19.

39 2 1
                                    


POV Emma

We zitten met zijn tweeën op het bankje in de cabine. Thomas zal wel heel goed bevriend zijn met de man van het rad, want we zijn de enige.

Er zit denk ik één halve meter tussen ons in.

Ik durf niet naar hem te kijken, maar ik kan het niet laten. Dus ik kijk voorzichtig uit mijn ooghoeken naar hem op.

Hij staart recht voor zich uit. Zijn haar ziet er wat slordiger uit dan aan het begin van deze avond. Mijn haar zal er ook wel weer uitzien als een vogelnest. Alleen op dit moment, maakt het me geen donder uit.

Ik kijk weer naar voren. Niet dat er nog niet veel te zien, want we staan nog op het laagste niveau.

Dus ik til mijn hoofd op een kijk naar boven. De bekende, Engelse mist heeft plaats gemaakt voor de sterren. Zo veel sterren.

Ik ben van kleins af aan gefascineerd door het heelal. Sterren waren de eerste complexe en stabiele eenheden in het universum. Veel later kwamen wij. De mensen. In feite bestaan wij uit sterrenstof. Ik vind het zo mooi hoe alles met elkaar verbonden is.

"Vandaag is het nieuwe maan." Verbreekt hij mijn gedachtes terwijl hij nog steeds recht voor zich uit staart. Het was me nog niet opgevallen. Nu weet ik waar hij net naar keek.

"Weet je nog dat je vroeg, waarom ik zo gemeen ben? Waarom ik de slechte jongen ben?" Vult hij aan. Ik snap niet wat dat er mee te maken heeft, maar ik kan me het zeker herinneren. Die avond is moeilijk te vergeten.

Ik knik voorzichtig.

"Net als de maan hebben mensen een zijde zo donker dat zelfs de sterren er niet op kunnen schijnen. Net als de maan hebben mensen een kant die zo koud is dat zelfs de zon er niet op kan branden. Soms kan je het beste een zijde van jezelf laten zien."

Hij veegt met zijn hand een eenzaam rollende traan op zijn wang weg. "Ik heb zo lang deze zijde van mezelf laten zien dat ik de andere niet terug kan vinden. Hoe hard ik zoek. Ik vind hem niet."

"Ik help-." Ik schuif wat dichter naar hem toe en ik leg mijn hand op die van hem. "Ik help je die kant zoeken."

Hij kijkt me aan. Met een blik waar je direct een brok in je keel van krijgt. "Soms denk ik dat toen me vader ons verliet hij dat deel van me heeft meegenomen."

"Je vindt hem terug." Ik wrijf met mijn duim over zijn handpalm. "Wij vinden hem terug." Verbeter ik mezelf.

"Het kan niet." Schreeuwt hij. Ik schrik van de volume wisseling en schuif automatisch naar achter.

"Het kan niet." Schreeuwt hij nu nog harder. Hij staat op en loopt gefrustreerd door de cabine te ijsberen. Ik moet hem kalmeren.

Ik sta op en loop naar hem toe. "Thomas." Sus ik.

"Mijn vader heeft het deel meegenomen." Hij loopt nog steeds met snelle pas heen en weer door de cabine.

"Niet waar Thomas."

"Jawel. Jawel, hij heeft het deel meegenomen," Wanneer hij twintig centimeter voor me staat stopt hij met lopen en kijkt me diep in me ogen aan. "Hij heeft het deel meegenomen, maar hij komt niet meer terug." Zegt hij nu veel zachter. "Hij zal nooit meer terug komen."

"Hij zal ook nooit weten wat hij mist." Ik pak zijn handen vast.

"Ik ben bang Emma."

"Waarom ben je bang?"

"Ik ben bang, want mijn vader komt niet meer terug. Hoe kan mijn zijde dan terug komen?"

Ik kan de angst in zijn ogen zien.

"Je vader heeft die zijde niet."

"Wie heeft hem wel dan?" Vraagt hij.

"Je hebt hem zelf." Antwoord ik.

"Emma, ik heb het je net uitgelegd. Ik ben hem kwijt." Zijn hoofd zakt naar beneden.

"Hoe kan het dan dat je nu verdrietig bent? Ik geef het toe. Je bent heel vaak een eikel, maar ook heel vaak aardig."

Ik til zijn hoofd op. Hij kijkt me recht in me ogen aan. Kasper heeft me nooit zo laten voelen.

Ik wend me af van zijn intense blik.

"Weet je. Niemand heeft me ooit zo veel emoties laten voelen. Kijk waar je me naar toe hebt genomen." Ik wijs naar buiten. We zijn bijna op het hoogste punt en we hebben het niet een door gehad. "Niemand heeft me ooit zo iets moois laten zien."

Ik veeg voorzichtig zijn tranen van zijn wang.

"Verdomme Emma."

"Wat?"

"Jij bent mij zijde, jij bent mijn maneschijn,"

Hij pakt met zijn handen mijn gezicht en buigt naar voren.

Voor ik het weet rusten zijn lippen op de mijne.

Ik weet dat het slecht moet voelen, maar het voelt zo fucking goed.

Zijn lippen zijn net zo zacht als ik had verwacht. Misschien zachter. Ze smaken naar vodka en munt.

Als hij zich terug trekt pakt hij mijn hand en kijken we samen naar buiten.

Ik krijg niet heel veel mee van het uitzicht, want mijn hoofd tolt als een gek. Het enige wat ik weet is dat het oogverblindend mooi is.

✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰✰

Een avond waar iedereen stiekem van droomt. Maar zullen de dagen hierna net
zo geweldig zijn?

Stem & comment!!

London LoversWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu