12.

42 3 0
                                    


POV Emma

Ik word wakker van Matthijs die zijn box weer eens veel te hard heeft staan. Ik draai me weer om en probeer mijn laatste slaap te pakken. Nu begint Matthijs er bij te zingen.

Ik word gek. Ik wrijf de gemiste slaap uit me ogen.

Opeens komt er briljant plan in me op. Ik sta op en pak mijn kussen. Ik loop met de kussen in mijn hand door de overloop richting de kamer van Matthijs.

Als ik de deur voorzichtig open doe zie ik dat Matthijs zit te dansen, hij heeft niet eens door dat ik binnenkom.

Ik sluip dichterbij en druk de box uit.

Geschrokken kijkt hij om. Dit is het moment. Ik til mijn kussen op en sla hem vol in zijn gezicht.

Hij verliest zijn evenwicht en valt om. "Karma!" Roep ik en loop lachend de kamer uit.

Ik pak mijn schooluniform en wat ondergoed. Ik besluit mijn haar te krullen nu ik toch een half uur eerder ben opgestaan.

Als ik mezelf klaar heb gemaakt loop ik naar beneden en maak ik pancakes voor mij en Matthijs.

Mijn moeder en Jayden hebben gisteren besloten om een hotel te boeken tijdens hun stedentrip. Mijn moeder twijfelde want ze wilde ons niet alleen laten. Matthijs en ik hebben haar overgehaald. Ik vind het leuk voor, en ik vind het ook leuk om alleen thuis te zijn. Ze komen zaterdagmiddag pas weer terug.

Ik heb mijn moeder wel verteld over het feest vrijdag, en dat ik morgen een jurk ga uitzoeken met Laila. Ze was heel blij dat ik al vrienden heb gemaakt en bla bla.

Matthijs loopt naar beneden. "Wat ruikt hier zo lekker zuster?" "Ik ben pancakes aan het maken voor ons." "Oh heb je medelijden met mij, wat wel terecht is, want ik heb door jou bijna een hersenschudding opgelopen."

"Laat me niet lachen." Ik gooi de pancakes op een bord en schuif het naar hem toe. "Dankje." mompelt hij terwijl hij zowat een hele pancakes in zijn mond propt.

"Nog plannen deze oudervrije-dagen?" Vraag ik. "Vandaag ga ik naar Noah toe en morgen ga ik naar het feestje van Luke." "Ik ga ook vrijdag naar het feest." "Als je maar niet denkt dat we gaan praten op het feest. Ik ken je niet. Ik hoor niet bij jou." Zegt hij met een grijns.

"Ik wilde net hetzelfde zeggen." Ik haal nu mijn pancakes van het vuur en schuif aan tafel. Ik eet mijn pancakes op die nog aardig goed zijn gelukt.

Als ik ze op heb leg ik mijn bord in de vaatwasser en ren naar boven om mijn tanden te poetsen.

"Ben je klaar?" Schreeuwt Matthijs van beneden. "Bijna vijf seconden." Ik spoel mijn mond en ren naar beneden.

Ik doe snel mijn spijkerjas aan en mijn favoriete laarsjes. Ik rits ze dicht en loop naar de garage waar Matthijs al op zijn motor zit.

Hij is op de kleuterschool blijven zitten dus hij is een jaartje ouder en mag motorrijden.

Hij geeft me mijn helm aan en ik zet hem op. Ik gooi mijn been over de motor en ga er comfortabel bij zitten.

"Ready?" Vraagt Matthijs "Let's go." Antwoord ik.

Even later loop ik de stalling uit richting de ingang.

Ik ga naar mijn kluisje en wissel mijn boeken voor het vierde en laatste lesuur.

Ik ben een van de eerste in het lokaal. Ik gooi me tas op de tafel en plof neer op de stoel.

Ik open mijn voorvakje en vis mijn telefoon eruit.

Ik ben door mijn Instagram aan het scrollen. Niks bijzonders. Opeens hoor ik de oh zo bekende stem.

"Hallo schoonheid, stop die telefoon weg en wees een beetje sociaal." Ik kijk van mijn telefoon op en zie dat Thomas naast me is gaan zitten.

"Tegen wie zou ik sociaal moeten zijn?" Ik draai me hoofd rond en doe alsof ik het lokaal rond kijk.

"Ik hoop dat je bij onze date wat leuker bent." Zegt hij met een knipoog. "Als je me vandaag met rust laat wel ja. Dan zal ik leuker zijn tijdens het project maken." Zeg ik met een nadruk op project.

Meneer Raun komt al binnen. "Dames en heren pak jullie boeken maar alvast en maakt de opdrachten van paragraaf drie."

Iedereen pakt zijn boeken uit zijn tas en begint aan de opdrachten. Even later ben ik al bij de een er laatste opdracht.

"Weet je zes?" Vraagt Thomas en hij kijkt me aan. Ik werp een blik op mijn schrift. "In 509 v.C. wordt Rome een republiek." "Dankje." Ik glimlach terug. "Spreken we gelijk na school af?" Fluistert hij. "Het kan gelijk ja." "Oké mooi."

Als de bel gaat lopen Thomas en ik samen naar de kluisjes. Zijn kluisje zit naast de mijne.

"Ben je klaar?" Vraagt hij. Hij heeft inmiddels zijn jas aangetrokken. Ik ben mijn jas aan het dicht knopen want ik zag net door het raam dat het regende. "Bijna." Mompel ik. Ik doe mijn sjaal om. "Ja we kunnen gaan."

Ik zucht en doe mijn kluisje dicht. "Oké." We lopen naar buiten.

Ik wacht bij de uitgang zodat hij me kan oppikken met zijn motor die hij op zijn 'eigen' parkeerplek heeft staan.

Het is volgens mij een gehandicapten parkeerplaats, maar daar durft niemand wat over te zeggen.

Ik herken de zwarte motor die langzaam remt. En stopt voor mijn neus.

Ik stap achterop. "Zelfde huis als vorige keer?" "Ja." Zeg ik zo hard mogelijk om boven de motor uit te komen.

Onderweg naar huis ben ik vol op aan het denken. Ik hoop dat we het werkstuk vandaag af hebben anders moeten we nog een keer afspreken. Ik vermijd contact met hem liever.

Eenmaal aangekomen wijs ik hem een plekje aan op het grindpad waar hij zijn motor kan parkeren. Ik loop naar de deur.

Ik draai het slot open en duw de deur open. Ik trek mijn jas uit en hang hem op de kapstok.

Thomas volgt mijn voorbeeld. We lopen naar de keuken.

"Wil je wat drinken?" "Doe maar een vodka alsjeblieft." Ik trek mijn wenkbrauw op en lach.

"Oké cola is ook goed." Ik schenk een glas cola voor hem en mij in. "Alstublieft meneer." Ik schuif het glas naar hem toe.
En ik ga tegenover hem zitten aan het keukeneiland.

"Waar zijn je ouders?" "Mijn moeder is twee dagen weg met mijn stiefvader." "En je vader? Is die in Nederland gebleven."

Ik voel direct een brok in mijn keel. Ik ben heel slecht in het praten over hem. "Mijn vader is dood."

"Shit sorry, als ik het wist was ik er niet over begonnen." Ik voel een traan over mijn wang rollen.

Thomas schuift naar me toe en veegt mijn traan weg. "Sorry dat ik hier als een sukkel zit te janken."

"Nee het is niet erg. Ik snap het." Zegt hij geruststellend. Maar ik word heel boos als mensen zeggen dat ze het snappen. Niemand snapt het. Niemand weet hoe het voelt als je een dierbare verliest als je het niet hebt meegemaakt.

"Je snapt het niet, je kan het niet snappen. Je weet niet hoe het voelt iemand waar je zoveel van houdt te verliezen." Zeg ik gefrustreerd.

"Ja-jawel, ik snap het. Ik heb het ook meegemaakt."

Kut. Het schuldgevoel vlaagt over me heen. Ik met mijn domme vooroordelen.

London LoversWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu