Hoofdstuk 3.

46 5 0
                                    

Hoofdstuk 3.

Ik voelde niets. Het asfalt onder me niet, de pijn niet die ik vast en zeker heb. Niks. Ik hoorde de stemmen gedempt, alsof ze mijlen ver weg waren. Het bonzen van mijn hart overstemde de geluiden op straat. Ik zag wazig hoe onbekende mensen over me heen bogen en dingen tegen me zeiden. Alles leek in slow motion te gaan. Ik voelde me verdooft.

Een moment zweefde ik, vederlicht en vredig in het donker. Het volgende moment trok de zwaartekracht zo heftig aan me dat ik met een ruk overeind wakker schrok. Verwart knipperde ik met mijn ogen. Alles was nog een beetje wazig en moeizaam wreef ik in mijn ogen. Een raar, maar bekend gevoel had me weggetrokken uit mijn slaap, maar ik kon niet plaatsen waar ik het eerder had gevoeld. Voorzichtig wreef ik de rest van de slaap uit mijn ogen. Gedempte stemmen drongen diep tot me binnen.
Zachtjes kreunde ik toen ik mijn hoofd hief om te kijken waar ik was en in een seconde tijd schoten vier handen me hulp toe.
'Waar ben ik?' mompelde ik verward.
Twee bekende blauwe ogen lachte me toe, mijn vader. 'Je bent ik het ziekenhuis, schat.' Mijn hersens maakte overuren. Wat was er gebeurd? Ik kon me niet herinneren dat ik een ongeluk had gehad.
'Guin? Lieverd? Hoe voel je je?' mijn bezorgde moeder stond over me heen gebogen en aaide moederlijk en angstig mijn voorhoofd. Ik glimlachte warm naar haar en knikte voorzichtig, mijn nek voelde wat stijf aan.
'Het gaat wel, een beetje stijf, maar voor de rest gaat het wel.'
'We waren zo bezorgd om je schat, wat is er toch met je gebeurd?' mijn vader pakte mijn hand met zijn grote zorgzame handen vast en kneep zachtjes.
'Ik zal even een dokter halen,' zei mijn vader terwijl hij mijn hand losliet en de kamer verliet. De deur viel met een zachte klik dicht ten teken dat mijn vader de kamer uit was. Mijn moeder ging naast me op bed zitten. Haar blik stond verward en angstig.
'Wat is er gebeurd lieverd?' ze pakte mijn hand vast en streek er met haar duim overheen. Mijn hersens voelde nog een beetje wazig aan en ik fronste. Ik probeerde de gebeurtenissen terug te halen en ineens schoot de aanblik van de koets met de aparte koning erin me te binnen. Nu stroomde alle herinneringen aan de aparte gebeurtenissen van de afgelopen dagen me weer te binnen en het voelde alsof ik gek werd. Ik had hele gesprekken met mensen gevoerd en kon me letterlijk de gehele weg in de droom of hallucinatie nog herinneren. Dat was niet normaal voor een droom. Het voelde zo echt aan, maar het kón niet echt zijn. Ik moest iets van flauwgevallen zijn of iets... Ik wist niet wat ik mijn moeder moest vertellen.
'Eerlijk gezegd heb ik geen idee mam... ik denk dat ik ben flauwgevallen. Ik kan me niets meer herinneren...' een leugen... maar ik wilde niet dat ze zich nog meer zorgen om me zou maken. Bovendien zou het ziekenhuis me zo de inrichting ingooien en aangezien mijn leven me iets te lief was wilde ik dat alles boven alles voorkomen.
Mijn moeder bestudeerde me bezorgt. 'Is er echt niets meer wat je je kan herinneren? Iets van duizeligheid of vlekjes voor je ogen? Of iets in de omgeving van waar je was dat niet klopte?' fronsend dacht ik na, qua omgeving kon ik me niets aparts herinneren en vlekjes of iets dergelijks ook niet, dus schudde ik mijn hoofd.
