ᕙ21ᕗ

21 3 0
                                    

31 december, 1878 Skågit, 4000km van Fedin vandaan

De afgelopen maanden ben ik ver gekomen. Ik heb een spoor aan dood en verderf achter mij gelaten. Mijn bestaan is inmiddels bekend door vele. In elke plek die ik bezoek hangt een poster van mij. De tekeningen zijn echter hilarisch en totaal niet realistisch. Men ziet mij als een vleermuis of als een buitenaardswezen. Er zijn maar weinig waar ik ook echt geportretteerd wordt als een mens. Maar dan met zwarte ogen.

Mijn haren zijn inmiddels gegroeid en hangen over mijn schouder. Mijn kin heeft een klein baardje gekregen, die ik zo nu en dan scheer met een scherpe schelp. Mijn lichaam is gespierd en getint. En in mijn oren, lippen en wenkbrauwen heb ik uit verveling piercings geplaatst. Het is een hele tijd geleden sinds ik met een mens gepraat heb. Ik hoor en zie alleen sphofes nog. De demon die mij heeft gemaakt tot wat ik ben.

Hij waakt in de schaduw en in het duister en helpt me met mijn daden. Ik heb momenteel geen ander doel in mijn leven. Niet brengt mij meer geluk of vreugde. Het enigste gevoel wat ik nog kan los woekeren is vermaak wanneer ik iemand zijn leven verwoest. Meer niet.

Ik gebruik mijn vleugels om van stad naar stad te vliegen. Om zo nieuwe slachtoffers te zoeken. En zo zien mijn dagen er tegenwoordig uit. Ik kan me niet meer herinneren wanneer dit begonnen is. Het is een zwart gat in mijn geheugen. Maar ik bekommer mij er ook niet meer over. Ik heb een doel voor ogen.

Vlees. Mensenvlees. Mijn maag heeft honger. En ik weet dat sphofus ook bloed wil zien vloeien.

Daarom ben ik naar een nieuwe stad gevlogen in een ander continent. Het woord over mijn bestaan is hier nog niet verspreid. Mensen zijn niet bang om 's avonds laat uit de kroeg te komen. Dronkenaren zingen luidkeels in het maanlicht. En vrouwen in het rode gedeelte van de stad zijn nog maar net begonnen met hun zaken.

Ik stel mezelf zo verdekt mogelijk op. Mijn kleding is afkomstig van een van mijn laatste slachtoffers. Een zakenman die nu als vermist is opgegeven. Zodra ze zijn lichaam zien dan weten ze genoeg. Ik heb geen medelijden getoond. Ik wou weer emoties voelen en daarom ben ik helemaal los gegaan op zijn koude lichaam.

Lopend in zijn zwarte pantalon met dure lakschoenen, een witte blouse met daarboven een nette stropdas en een lange jas loop ik als een echte heer over straat. Ik trek de kraag iets hoger op en zet mijn hoed wat dichter over mijn ogen. Vanonder mijn hoed houd ik de mensen in de gaten. Het is een drukke stad. Ook tijdens de avond.

Blijkbaar valt er iets te vieren. In het midden van het centrum staan kramen opgesteld. En wordt vredige muziek gespeeld door een plaatselijke band. De troubadour zingt een verhaal. Hij heeft een publiek van tientallen mensen die boeiend naar hem luister. Kinderen spelen met elkaar en rennen van de ene naar de andere kraam. Ik kan me nog herinneren dat ik dit vroeger met Arlen deed. Ik voel een steek in mijn lichaam. Voor even stop ik met lopen. Langzaam draai ik me om. Ergens tussen de kramen hoor ik een bekende stem. Mijn lippen sprijden zich van elkaar af wanneer ik hem zie.

'Arlen' fluister ik zacht. Ik herken hem meteen. Ook al is hij inmiddels zoveel jaar ouder. Hij is bijna niets veranderd. Arlen is een jongeman geworden. Hij heeft nog steeds zijn blonde haren alleen zijn deze nu iets donkerder en wat langer. Zijn gezicht heeft meer vorm gekregen en hij is lang en slank. Aan zijn arm loopt een meisje.

'Wat is er aan de hand' hoor ik Sphofas vragen. Ik trek mijn blik weg van Arlen. En zoek in de omgeving naar Sphofas. Hij moet hier ergens zijn.

'Dat is je broertje? Degene die de massa moord heeft overleefd. De jongen die je bij je oma hebt gedumpt? Arlen is zijn naam, is het niet?' hij weet meer dan dat ik denk. Sphofas is een slimme demon.

Unfair 🔥 (Watty Winnaar)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu