sloeg toen met al haar kracht en met de kracht van het zwaard tegen de amethist. De amethist verbrijzelde tot poeder. De robijn die erin zat bleef even in de lucht hangen voor dat die achter het amethistpoeder op de grond viel.
JE LEEST
De Verhalen Van Nachtschaduw
FantasyWaarschuwing: dit verhaal heb ik geschreven in 4 HAVO, toen ik nog niks wist van schrijven. Dit verhaal is mijn origine als schrijver, dus lezen is op eigen risico. Commentaar op dit verhaal is ook nutteloos, want ik doe er nu niks meer aan.