'Guinever Wakefield,' een man met een lange witte doktersjas aan en een klembord in zijn handen kwam de kamer binnen lopen gevolgd door mijn vader.
'Ik ben dokter Moore,' de dokter keek me vanachter een zwart montuur bestuderend aan. 'Dat moet een behoorlijke klap geweest zijn, kan je je nog iets herinneren van wat er gebeurd is?' ondanks een tocht in een koets met een vreemde koning en een reis door een apart portaal wat zeker weten een hallucinatie geweest moet zijn, nee is er niets gebeurd.
In plaats daarvan antwoordde ik: 'nee, ik kan me niet meer herinneren wat er gebeurd is. Het ene moment fietste ik naar huis en werd ik hier wakker in een ziekenhuisbed.'
'Hmm,' nadenkend knikte de dokter, terwijl hij aantekeningen op zijn klembord maakten, 'we gaan wat testen bij je uitvoeren om je toestand te meten.' Mijn ogen werden groot aan het idee van lange naalden en pijnlijke dingen. De dokter zag het en stelde me gerust.
'De testen stellen niet zoveel voor, het is een standaardprocedure.' Ik knikte dat ik het begreep, maar toch liep er een rilling over mijn rug.
Voor het eerst dat een dokter gelijk had wanneer hij zei dat het niet veel voorstelden en ik me geen zorgen hoefde te maken. Dokter Moore scheen met een fel lampje in mijn ogen controleerde de monitor en deed nog wat andere testjes.
'Voor zover ik kan zien, ziet alles er goed uit. Er is me niets vreemds opgevallen.'
Dat klonk goed, wanneer je wilde dat alles goed was. Nu was er iets mis met me, maar volgens de dokter was ik volledig gezond. Wat was er toch met me aan de hand?
Dokter Moore nam mijn ouders mee naar het raam in afzondering van de patiënt "Guinever Wakefield" en begon met praten. Op het gedempte geluid van hun stemmen dreven mijn gedachtes af naar de vreemde gebeurtenissen van de afgelopen dagen en ik hield het halt toe door uitgebreid de kamer te bestuderen. Mijn brein had afleiding nodig en ik had afleiding nodig van mijn brein.
De kamer was ongeveer vijf bij vijf meter en de muren waren grijsblauw. Ik lag in een typisch ziekenhuisbed en vond snel het apparaatje om mijn bed omhoog en omlaag de bedienen. Naast me zag ik allemaal apparatuur, dat mijn pols en bloeddruk mat. In de linker muur achterin, was de deur die leidde naar de gang. De badkamer zat achter de muur waar het bed tegen aan stond. De hele rechter muur bestond uit plafondhoge ramen met jaloezieën ervoor. In de muur naast mijn bed zat een raam met jaloezieën ervoor dat uitkeek op de gang.
Ik hoopte vurig dat ik snel ontslagen zou worden uit het ziekenhuis, het was hier nogal depressief.
Een apart maar bekend gevoel bekroop me en ik tuurde intensiever door het raam naar buiten de gang op waar ik stuitte op iets donkers. Een zwarte schim tussen de jaloezieën door in het raam trok mijn aandacht. Langzaam kneep ik mijn ogen tot spleetjes en ging wat rechter op zitten om beter te zien wie of wat het was. Wie stond er op de gang vanachter het raam naar me te kijken? Ik boog me nog verder naar voren. Op de een of andere manier kreeg ik er geen naar gevoel over of voelde ik me niet bekeken, nee het had juist iets prettigs. En precies op dat moment boog hij zich dichter naar het raam en viel er een donkerblonde lok voor twee knalblauwe ogen. Zodra zijn ogen de mijne vonden schoten de zijne wagenwijd open en trok er een magnetische kracht tussen onze blikken. De jonge knipperde verwart met zijn ogen, trok zijn donkere capuchon dieper over zijn hoofd en nam hij de benen. Mijn hart sloeg een slag over, ik kon het niet geloven.
Het besef kwam als een donderslag binnen, het was hem... hém, de jonge op het marktplein. Het was echt geweest, geen hallucinaties of een droom, nee ik én hij waren daar echt geweest. Ik werd gek, maar toch ook weer niet. Ik werd niet écht gek, want het waren geen waanbeelden geweest. Adrenaline schoot door mijn aderen heen en mijn hart raasde als een bezetene. Er moest een verklaring zijn voor wat er met me was gebeurd en ik wilde dolgraag weten wat het was.
Zo snel ik kon wurmde ik mezelf uit de lakens van het bed waarin ik had gelegen en plantte mijn blote voeten op de koude grond, zonder acht te nemen van de verschrikte kreetjes van mijn moeder en het gestommel van de dokter en mijn vader.
Ik wilde de jonge achterna rennen, maar een pijnscheut in mijn arm hield me tegen. Een naald in mijn elleboogholte veroorzaakte de pijnscheut, een naald dat aan een slangetje leidde naar een zakje gevuld met een onbekende substantie; een infuus. Zonder een blink trok ik de naald uit mijn arm en liet het met een zachte plof achter op de grond. Al voordat het de grond raakte was ik de kamer uitgestormd, mijn ziekenhuis japon fladderend om me heen, achter de mysterieuze jonge aan die iets met me deed wat niemand anders ooit had gedaan, naar degene met antwoorden voor me. Zo snel ik kon stoof ik hem achterna, de rand van een zwarte hoodie verdween zojuist om de hoek en ik zette mijn koers in. Met elke pas die ik zetten liet ik een zacht gebonsd achter op de vieze vloer. De weg voerde me langs een witten moderne balie met een jonge vrouw van gemiddelde leeftijd aan de telefoon, langs wachtende mensen op stoeltjes tegen de witten muren voor de spreekkamers.
Mijn nekharen schoten omhoog bij de typische geur van het ziekenhuis dat in mijn neus drong. Naar ziektes en desinfecteermiddel.
Het besef van waar ik was deed me er alleen maar meer aan herinneren aan het feit dat ik niet wist wat er met me aan de hand was. Een vaag gesprek met een rare koning in een overdressed koets, een modderig marktplein, een vage sekte groep waaronder deze jongen zich bevond...
Nee, dit mocht me niet afleidden. Vlug stopte ik de gedachten in een tijdelijke kluis die ik diep weg stopten. In mijn ziekenhuisjapon wapperend om mij heen op blote voeten navigeerde ik me tussen de mensenmassa's de gang door.
Daar! Aan het einde van de gang liep iemand heel nonchalant in een zwarte hoodie met donkerblond haar alsof hij niet wilde opvallen tussen de rest van de mensen richting de uitgang. Ik zette het op een lopen en beval mezelf om sneller, harder te gaan. Een groep mensen versperde me de weg en wanhopig duwde ik er een aantal opzij en wurmde me erlangs. Het leverde me een paar "hé" en "kijk uit jij" op, maar het deerde me niet. Voor eens in mijn leven was ik blij dat ik zo lang was, het kwam nu goed van pas tussen de mensenmassa. Maar voordat ik hem bereikt had zag ik hoe hij weggeglipt, uit mijn bereik, voor eens en voor altijd. Hij stoof de draaideur door naar buiten toe waar hij nog een blik achterom wierp. Een blik, een gezicht, die ik voor altijd zou koesteren.
Met mijn armen slap langs mijn lichaam keek ik toe hoe hij steeds verder verwijderd raakte van mijn bereik. Mensen stoven langs me heen, duwde me opzij, maar het deerde me niet. Onaangeroerd bleef ik staan toekijken totdat twee ruwe armen me stevig beetpakte. In een reflex stootte ik mijn arm naar achter wat resulteerde in een gepijnigde "au" van een maar al te bekende stem.
Geschrokken draaide ik me om, 'pap?' hij kromp licht ineen, ik wist dat hij zich groot hield. Ik had hem goed geraakt in zijn maag en een schuldgevoel bekroop me. Vanachter mijn vader dook mijn moeder op.
Schuldig plakte ik een klein lachje op mijn lippen, 'mam?' en ook achter haar dook dokter Moore op.
'Guinever, waarom vluchtte je uit je kamer? Het is belangrijk dat je voorlopig rust houdt en zulke acties niet meer onderneemt.' Dokter Moore keek me streng aan en perste zijn lippen op elkaar. Een spiertje trilde bij zijn ogen en gaf aan hoe geïrriteerd hij was door deze "ontsnapping poging". Voordat ik over de gevolgen had kunnen nadenken was ik al weggeweest en nu kwam het als een klap binnen. Niet het slimste wat ik had gedaan. Maar ik wilde antwoorden, en híj had me die kunnen geven en nu was de enige met antwoorden er vandoor.
Schuldig liet ik mijn schouders hangen, draaide me weg van de draaideur en knikte alleen maar.
'Guin! Oh mijn god Guin. Wat is er gebeurd?' Bij het geluid van hun stemmen keek ik op. Twee meiden stoven net naar binnen op ons af, Sharon en Ester.
Ik staarde in de verte, opzoek naar een zwarte hoodie. 'Jullie zijn toevallig niet een jonge met een zwarte hoodie tegen gekomen, of wel?' Ester en Sharon keken me beide bevreemd aan. Nee, dat was een duidelijke nee.

Vijf minuten later lag ik weer in bed met het infuus in geplugd in mijn beurse arm en staarde Sharon en Ester me eng sensatie belust aan. Waren dit echt mijn vrienden?
Mijn ouders stonden met dokter Moore op de gang ten overleggen.
'Vertel Guin, wat is er gebeurt?' Ester keek een beetje angstig en haar ogenschoten nog verder open toen ze zich iets bedacht, 'heeft iemand je aangevallen? Beroofd? Nee toch?'
Geruststellend lachte ik haar toe, 'hé rustig aan, nee er is niets in die trant gebeurd,' of toch eigenlijk wel, maar niet in het bos hier op deze plek, 'ik denk dat ik flauw ben gevallen. Ik weet niet zo goed wat er is gebeurd...' een leugen... maar totdat ikzelf wist wat het was hield ik het voor mezelf.
'Wat is er toch met je aan de hand de laatste tijd, Guin? Je gedraagt je vreemd op school en nu lig je in het ziekenhuis omdat je flauw bent gevallen op de fiets en vervolgens vraagt of wij een persoon in een zwarte hoodie uit het ziekenhuiszagen lopen? Heb je last van hallucinaties, of ben je ziek?' Mijn spieren verkrampte bij het woord "hallucinaties", maar ondertussen wist ik dat er meer achter zat dan alleen dat. Maar misschien was hij ook wel een hallucinatie geweest... Ester en Sharon hadden ook niemand in een zwarte hoodie gezien...
'Nee hoor, ik voel me prima.' Ik schokschouderde. Weer een leugen. Ik was helemaal niet oké. Sharon en Ester trokken in een beweging tegelijk een wenkbrauw op en bleven me strak aanstaren.
'En nu de waarheid,' zei Sharon dwingend toen ik nog steeds niets zei.
Ik deed ontzettend mijn best om zo onschuldig mogelijk te kijken.
'Dít is de waarheid!' voor het effect voegde ik er zelfs nog een pruillipje aan toe, 'echt waar.'
Op het juiste moment besloten de dokter en mijn ouders mijn kamer binnen te lopen.
'Guinever, we laten je nog een nacht hier. Morgen is er pas ruimte om een scan te maken. Je hebt een flinke klap gemaakt en we willen zeker weten of alles in orde is.'
Ester en Sharon keken me ernstig aan en ik knikte alleen maar. Ik was wel benieuwd of er iets uit de scan zou komen.
Die nacht droomde ik van blauwe ogen en donkerblond haar met een perfect gezicht.





Dimensionauts Deel 1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu