15 November, 1867 Cilp, 1000km van Fedin vandaan.
Ik kijk naar de jonge vrouw die in de hoek van de stal ligt. Ze ligt te slapen tussen het hooi. Met mijn armen over elkaar sta ik in de deuropening van de stal. Het maanlicht valt door de kieren van de houten stal naar binnen, recht op haar verblindende verschijning.
Ik stalk mijn weg naar haar slapende lichaam toe. Ze licht zachtjes te snurken. Haar lippen staan een beetje open. En een bruine lok ligt op haar gezicht. Alsof ze mijn aanwezigheid aanvoelt, openen vanuit het niets haar ogen. Ze kijkt in eerste instantie een beetje afwezig om haar heen. Maar dan vallen haar ogen op mijn voeten, haar blik siddert als een slang langs mijn lichaam, richting mijn gezicht. Alle kleur uit haar gezicht verdwijnt wanneer ze mij ziet. Een ijzige gil verlaat haar mond. Ik duik naar voren en kap haar stem af door mijn hand op haar mond te drukken.
'Bespraar je de moeite. Niemand zal je kunnen horen. Ze zijn dood. Allemaal' antwoord ik kil.
Haar grote wijde ogen vallen langzaam dicht. Ze slikt even. Ik kijk haar afwachtend aan terwijl ik haar gedachten probeer te ontcijferen. Ze denkt aan gisteravond. Toen ik de kerk liet afbranden en alleen haar van haar lot redde.
Ik haal langzaam mijn hand van haar mond af en kijk haar afwachtend aan. Haar huid voelt koud aan, ondanks de warme deken die ik voor haar gevonden heb. Het zal niet lang duren voordat ze sterft door onderkoeling.
'Waarom?' piept haar schorre stem.
Ik kijk haar fronsend aan. 'Wat bedoel je?' vraag ik.
'Waarom heb je mij gespaard?' vraagt ze snikkend.
Nee..niet de waterlopers. Ik rol met mijn ogen en kom omhoog zodat ik voor haar sta. Dat hoogte verschil geeft me toch een bepaalde macht. Het bewijst dat ik sterker ben dan haar. En dat ik haar in een beweging kan omleggen. Maar waarom deed ik dat dan niet? Ik laat een hand door mijn haren glijden.
'Geen idee' antwoord ik kort.
Ik heb echt geen idee. En ik snap ook niet dat ze nog steeds in leven is. Ik had haar gewoon moeten laten verbranden, net als alle anderen. Waarom heb ik voor haar een uitzondering gemaakt?
Ik voel haar hand aan de stof van mijn broek trekken. Mijn blik zakt op haar neer. Haar grote blauwe ogen staren recht door mijn ziel. Ik kan de tranen over haar wangen zien rollen, en ik voel haar handen rond de stof van mijn broek beven.
'Dood me.. Alsjeblieft' fluistert ze.
Ik kijk haar niet begrijpend aan. Waarom zegt ze dat. Ik heb haar miezerige leven gered. Waarom zou ze dood willen. Zij uit al die honderden mensen is gespaard gebleven! Waarom is ze zo ondankbaar!
Mijn handen klemmen zich tot vuisten. Ik shop haar van mij af waardoor ze terug in het hooi valt. 'Ondankbare teef' sis ik haar toe. Ik voel mijn handen jeuken, maar iets houd mij tegen. Ik kan haar geen pijn doen. Waarom niet verdomme! Je moet van die emoties af Luca.
Ik sluit mijn ogen wanneer ik zijn stem weer in mijn hoofd hoor. Die ben ik allang verloren. Een duistere lach kakelt door mijn hoofd heen. Leugens. Anders had je haar inmiddels allang gedood!
Mijn ogen dwalen af naar de jonge vrouw in het hooi. Ze kijkt mij fronsend aan, alsof ze probeert te ontcijferen waaraan ik denk. 'Ze is anders' antwoord ik hardop. Nee dat is ze niet.
De vrouw kruipt wat verder naar achteren in het hooi. Ze kijkt mij aan alsof ik gek ben. En ik geef haar geen ongelijk. Ik zit in mezelf te praten. Dat is vreemd. Maar ja, ik heb zwarte ogen en enorme vleugels.. Dus voor mij is niets meer vreemd.
JE LEEST
Unfair 🔥 (Watty Winnaar)
Ficción General"Wees niet bang, ik kan je hart hier horen kloppen" een scheve grijns klimt rond zijn lippen. "Wie ben jij?" is het eerste wat ik tegen hem zeg. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Hij heeft zich net aan mij voorgesteld. De zenuwen breken langz...