Hoofdstuk 5

4 0 0
                                    

Levi en ik zitten in het lavendelveld naast de camping. 'Ik heb 1 vraag voor je.' Zeg ik. 'Vraag maar raak.' Zegt hij. 'Waarom heb je niet gereageerd op mijn berichtjes.' Het blijft stil. 'Mijn vader heeft mijn telefoon kapot gemaakt, en ik heb niet genoeg geld om hem te repareren.' Zegt hij. 'Oké.... maar waarom stuurde je geen brief?' Vraag ik. 'Dat heb ik gedaan. Heb je ze niet ontvangen?' Vraagt hij. 'Nee....' het blijft stil. 'Hoe dan ook, je bent er weer, dus zullen we gaan zwemmen?' Vraagt Levi. 'Ja.' Zeg ik.

Even later bij het zwembad, kan ik Levi nergens vinden. 'Misschien is hij nog in zijn huis.' Zeg ik tegen mezelf, en ik ga kijken. Als ik door het raam kijk zie ik dat Levi en zijn vader ruzie hebben. Ik blijf nog even staan, en voor ik het weet slaat Levi's vader hem. Nog een keer, en nog een, en nog een. Als ik zie dat Levi naar buiten loopt, probeer ik weg te lopen zodat hij niet weet dat ik daar stond, maar het is al te laat. 'Hoeveel heb je gezien?' Vraagt hij. 'Genoeg.' Zeg ik. En ik omhels hem. We lopen zonder te praten naar het zwembad. Ik stop even om in het winkeltje te gaan. 'Wat ga je doen?' Vraagt Levi. Ik zeg niks, en kom naar buiten met een ijsje. 'Serieus? Een ijsje.' Zegt hij. Ik geef het ijsje aan hem. 'Hou dat tegen je wang. Dat verkoelt het een beetje.' Zeg ik. We kijken elkaar aan. 'Ehem. Zullen we dan maar gaan zwemmen.' Zegt hij. 'Ja.'
Bij het zwembad, zoeken we een plekje, en leggen daar onze handdoeken neer. Ik loop naar het zwembad maar zie Levi nergens. "PLONS!" 'Hoe durf je mij in het water te duwen!' Zeg ik. En ik trek hem erin. We barsen in lachen uit. Hij gaat onderwater, en ik weet niet meer waar hij is, tot ik iets onder mijn voeten voel. Hij komt weer boven water, met mij op zijn nek. 'Hoe durf je.' Zeg ik. En ik lach. Hij gooit me naar achter, maar ik trek hem mee, waardoor hij op me beland. Voor 5 seconden hebben we oogcontact, en ik verdrink weer in zijn prachtige ogen. 'Ben je al naar het auto kerkhof geweest?' Vraag ik. 'Het autokerkhof?' 'Ja dat is achter het lavendelveld. Zullen we er heen gaan?' Vraag ik. 'Ja sure.' Zegt hij.

Eenmaal bij het autokerkhof, is het stil. Het is soms wel even fijn om stilte te hebben. 'Dus je bent hier nooit geweest?' Vraag ik. 'Nee.' Zegt hij. We gaan ik een oude caravan zitten. 'Mag ik je vragen over je moeder?' Vraag ik. 'Alleen als ik dingen mag vragen over jouw vader.' Zegt hij. 'Als je het zo stom vindt bij je vader, waarom ga je dan niet naar je moeder?' Vraag ik. 'Omdat ze weg ging toen ik 4 was. Waarom ga jij niet naar je vader?' Vraagt hij. 'Omdat hij dood ging voor dat ik geboren werd.' Zeg ik. 'Oh.... weet je...soms zou ik willen dat ik een vogel was.' Zegt hij. 'Waarom?' Vraag ik. 'Dan was ik vrij, en kon ik gaan en staan waar ik maar zou willen.' Zegt hij.

Stay {dutch} Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu