Hoofdstuk 6

69 4 2
                                    

Hoofdstuk 6.


Sloom en tijdrekkend fietste ik over het bospad. Over ongeveer een halve kilometer moest ik linksaf slaan en de weg volgen en weer ergens rechtsaf slaan. Ergens diep van binnen stond ik te popelen om haar en misschien ook wel hem te ontmoeten, maar ik was ook bang. Bang voor afwijzing en bang voor de waarheid. Bang voor wat er met me aan de hand kon zijn, bang dat ik echt gek was... en bang wat dit alles voor mijn toekomst zou betekenen. Maar daar wilde ik nu niet aan denken. Als ik aan alle angsten zou denken zou ik mijn hele leven lang bang blijven en nooit wat ondernemen, dus sprak ik mezelf moed toe en fietste hardnekkig door.
Het was lastiger te vinden dan ik had verwacht, maar toen een bordje met het adres erop voor me opdoemde, wist ik dat ik goed zat, ik hoefde hier alleen nog naar rechts en aan het einde van het pad was het. Er rees een roestige ijzeren poort van minstens vier meter hoog voor me op, overwoekert door de planten. Ik zette mijn fiets tegen een dikke boom op slot en rammelde aan het verroeste hoge gietijzeren met klimop begroeide hek. Het gaf niet mee, het bleef koppig dichtzitten. Ik keek nog eens op het blaadje met het adres. Ja, dit was toch echt het juiste adres.
'Hoe moet ik hierbinnen komen?' vroeg ik me hard op af. Ik volgde de rode bakstenenmuur waar het hek tussenin zat met mijn ogen, maar het was om het hele gebouw heen gebouwd en dit was de enige doorgang. En er was geen deurbel of buzzer... Misschien kon ik erover heen klimmen, maar dan zou ik voor de spikes op de poort moeten oppassen. Ik waagde toch een poging. Voorzichtig zocht ik met mijn voet een geschikte tak om op te staan en greep het hek hogerop vast en hees me aan mijn armen omhoog. Mijn andere voet zocht een weg tussen de bladeren en het dichtbegroeide klimop naar een geschikte tak. Voorzichtig stuntelend klom ik omhoog, splinters mijdend. Voet voor voet hees ik mezelf naar de top, tot mijn enkel vast bleef zitten. Ik gaf er een ruk aan, maar het bleef de takken bleven hardnekkig vasthouden. Nog een ruk aan de planten zorgden voor averechts resultaat. Waar eerst mijn enkel alleen de klos was groeide de plant om mijn been heen omhoog. Wacht. Klimop dat bewoog? Een blik omlaag vertelde me dat ik niet gek werd. Er draaide klimop op een magische wijze om mijn enkels, het greep ze stevig vast en wikkelden zich strak als boeien om mijn enkels. Mijn eerste reactie was dat ik weer eens een beroerte kreeg, maar de tweede reactie reageerde toch echt op mijn geboeide enkels. Paniek stak de kop op en ik deed er alles aan om niet te hyperventileren. Wroetend en trekken probeerde ik mijn enkels uit hun boeien te bevrijden. Het enige wat er gebeurde was dat de takken zich nog strakker om mijn enkels trokken. Het klimop kroop ritselend omhoog langs mijn benen naar mijn middel waar het zich omheen sloeg en me ook daar vast boeiden. Het zou vast niet lang meer duren voordat ik geheel deel van de poort zou uitmaken en hier voor eeuwig vast zat. En om het nog erger te maken kwam de poort piepend en krakend in beweging. Ik had het gevoel dat het uit zijn scharnieren zou vallen en me mee zou sleuren naar de grond. Maar in plaats van te vallen met de poort viel ik achterover door de poort heen, die zich langzaam opende. Zonder pardoes viel ik twee meter naar beneden vol op mijn buik op een grindpad. Autch, dat zou zo zijn sporen achterlaten. Moeizaam krabbelde ik overeind en wierp een blik over mijn schouder naar de poort. Onschuldig als hij leek, was het gesloten zonder enig teken van kruipend klimop. Of dit nou echt was gebeurd? Ik werd echt gek... De motivatie om zo snel mogelijk antwoorden te halen, haalde ik uit mijn steeds weerzinwekkender wordende situatie. Met hernieuwde volle moed draaide ik me om en snelde richting... Adem stokte in mijn keel, ik keek mijn ogen uit. Een honderd meter lange oprijlaan, een siertuin waar het kasteel van Sisi jaloers op zou zijn met aan het eind en zeer bescheiden – kuch – stulpje. Een enorm zandkleurig gebouw dat statig in zijn omgeving omhoog rees, minstens zo groot als het Château Chambord riep me aanlokkelijk toe.
'Maar hoe...' mijn vraag werd door de wind meegenomen en mijn benen kwamen in beweging, ik werd als in een soort trans naar de reusachtige deur van het kasteel geleid. Ik snelde door de prachtige siertuin, langs de rotonde, het bordes op naar de houten deur die zeker vijfmeter hoog was en rijkversierd was met zeer gedetailleerd houtsnijwerk. Hoofdschuddend hingen mijn armen bungelend naast me. Dit werd echt te gek voor worden. Was achter deze deuren serieus een normaal bedrijf gevestigd? De hele sfeer was hier zo anders... Heel apart. Voorzichtig hief ik een hand op en klopte met een van de reusachtige deurkloppers aan. Rechts was een wolven kop verwerkt in de deurklopper en links de kop van een edelhert. Mooi gedetailleerd, dat wel. Er deed een vrij kleine, grijze, half kale man met een Harry Potter bril op open.
'Heb je een afspraak?' vroeg de man nors. Afspraak? Zenuwachtig hupte ik van het ene been op het andere.
'Nee, maar ik heb een briefje met dit adres erop gekregen en er werd me vertelt dat ik hier heen moest,' legde ik uit. Dit ging je niet menen, dan was ik zo dichtbij bij mijn biologische moeder, bij antwoorden en dan kon ik niet eens naar binnen?
'Zonder afspraak kom je niet binnen, maak eerst maar een afspraak en kom daarna maar terug,' hij maakte aanstalten om de deur recht voor me neus dicht te gooien. Dat liet ik niet gebeuren.
'Wacht!' zei ik in nog een wanhopige poging om binnen te komen en ik hield de deur tegen. De man zuchtte geërgerd.
'Zonder afspraak kon je niet binnen.' Hij wilde de deur dicht doen, maar die werd tegen gehouden door een voet. Een puntige vrouwenschoen.
'Eline,' de man sprak haar bestraffend toe, 'regels zijn regels.' Eline, de vrouw die verstopt achter de deur stond leek duidelijk lak te hebben aan de regels. Een hoge vrouwenstem was het duidelijk niet met hem eens.
'Oh Aldric, regels zijn er om gebroken te worden.' Ik zag al voor me hoe de vrouw tegen over de man stond voor haar haar armen gevouwen, opgetrokken wenkbrauwen en een strenge blik. Ze wilde de deur open doen, maar de man, Aldric, hield haar tegen.
'Eline, hiermee haal je problemen op je schouders.' De man fluisterden, maar praatte hard genoeg om het te kunnen verstaan. Een korte stilte.
'Weet ik Aldric Grey, maar dat maakt me niet uit.' Een duidelijke beslissing. Een beslissing waar ik opgelucht over was. Ze trok de deur wijder open en onthulde daarmee een slanke vrouw van rond de veertig, een rank gezicht omlijst door bruin schouder lang haar en groene ogen. Ik dacht dat ik een verbaasd en geschrokken blik zag, maar dat was zo snel weg dat ik het me vast had verbeeld. Een brede glimlach ontstond op haar gezicht en onthulde daarmee een mooie rij witte tanden.
'Hallo, ik ben Eline Livingstone. Wat is er allemaal aan de hand?' Onzeker frummelde ik aan het papiertje in mijn zak.
'Hai, ik ben Guinever Wakefield, ik ben hier omdat ik dit briefje kreeg van mijn moeder. Dit zou naar mijn echte moeder moeten leiden.' Ik stak haar het briefje toe en ze pakte het aan.
Ze bekeek het kort, haar gezicht sereen en antwoordde toen: 'Ik zal je naar Keeth brengen hij kan je misschien helpen,' ze gaf me het briefje terug en gebaarde naar Aldric: zie je nou wel?
'Kom maar binnen,' ze deed de deur voor me open en ik liep onzeker naar binnen. Wat ik kon verwachten wist ik niet zo goed. Dit gebouw was te immens voor een normaal bedrijf. Wat hier gevestigd zat was mij een raadsel, maar nieuwsgierig was ik wel. Het eerste wat ik opmerkten waren de torenhoge marmeren zuilen die voor ons oprezen vanaf de donker marmeren vloer tot aan het rijkversierde plafond. Kunstenaars hadden zich daar jarenlang op kunnen uitleven. Gedetailleerde afbeeldingen van engelen, mensen, paarden en andere dieren in een zomerse hemel. Bijna had ik de neiging om op mijn rug op de grond te gaan liggen en uren naar de kunstwerken op het plafond te staren. Waarschijnlijk zou ik er dagen, misschien weken over doen om alles volledig te kunnen zien. Net als om elk detail van de reusachtige kristallen kroonluchter aan het plafond te kunnen bewonderen. De duizenden kleine kristallen reflecteerden de late middagzon die door de ramen naast de deur waar ik zojuist naar binnen was gekomen doorheen sijpelden en de hal in een gouden gloed deed oplichten. Bewondering was van mijn gezicht af te lezen. Een zacht gegrinnik vulde mijn oren en een korte blik op Eline vertelde me dat ze mijn bewondering voor de hal wel kon waarderen. Aldric naast haar bromde iets onverstaanbaars en leek nergens blij mee. Er was nog meer te bewonderen in de hal. Recht in mijn blikveld bevond zich een enorme marmeren trap dat gesplitst langs de muren omhoog liep waar het boven samen kwam in een balustrade. Rechts naast de deur stond een bank waar de man waarschijnlijk groot en deels zijn dag door bracht. Rechts en links van ons waren hoge deuren geplaatst die je dieper dit enorme kasteel in zouden leidden.
Eline schraapte haar keel. 'Kom je?' Met moeite rukte ik mijn blik los en knikte. Ze leidde me naar de rechter hoge deur, door eindeloos lange gangen met muren waar de onderste helft van donker houten lambrisering waren, over een echt parketten vloer met een zachte rode loper in het midden die onze voetstappen dempten op de vloer. Het gebouw, de gangen roken allen naar antiek hout. Iets muffige vermengd met de geur van hout en kaarsen. Steeds meer begon ik te twijfelen over deze groep mensen hier... kort richtte ze een blik op mij en ik glimlachte kort, ze mocht mijn zenuwen niet opmerken. Niet voordat ik zeker wist dat ik ooit het daglicht nog eens terug zou zien. Ze leidde me dieper de gangen in, langs velen deuren die ieder op zich een hele wereld verborgen hielden en her en der kwamen we een paar mensen tegen, maar niet veel. Voor ons doemde twee hoge deuren op. Ze waren anders dan de rest, rijker versierd alsof de ruimte erachter belangrijker was dan alle andere ruimtes waar we zojuist langs waren gelopen. Eline legde haar hand op de sierlijke gouden deurkruk.
'Er is als het goed is nog een vergadering bezig, als jij even hier blijft wacht dan ga ik het wel even regelen.' Vergadering. Dat klonk al meer als een echt bedrijf... De brok die zich had opgebouwd in mijn keel slikte ik moeizaam door.
'Maar natuurlijk.' De zware deur opende ze met verrassend minder kracht dan ik had verwacht en glipte tussen de smalle kier door. Het duurde niet lang of ze kwam alweer terug. Met een zachte klik opende de deur en ze stak haar hoofd naar buiten.
'Kom maar mee.' Ze opende de deur wijder voor me en ik volgde haar gehoorzaam naar binnen. Het parket ging over in een witte marmeren vloer die ons omlaag leidde via een trap naar de lange, grote ruimte voor ons. Het was er koud en vochtig, door de immense ruimte ervan was het waarschijnlijk lastig te verwarmen. We keken uit op een grote zaal met in het midden een lange, donkere vergadertafel. De achterste wand bestond meer en deels uit wandhoge boogramen. Rechts en links waren de muren bedekt met boekenkasten zo hoog als de muren zelf. Er waren speciaal ladders voor de boekenkasten geplaatst, zodat de bovenste boeken ook bereikbaar waren. Voor de ramen stond een antiek bureau van massief hout. Naast het bureau stond een wereldbol, die zeker al een aantal decennia oud was. Gestommel ontstond door de opstaande mensen van de lange tafel waar ze aan hadden gezeten voor de vergadering. Zeker twintig man raapten hun spullen bij elkaar en schoven hun stoelen zachtjes aan. Het eerste wat me opviel en verbaasde was de kleding die ieder aanhad. Geen deftige kokerrokjes voor de vrouwen en geen nette pakken voor de mannen. Nee, iedereen had vrijetijdskleding aan. Wat voor bedrijf was dit die dit goedkeurden? Fronsend liet ik mijn blik langs de tafel glijden. De man aan het hoofd van de tafel bleef zitten, ik nam aan dat dat Keeth moest zijn.
'Kom verder,' zei de man door de chaos van opstaande mensen heen. Een zwarte lok haar verschoof voor zijn felblauw ogen en hulde die nu in de schaduw. De man had een strak en scherp gezicht, knap dat wel en ik schatte dat hij rond de vijfenveertig was. Niet doordat hij al mega grijs was, maar door de gezaghebbende uitstraling die hij had. Eline schreed de marmeren trap af met haar hoge hakken tikkend op elke traptrede, naar de man toe en ik volgde haar voorbeeld. Zigzaggend door een paar mannen en vrouwen die door de deuropening naar de gang liepen. Elke stap die ik zette liet een echo achter in de zaal en weerkaatste de grootheid ervan. Met onzekere tred nam ik plaats naast Eline. Nu ik naast Eline stilstond vlak voor Keeth was hij nog indrukwekkender. De uitstraling die hij had blies me haast omver. Bijna had ik de neiging om op mijn knieën in een diepe buiging te vallen. Zijn blik vond die van Eline en verharde iets toen ze begon met praten.
'Dit is het meisje waar net over heb gesproken,' begon Eline en ze wierp haar blik op mij terwijl ze een elegante handbeweging maakte naar Keeth, 'Guinever, dit is Keeth Howard, hij is hier de mentor in het kasteel.'
Als begroeting glimlachte ik. Ik wist niet zo goed wat ik moest zeggen.
De man glimlachte breed terug, nergens het spoortje hardheid van net bekennen en zei: 'Keeth is hoe ze me hier noemen. Ik ben niet zo heel erg van de formaliteit.' De gespannenheid was van me af te lezen en dat zag hij. Daardoor voegde hij er nog een knipoog aan toe.
Een onzeker lachje verscheen op mijn lippen en ik knikte, 'zoals u wilt.' Zijn grijns werd zo nodig nog breder.
'Daarbij mag je ook "je" zeggen, anders voel ik me zo oud.' Alle spanning van net liet ik varen, hij mocht dan wel indrukwekkend overkomen, maar hij leek me juist een heel relaxt persoon die het beste met iemand voor had. Een grijns verscheen dan ook op mijn lippen, dat van het oud voelen had ik vaker gehoord. Keeth verschoof in zijn stoel, legde zijn handen voor zich op de hardhouten tafel en richtte zijn aandacht op mij, bestudeerde me van top tot teen. Keeth had Eline laten weten dat ze niet meer nodig was in de zaal en met tikkende hakken verliet ze elegant heupwiegend in haar zwarte broek de zaal. Een doffe bons weergalmden door de zaal en liet mij alleen achter met Keeth, een indrukwekkende gestalten waarvan ik geen idee had wie hij was en wat zijn bedrijf hier deed. De stilte duurde voort en ik had geen idee wat ik moest zeggen. Keeth bestudeerde me bedenkelijk en zijn felblauwe ogen leken door me heen te boren. Een onbehagelijk gevoel bekroop me en ik wilde het liefst gewoon wegrennen en nooit meer terugkomen. Dit liep de verkeerde kant op, ik kwam hier voor antwoorden, niet zo miepen Guinever en verman jezelf. Subtiel rechtte ik mijn schouders en stak ik mijn kin voorruit. Ik wilde niet als een onzeker bang haasje overkomen bij iemand zoals Keeth.
Zijn zware en heldere stem weergalmden door de uitgestorven zaal. 'Neem plaats, je staat daar zo verloren.' Gehoorzaam nam ik plaats aan de stoel het dichts bij hem.
Hij boog zich iets naar voren en fronsten.
'Je bent opzoek naar je moeder heb ik begrepen.' Ik knikte.
'En je hebt ons adres van iemand gekregen?' weer knikte ik en ik verschoof op mijn stoel. Het klonk gek als hij het zo zei.
'Ja,' ik klonk schor en ik schraapte mijn keel, 'mijn adoptieouders gaven het me, ze zeiden dat het in mijn dekentje zat verstopt waar ik ingewikkeld zat toen ze me adopteerde.'
Hij steunde met zijn kin op zijn duim en wijsvinger en keek bedenkelijk.
'Mag ik dat briefje eens zien?'
'Ja, natuurlijk,' ik voelde in mijn broekzak en vond het briefje, 'hier is het,' het briefje schoof ik over de tafel naar hem toe en hij vouwde het open.
'Dit is inderdaad ons adres, maar ik heb geen idee wie dit geschreven kan hebben.' Hij knipperde een keer en staarde naar de tekst.
'Iemand met een 'M'. Dat kunnen er veel zijn. Ik kan me alleen niet herinneren dat er iemand hier een kind ter adoptie heeft gesteld. Ik kan wel in de dossiers kijken, maar dat zal even duren,' zei hij met een diepe frons op zijn voorhoofd. Of hij was zeer betrokken bij zijn werknemers en waren ze al die jaren niet uit geweest op een nieuwe baan, of hij hield ze hier echt opgesloten. Maar die gruwelijke gedachten zetten ik van me af en ik dwong mezelf een liefelijke glimlach op mijn gezicht te toveren.
'Als je dat zou willen doen zou dat heel fijn zijn.' Nu ik hier was kon ik maar beter snel een antwoord krijgen op wie mijn moeder was. Een raar bedrijf of niet, als ze me konden helpen was ik blij.
'Natuurlijk,' hij wilde net opstaan toen de deur open vloog en er iemand in de deuropening verscheen. Een bekende elektrische connectie die ik nu meerdere keren had gevoeld elke keer wanneer híj bij me in de buurt was schoot door me heen. Ik hoefde niet op of om te kijken om de persoon in de deuropening te identificeren. Het was hem en daarmee wekte hij gemengde gevoelens bij me op. Of ik leefde ook nu weer in een rare hallucinatie of ik moest accepteren dat er echt iets aan de hand was wat ik momenteel nog niet kon verklaren.
Keeth keek op en in zijn ogen begon nieuwsgierigheid te twinkelen. Ondanks de poging die ik deed om stug voor me uit te staren naar de zeer interessante boeken in de boekenkast lukte het me niet om vol te houden. Zijn aanwezigheid trok te veel aan me, lonk naar me en daagde me uit om naar hem op te kijken. Donkerblond haar boven een beeldschoon gezicht. Blauwe ogen vol gemengde emoties. Een gespannen atletisch gespierd lichaam klaar voor actie. Sierlijk bewoog hij zich de trap af en zei zonder op te kijken: 'Sorry dat ik zo kom binnen vallen, maar de zoektocht liep een beetje uit...' Hij liet de rest van zijn zin in de lucht hangen toen hij op keek en zijn blik de mijne vond. Weer werd mijn blik aan die van hem vastgezogen en staarde ik hem gapend aan. Geluiden verdwenen op de achtergrond, de wereld draaide langzamer om ons heen en mijn wereld werd in zomers blauw gehuld. De lading werd alleen maar hoger en hoger. Ik kon niets anders dan blijven staren in die twee zulk mooie blauwe poelen van ogen. De mysterieuze jongen stond nu een paar meter van me verwijderd, de jongen die ik getekend had zonder dat ik precies wist hoe hij eruit had gezien tot nu, tot op dit moment. Even dacht ik een glimp van herkenning in zijn ogen te zien, maar dat was zo snel weg dat ik het me waarschijnlijk had ingebeeld. En daarbij brak er ook iets in mijn binnenste. Ik wende zo snel mogelijk beschaamd mijn blik af en bestudeerde de witmarmeren tegels. Elk kronkelend lijntje dat als aders over de tegels heen liep.
'Ah, Jason,' Keeth schoof zijn stoel naar achteren en stond op, 'hopelijk komt je vertraging samen met goed nieuws? Weten we al wie het meisje is?' Hij was achter het bureau gaan zitten en zocht iets in één van de lades. Kort keek hij op naar Jason die midden in de zaal was blijven staan en nu onbewogen naar Keeth staarden.
'Ja...' kort maar krachtig. Een spier bij zijn kaak bewoog.
Welk meisje? Gespannen boog ik naar voren en volgde het gesprek net als een tenniswedstrijd.
Keeth stopte waarmee hij bezig was en keek verrukt op. Een opgeluchte brede glimlach verscheen op zijn gezicht.
'Is haar adres of naam ook bekend? Dan kan ik iemand haar direct laten ophalen.'
De neutrale uitdrukking op zijn gezicht was in contrast met zijn gespannen schouders. Zijn armen staken iets af van zijn bovenlichaam en gaven hem de indruk van een roofdier vlak voor het bespringen van zijn prooi.
'Dat zal niet nodig zijn,' kort gleed zijn koele blik naar mij en ik zorgde er goed voor dat mijn blik nog steeds naar de grond gericht was. Ik zou het mezelf niet nog eens aandoen om in zijn ogen te kijken. Ondanks dat zijn gestalten me afleidde vroeg ik me wel af over wie en wat ze het hadden. Was ik de persoon naar wie ze hadden gezocht? Wat had dat te betekenen?
3...2...1. Donderslag trof me en gierde door mijn aderen naar mijn ledematen toe. Ik had iets gezien wat ik niet had mogen zien, daarom zouden ze me nu opruimen. Ik zou inderdaad nooit meer het daglicht zien en deze muren zouden mijn nieuwe gevangenis vormen. Ik was nog te jong om zo te sterven... hoe langer ik erover nadacht hoe gestoorder het klonk. Nee dit kon niet. Dat zou het vast niet zijn. Ik werd gek. Dit was echt... Was ik gek? Nee, maar nu waarschijnlijk wel.
Keeth' wenkbrauwen trokken plooiend naar elkaar toe. 'Waarom niet?' Alle aandacht was op Jason gericht.
'Omdat ze hier al is.' Weer een simpel onduidelijk antwoord. Het kon iedereen zijn, ik hoefde het niet te zijn. Maar de blik die Jason nog steeds op mij had gevestigd zei iets heel anders. Hoe graag ik eerst had gewild dat hij me aan had gekeken, hoe graag ik nu wilde dat ik me kon omkeren en hem voor de rest van mijn leven de rug toe kon keren. Angst en nieuwsgierigheid streden om voorrang. Angst voor wat dit te betekenen had en nieuwsgierigheid voor wat dit te betekenen had.
Onbewogen als de hele tijd bleef Keeth geduldig en opgetogen achter het bureau zitten.
'Geweldig nieuws, goed werk Jason,' hij keek kort achter Jason naar de deur, 'is ze in de ontvangsthal, bij Aldric?' Aldric Grey, de vriendelijkste man die ik ooit een deur open had zien doen. Geweldige ontvangst, ja die zou ik echt aanbevelen als werknemer. Een zure smaak kwam omhoog aan de gedachten van de zure man.
'Nee,' het was duidelijk dat Jason van korte antwoordden hield en Keeth had echt enorme geduld. Ik had Jason allang door elkaar gehusseld om het antwoord op een hoog tempo uit hem te persen. Maar dat deed Keeth niet, nee hij was de kalmte zelve.
Geen zucht of steun, geen "schiet op en geef eindelijk antwoord".
'Waar kan ik haar dan vinden?' Nog steeds waren de zomers blauwe ogen op me gevestigd en het bloed had zijn weg gevonden naar mijn wangen waar het zich verzamelden in gloeiden blosjes. Blosjes die ik heel graag van mijn gezicht wilde vegen.
'Voor me,' hij knikte naar mij, als teken dat hij mij bedoelde. Het antwoord waar ik op had gewacht, de bevestiging in woorden. Binnen in mijn borstkas wist mijn hart weer hoe het moest kloppen en het versnelden in een hoog tempo. Mijn lijf begon te tintelen van de adrenaline en ik ademde beverig in. Dit gevoel wat hij me gaf kon onmogelijk een hallucinatie zijn. Zijn verschijning, deze hele verschijning hierbinnen met Keeth en Eline kon geen hallucinatie zijn. Mijn verstand probeerde een logische verklaring te vinden, maar vond er geen. Die markt was er nog steeds en de koning in zijn weelderige koets ook. Maar Jason was hier nu ook. Misschien hadden ze een logische verklaring voor me. Daarvoor was ik tenslotte ook hier heen gekomen. Als zij het me konden geven vond ik het ook goed.
Ik keek nu op, richting Keeth. Die Jason hoefde ik even niet aan te kijken, dat deed ik mezelf niet nog eens aan. Hoe snel je een pijnlijk hart kan krijgen is wonderbaarlijk. Maar goed ik herinnerde me er zelf aan dat ik hier was voor antwoorden, aangezien zij hier duidelijk iets met mijn rare situaties te maken hadden moest ik dat gebroken hart maar even laten wachten en later lijmen met een grote bak ijs en een warme kop thee terwijl ik en de tv beste vriendjes werden.
Keeth was even stil en wist niet zo goed wat hij moest zeggen. 'Je bedoelt Guinever?'
Een knikje van Jason. 'Als dat haar naam is, dan ja.'
Zijn ogen stonden net zo kil als eerst. Die blik, die connectie de we leken te hebben bij dat kasteel en net bij zijn binnenkomst viel ver te zoeken in zijn ogen. Voelde hij het dan helemaal niet? Ik wilde mijn hart ook laten bevriezen net zoals zijn ogen. Ik wilde dit niet voelen terwijl hij me zo kil aankeek.
Maar goed, dan hadden we nog het feit dat hij míj zocht... en ik eigenlijk voor mijn biologische moeder kwam, om antwoorden te krijgen op vragen zoals: "zijn er gekke in de familie met ernstige geestesziektes?" maar nu Jason levend en wel met een ander levend persoon in een kamer voor me stond, was het antwoord wat ik mezelf voor hield op de rare situaties geen hallucinaties meer.
Dus tijd voor antwoorden en een vraag van mij. 'Wacht even, ik snap niet waar dit over gaat... waarom zochten jullie mij?' Lieten we daar maar eerst mee beginnen. Keeth schudde zijn hoofd.
'Ik begrijp het ook niet meer, wil je nou zeggen dat Guinever het meisje is dat we zoeken?'
'Ja, dat is precies wat ik zeg,' zei Jason met dezelfde monotone toon waarmee hij al die tijd al sprak. Keeth en Jason keken me allebei aan en ik voelde weer hoe ik in een overrijpe aardbei veranderde.
'Guinever, ben jij inderdaad het meisje dat wij zoeken?' vroeg Keeth nog steeds verbaasd. Een ingewikkelde vraag waar geen echt antwoord op mogelijk was. Was ik haar? Was ik haar niet? Ik was in ieder geval wel de persoon die twee keer in het gezelschap verkeerde van een jongen die zichzelf Jason noemt. Ik draaide me op mijn stoel om naar Keeth.
'Dat ligt er een beetje aan wie jullie zoeken. Als je het meisje bedoelt die Jason zag bij een kasteel muur,' ik bedacht me nog iets en keek deze keer wel naar Jason, 'en iemand die hem zag gluren door míjn ziekhuisraam, dan ja,' floepte ik eruit voordat ik het wist, 'dan ben ik jullie vermiste persoon.' De harde realiteit dat het werkelijk waar geen droom of hallucinatie was sloeg me hard in het gezicht. Ergens wílde ik dat het een hallucinatie was, ergens diep binnen in mij schreeuwde een stemmetje om zo snel mogelijk weg te komen van deze plek en nooit meer om te kijken. Maar mijn benen bleven stug waar ze waren. Mijn benen namen waarschijnlijk de beste beslissing.
Keeth keek bedenkelijk van mij naar Jason en weer terug. Jason leek even van zijn stuk gebracht toen ik begon over het ziekenhuis en een klein overwinningsgevoel kon ik niet onderdrukken. Uit mijn gedachten gerukt door het geluid van een schuivende stoel keek ik op naar Keeth.
'Nou wat doen we hier dan nog? Hup allebei naar de Portus!' Hij maakte een handgebaar naar de deur. Een blink, twee blink. Waar had hij het over? Portus wie? Jason kwam in beweging, niet enthousiast, maar wat had ik dan verwacht en ik twijfelde nog even. Hoelang kende ik deze mensen precies? Juist ja, net een krap half uurtje. Wie weet was dit wel een sekte op zoek naar nieuwe leden en was ik nou even van plan om mijn leven niet te verpesten aan zoiets. Maar toch viel me dat hard voor te stellen. Bovendien wilde ik antwoorden op een hoop vragen die ik mezelf eigenlijk niet eens durfde te stellen. De afstand die steeds meer verbreedde tussen mij en Keeth en Jason spoorde me het laatste beetje aan. Diep zuchtend waagde ik me in het onbekende en rende achter ze aan. Achter me liet ik de zware deur dichtvallen en ik kwam ligt hijgend achter hun lopen. Nu Keeth en Jason voor me liepen waren hun gestaltes nog indrukwekkender. Keeth, breed en zeer gespierd, zeker een meter vijfennegentig lang. Jason, atletisch, ook zeer gespierd en zeker een meter vijfentachtig. Beide gekleed in een zwart T-shirt en een spijkerbroek. En bij beide spande het shirt vervaarlijk strak over hun spieren heen. Onzeker likte ik over mijn lippen en kuchte zacht.
'Waar gaan we heen? Wat is hier aan de hand? Willen jullie nou zeggen dat jullie meer over mijn hallucinaties weten?' de vragen kwamen er allemaal tegelijk uit. Een ander woord voor de gebeurtenissen wist ik even niet te bedenken, dus liet ik hun mij maar tegen spreken dat ik geen last had van hallucinaties.
Daarnaast had je nog het feit dat ik nog steeds geen informatie had gekregen over mijn moeder. En dan besefte ik dat ik hier voor een stel vreemde vertelde dat ik last had van "hallucinaties". Zij konden me nog altijd naar een gekkenhuis sturen, ook al had ik zojuist de conclusie getrokken dat ik toch echt niet gek ben.
'Rustig aan Guinever, je bezorgt me nog hoofdpijn met je vragen,' Keeth draaide zich grijnzend om. Ik vond het niet het beste moment om te grijnzen, maar hij had daar blijkbaar andere ideeën bij. We liepen de gang door richting de grote hal, langs de eindeloze lange gangen met donkere lambrisering. De lampen aan de muur lieten schaduwen over de muren vallen. Drie paar voetstappen was het enige geluid wat de uitgestorven gangen vulden. Het was zo stil dat ik zou zweren dat ik mijn hersens hoorde kraken. Nog steeds beantwoordde niemand mijn vragen, daarom was ik genoodzaakt maatregelen te treffen. Ik hield mijn pas in, eerst antwoorden.
'Ik zet geen stap meer voordat iemand mij vertelt waar we heen gaan.' Zelfs vanaf mijn positie achter hun zag ik hoe Jason overduidelijk rolde met zijn ogen, maar Keeth draaide zich geduldig om en bleef op een rustig tempo door lopen.
'Je hebt gelijk, je begrijpt natuurlijk niet waar dit allemaal over gaat,' hij haalde adem en ging verder, 'we gaan naar de Portus, dat is een machine waardoor je in boeken kan reizen, je had geen last van "hallucinaties",' legde hij uit. Veel kon ik er niet aan doen, maar ik barste in lachen uit. Deels kwam het door de opluchting. Maar in boeken reizen? Dat is echt het belachelijkste wat ik ooit had gehoord! Jason wierp me een blik over zijn schouder toe gelijk hield ik op met lachen en voelde hoe mijn wangen weer knalrood werden. Momenteel wenste ik me dat ik Cinder was uit The Lunar Chronicles, cyborg of niet, zij kon niet blozen. Wat had ik toch, zo snel werd ik normaal nooit rood.
Jason is nogal een chagrijnige jongen, check. Onzichtbare aantekening ook weer gemaakt. Om niet nog meer vreemde blikken toegeworpen te krijgen trok ik zo goed als ik kon mijn gezicht weer in de plooi.
'Grapje zeker?' vroeg ik zo serieus mogelijk, ik voelde mijn lachbui nog steeds hangen. Keeths zwarte lokken bewogen mee toen hij zijn hoofd schudde.
'Nee, ik ben zo serieus als het maar kan.' Deze realisatie werden mijn hersenen die dol waren op logica te veel. Ze hadden afleiding nodig, en snel ook. De dichtstbijzijnde afleiding was de ondoorgrondelijke Jason. De Jason die me weer compleet negeerde, dus ik nam de gelegenheid om hem eens beter te bekijken. Afleiding van de afleiding. Goudbruine golvende lokken omlijsten zijn smalle gezicht, verhulde ligt zijn zomer hemelse blauwe ogen aan het zicht, een perfect gevormde neus waar menig meiden jaloers op zouden worden en volle zachte lippen sierden zijn zongebruinde gezicht.
Alsof mijn ogen magneten bezaten blikte hij achterom en als gestoken was de prachtige rode loper in het midden van de gang mijn top priority project om te bestuderen. Zat daar nou een wijnvlek midden op het tapijt? Schandalig! Ik herinnerde mezelf eraan dat ik hier niet gekomen was om me druk te maken over wijnvlekken op iemand anders zijn tapijt en herstelde mezelf. Antwoorden, daarvoor was ik gekomen. Het maakte me niet uit wie ze gaf, zolang ik ze maar kréég. Dus schraapte ik mijn droge keel en deed zeer mijn best om zakelijk over te komen. 'Goed laten we aannemen dat je de waarheid verteld,' Jason trok zijn wenkbrauwen op als een waarschuwing, maar ik negeerde hem.
'Jullie reizen dus door boeken, maar waarom? Ik bedoel tijdreizen, ja daar lees je wel eens boeken over of komt weleens voor in een film, maar in de boeken zelf reizen klinkt nogal raar...'
We bleven langzaam onze weg door de gangen vervolgen. Een paar tergend lange stille seconden tikte voorbij. Alleen onze gesmoorde voetstappen op het tapijt waren te horen.
'Het is de waarheid,' Jason vond het tijd om zich erin te mengen. Keeth wierp hem een waarschuwende blik toe en wende zich naar mij.
'We reizen in boeken omdat soms de sluier tussen een dimensie en de aarde dunner wordt en dat kan voor zeer gecompliceerde situaties zorgen, gevaarlijke zelfs. Als wij die sluiers namelijk niet zouden sluiten dan zou de hele wereld overspoeld worden door allerlei wezens, boek personages en andere karakters uit de boeken en dat kan gevaarlijk zijn, ' begon hij. Ik keek hem vragend aan, hij had het over dimensies, maar ik snapte er helemaal niks van.
'De sluier tussen de aarde en een dimensie? Hoezo reizen jullie dan in boeken als het over een andere dimensie gaat? ' de logica was erg ver te zoeken.
'Als iemand een boek schrijft verzint de persoon die het schrijft een andere wereld, maar wat niemand weet is dat die wereld dan ook echt begint te ontstaan. Als het ware creëert de schrijver of schrijfster een andere wereld, een andere dimensie,' vervolgde Keeth. Enige logica begon te ontstaan. Alhoewel, hoe zoiets ook echt werkelijk kon ontstaan was voor mijn hersenen nog niet logisch. Het klonk als magie en magie bestond niet.
'En als er een gat ontstaat in die sluier dan kan iedereen van die wereld naar de onze, maar wij niet naar hun wereld en daarom hebben wij de Portus, ' maakte Keeth het af.
'Als je het zo stelt zit er iets van logica in,' zei ik, nog niet wetend wat ik precies met die informatie moest, in ieder geval was het zeker dat mijn twee "dimensie tripjes" inhielden dat ik niet gek was, en dat ik deze informatie zo snel mogelijk met Ester en Sharon wilde delen. Maar ik had nog meer vragen.
'Kan iedereen eigenlijk in boeken reizen?' vroeg ik nadenkend.
'Nee, ' hoorde ik de stem van Jason zeggen, ondertussen waren we al in de grote hal aangekomen en leidde ze me naar de deur tegen over de deur waar we net uitkwamen.
'Dag meneer Howard, Jason,' zei meneer Grey vanaf zijn positie naast de deur. Hij knikte ze gedag en negeerde mij compleet. Nou en bedankt hè, het personeel hier bleek allemaal vrij arrogant. Ik begon meneer Grey steeds irritanter en arroganter te vinden.
'Dag Aldric,' bromde Keeth afwezig. Jason bleef star voor zich uit staren en negeerde de oude man.
'Alleen als je een afstammeling bent van de stichters,' vertelde Jason, voor zich uit starend. Heerlijk die korte en vage antwoorden, Jason leek ervan te genieten om mij net genoeg informatie te geven om nog meer vragen op te roepen. Hij speelde een spel met me, waar ik geen deel aan uit wilde maken. Maar goed als dit de manier was om antwoorden te krijgen zou ik het spel mee spelen.
'Aha,' toegeven dat ik geen flauw idee had waar hij over sprak zat er momenteel niet in, dat genoegen wilde ik hem niet geven. We liepen nu door weer een stel gangen.
'Vanaf hier moet je een blinddoek om,' zei Keeth ernstig.
Ik trok een wenkbrauw op, 'Is dat echt nodig?' Keeth knikte.
'Ja, mijn oprechte excuses, maar voor nu we nog niet zeker weten dat je echt bent wie we denken dat je bent is het voor onze eigen veiligheid dat je de weg naar de Portus niet kan zien.' Keeth reikte de blinddoek naar Jason.
'Jason doe jij het even om?' vroeg Keeth die een zwart stuk stof voor hem omhoog hield. Brommend pakte hij hem aan.
'Is goed,' hij ging achter me staan en deed de blinddoek voor mijn ogen. Hij trok het strak aan en een paar haren kwamen pijnlijk klem te zitten.
'Au!' gromde ik. Ik zou zweren dat ik hem hoorde grinniken, maar ik wilde hem niet direct als maniak bestempelen, dus gaf ik hem het voordeel van de twijfel.
'Niet zo aanstellen, het is niet dat je de haren niet kunt missen of zo,' geïrriteerdheid droop door in zijn stem. Een simpele "sorry" zat er niet in, maar korte antwoorden leken wel zijn ding. De logica bleek ver te zoeken bij deze speciale jongen.
Jason draaide me een paar keer rond en ik begon een beetje duizelig te worden.
'Kan je wat zien?' hoorde ik iemand vragen.
'Tuurlijk niet het is zo zwart als het maar kan,' zei ik iets te bot. Ik zag al voor me hoe Jason met z'n ogen rolde van irritatie.
'Mooi,' een stevige greep omklemde mijn arm en trok me mee in de juiste richting. Degene die me vast had was waarschijnlijk Jason aangezien ik bijna struikelde.
'Jason, voorzichtig met haar. Ze ziet helemaal niks dus pas een beetje op.' Ik hoorde Jason iets mompelen, waarschijnlijk een "doe ik ook", maar toch gleed er een hand op mijn rug. Het was een lichte aanraking, maar ik was er maar al te bewust van. Wanneer er een zintuig weg genomen werd, namen de andere het over en werden sterker. Iets waar ik me momenteel erg bewust van was.
We liepen gelukkig wat rustiger, dus makkelijker voor mij om bij te houden.
'Voorzichtig een trap,' bromde Jason in mijn oor. Ik voelde voorzichtig met mijn voet waar de eerste trede begon, daardoor verstapte ik me en viel ik bijna. Twee armen vingen me soepel op, net voordat ik de grond raakte.
'Oppassen, een trap,' ik hoorde de spot in zijn stem. Vond hij dit soms leuk, mij zien lijden? Langzamerhand begon ik die arrogante houding van hem echt te haten.
'Ja ik heb het gemerkt,' beet ik hem toe. Ik hoorde hem spottend lachen. Na ja, hij wist echt niet hoe hij een dame moest behandelen! Ongelofelijke ijdele, arrogante gast wilde ik naar hem toesmijten, maar ik hield me in. Voor nu ik nog niet precies had besloten of dit een verrijking voor mijn leven was, of ze me echt verder konden helpen wilde ik niet onnodig vijanden maken. Ook al leek de grens daartoe al naderhand verschrikkelijk dichtbij. Zo voorzichtig mogelijk liepen we de trap af. Hoe meer we afdaalde, hoe muffer het begon te ruiken.
'Waar gaan we heen?' vroeg ik de stilte doorbrekend.
'Naar de kerkers,' zei Jason plagerig. Mijn ogen sperde zich wijde open en nog meer duisternis drong door tot mijn ogen.
'Wat!' de rillingen liepen over mijn rug toen ik het beeld van skeletten in een kerker met vieze, dikke, harige ratten voor me zag.
'Jason, plaag haar niet zo,' beval Keeth hem afkeurend. Gelukkig iemand die het nog goed met me gezind had.
'Wees gerust, de Portus bevindt zich in de kelder, niet in de kerkers,' zei Keeth geruststellend. Kelder, kerker. Was dat een verschil in dit gebouw?
'Wacht, betekend dat jullie ook kerkers hebben?' De rillingen begonnen weer.
'Ja, dit is een oud kasteel, dus die zijn er nog van vroeger,' zei Keeth, 'maar dat gedeelte is afgesloten,' voegde Keeth eraan toe toen hij zag dat ik verstijfde. Het hielp iets, maar de gedachte van Jason die mij stiekem de donkere gang die leidde naar de kerkers in duwde en mij uiteindelijk vastketende aan ketens waar zowaar echte rottende lijken aan hadden gezeten, bezorgde me toch echt een hoop rillingen.
'Ze zeggen dat de geesten van alle gestorven gevangenen hier nog rondspoken,' fluisterde Jason op gedempte toon in mijn oor. Zijn adem streek langs mijn wang en kietelde het. Kon hij dan ook nooit ophouden met mij op te jagen?
'Ha ha erg grappig hoor,' snauwde ik. Op datzelfde moment voelde ik een windvlaag langs m'n gezicht.
'Ik zei het toch,' Fluisterde Jason grijzend in mijn oor. Oh wat wilde ik die gozer graag een stomp in zijn gezicht verkopen.
'Jason! Ophouden nu!' Keeth verhief zijn stem.
'Maar Keeth, geef toe, vind je het ook niet een beetje grappig om haar bang te maken?' hij boog zich weer dichter naar me toe en ik probeerde hem zwaar te haten, maar dat ging lastiger nu hij zijn afdruk op me achter liet, 'hoe makkelijk het is om kleine meisjes bang te maken met een simpel spookverhaal. Keeth geef toe dat is toch wel een beetje amusant,' Je hoorde hoe hij hiervan genoot, hoe hij de pret opzoog. Langzamerhand begon de haat in mij te groeien. Bovendien werd ik niet graag "klein meisje" genoemd.
'Nee, je maakt dat arme meisje bang en dat is niet grappig,' antwoordde hij op monotone toon, 'en hou er nu mee op.' Ze spraken over me alsof ik een fragiel, klein ding was. En of ik dat was deed er niet toe, ik werd gewoon niet graag zo gezien. Dus rechtte ik mijn rug en stak mijn kin statig naar voren. Een gebaar wat Jason alleen maar meer deed grijnzen.
'Ik zal het proberen.' Het begon steeds kouder te worden en eindelijk stopte we. Ik hoorde de scharnieren van een deur kraken en Jason duwde me vooruit.

'We zijn er, je mag je blinddoek af,' hoorde ik Keeth zeggen. Ik voelde hoe twee handen de blinddoek afdeden en ik moest even knipperen tegen het felle licht. Toen mijn ogen aan het licht waren gewend keek ik eens goed om me heen. In het midden stond een houten tafeltje waar een oud boek en een veer met een potje inkt op lag. Tegen de achterste muur stond een groot ronden apparaat met heel veel vakjes in de zijkant. In het midden was een raar poeltje, dat eruitzag als water. Ik hoorde de deur achter ons dichtslaan. De deur was van donker hout, bewerkt met smeedijzer.
'Kom maar hier staan Guinever,' Keeth gebaarde dat ik naast hem moest komen staan. Ik liep aarzelend naar hem toe.
'Au!' Zei ik boos, 'Waar was dat voor nodig?' Jason stond naast me en had – triomfantelijk? – een haar uit mijn hoofd getrokken en hield het nu tegen het licht. Ik wierp een boze blik naar Jason.
'Dat zie je zo wel,' hij bestudeerde mijn haar nog eens, 'verf jij je haar?' vroeg hij terwijl hij naar het ronde apparaat liep en mijn haar in het poeltje in het midden gooide. Mijn haar verdween in het niets.
Verbouwereerd staarde ik hem aan. 'Nee, ik verf mijn haar niet,' antwoordde ik bits.
'We hebben ook een druppel bloed nodig,' zei Keeth klam.
'Bloed?' mijn ogen werden groter toen ik de naald zag. Ik had het niet zo gemunt op naalden. De scherpe punt van de naald staarde me gemeen aan.
'Moet dit echt? Ik bedoel, was mijn haar niet genoeg?'
'Nee,' zei Jason met een grijns op z'n gezicht. 'Je voelt er niks van.'
'Maar...' Begon ik. Keeth liep naar me toe.
'Jason,' Keeth gaf hem de naald en mijn ogen werden nog groter. Ik begon achteruit te deinzen. Mooi niet dat híj mij ging prikken. Die jonge was uit voor bloed, míjn bloed en dit keer letterlijk.
'Kom op Gwendolyn, het doet echt geen pijn,' zei hij met een gemene grijns. Ik zou zo graag die grijns van zijn gezicht vegen, maar dat was niet zo een slim plan.
'Guinever. Mijn naam is Guinever, altijd al geweest en mooi niet dat jíj mij gaat prikken,' snauwde ik.
'Ah kom op, ben je bang voor een klein prikje?' zei hij met een scheve grijns.
'Nee,' hij keek me doordringend aan, 'Misschien, maar ik vertrouw jou niet en met alle goede redenen doe ik dat,' zei ik met opgeheven hoofd.
Jason staarde me verbouwereerd aan en legde quasi beledigt een hand op zijn borst. 'Míj? Waarom niet? Iedereen valt voor mijn charmes, niemand die 'nee' tegen mij kan zeggen.'
Wat een dramatiek daar kon ik ook wat van dus rolde ik met mijn ogen. 'Ah, hij is arrogant én heeft kapsones, kan het nog beter?' met mijn ogen rollend. Bijna het type van Sharon. Niet gemeen bedoeld, vaak viel ze echt voor zulk soort jongens.
'Ik arrogant en kapsones? Nee-' Verder kwam hij niet want Keeth viel hem in de rede.
'Oké zo is het genoeg! Jason geef maar hier die naald, ik doe het zelf wel.' Hij pakt de naald uit z'n handen.
'Guinever mag ik je hand?' Ik aarzelde even, maar deed toch wat hij vroeg. Hij prikt in mijn vinger en hield mijn vinger boven het waterachtige spul.
'Waar is dit voor,' vroeg ik nieuwsgierig.
'Voor dit,' zei Jason geërgerd. Het apparaat lichte op en een van de vakjes ging open.
'Maar dat is onmogelijk...' stamelde Keeth. Hij hield het voorwerp dat in het vakje had
gezeten omhoog. Het was een druppelvormige hanger. In de hanger zag ik een wolf van blauwe licht bubbeltjes rennen. Dat deed me iets beseffen, het was net als de hanger van Brandon...
'Dat de wolf rent, bedoel je?' Ja, dat was iets wat ik sinds de beer van Brandon al onmogelijk had gevonden.
'Nee, dat er überhaupt een wolf is, normaal gesproken is het nu nog leeg,' legde Keeth uit. Ik wierp snel een blik op Jason die zelfs verward keek.
'Moet het nu nog leeg zijn? Maar waarom?' Verwart keek ik van de een naar de ander, naar een teken dat waar ik iets mee kon.
'Omdat het eerst nog in het regenboog kristal gedompeld moet worden en dan mengt je bloed en je haar met de druppel en dan verschijnt je totemdier in de druppel en dat is bij jou niet het geval. Hiervoor heb ik maar een verklaring: iemand heeft je al ingelezen.' Mijn ogen werden groot, hoe kon dit? Duidelijk was dan dat mijn moeder hier in dit gebouw moest zijn geweest.
'Misschien heeft iemand haar ingelezen toen ze klein was?' concludeerde Jason.
'Maar hoe?' vroeg ik nadenkend.
'Misschien je moeder. Misschien heeft zij je ingelezen toen je een baby was en voordat je geadopteerd werd,' concludeerde Keeth diep nadenkend. Er was een rimpeltje in zijn voorhoofd ontstaan.
'Misschien,' zei ik. 'Maar om daar achter te komen moet ik eerst mijn moeder vinden.' Nu wilde ik haar helemaal leren kennen. Ze had een hoop uit te leggen. Waarom zou ze eerst moeite voor me doen en me vervolgens laten adopteren?
'Dat klopt en daarom willen wij jou hier als mede inwoner hebben,' zei Keeth vastbesloten. Het razende bloed door mijn aders stokte onmiddellijk, al mijn bloed trok weg en de tijd leek even stil te staan. 

**********

A/N

Gefeliciteerd je hebt hoofdstuk 6 zojuist afgerond! Ik ben super blij dat je het nog steeds leest.
En? Wat vinden jullie? *wacht wellustig af*

Wat vinden jullie van Jason, houden jullie al van hem? (ik wel :p)

Dimensionauts Deel 1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu