Conway stond oog in oog met een engel die verdacht veel leek op een van Víðarrs vrienden. Hoe heette hij alweer? Fingín?
"Ik denk dat ik je broer ken," sprak Conway vrolijk tegen de engel. "Leuke kerel."
De engel rolde met zijn ogen. "Iedereen van jouw soort lijkt hem te kennen. Hij is geen 'leuke kerel'. Hij is gevallen, en met een reden ook. Niets aan hem is 'leuk'."
"Dus jij bent het saaie broertje. Ik zie al hoe het is." Conway glimlachte. "Wat is jouw naam, knapperd?"
Walgend keek de rosharige hem aan. "Wat is dat met jullie demonen en flirten? Kennen jullie helemaal geen manieren? Mijn naam kan toch niet door jou worden uitgesproken, vuile demon."
"Kom op, je weet wel. Je mensennaam. Alsjeblieft?" Conway veegde een lok van zijn lange witte haren achter zijn oor. "De mijne is Conway, al weet je dat waarschijnlijk wel."
"Dat wist ik inderdaad al. De mijne is Seanán. Ik zou zeggen aangenaam kennis te maken, zo aangenaam is het echter niet. Je weet waarom ik hier ben, hoop ik."
Knikkend gaf Conway antwoord. "Je komt me vertellen dat ik moet stoppen de herinneringen van engelen te verwisselen. Dat je me maar een enkele kans geeft en dat je me dan maar komt vermoorden. Het gebruikelijke liedje. Ik ben er zo van onder de indruk, niet normaal."
"Stop met je sarcasme, demon. Niemand is erdoor geamuseerd."
"Je bent een engel. Ben je ook maar ooit door iets geamuseerd? Is dat wel toegestaan? Plezier hebben? Is dat niet wat te menselijk voor jullie?"
Seanán snoof verontwaardigd. "Je was er zelf een tot enkele weken geleden. Je weet heus wel dat we plezier hebben."
"Oh ja? Het was al een probleem als ik iets met mijn vriendin probeerde te doen. Niets was toegestaan. Veel plezier had ik niet bepaald."
"Maiko heeft gehoord van wat je aan het doen bent. Ze is er niet blij mee, weet je? Als zij hier was, zou ze ook vragen dat je ermee stopt."
"Goed voor haar." Een verbeten trek kwam om Conways mond. "Ik wil haar niet meer zien. Haar mening kan me weinig schelen, om eerlijk te zijn."
"Ze mist je."
Conway kneep zijn ogen samen. "Goed voor haar. Ik weet niet eens meer hoe ze eruitziet. Ik denk dat ik per ongeluk bijna al mijn herinneringen aan haar kwijt ben geraakt. Oeps." Hij haalde dramatisch zijn schouders op. "Shit happens, mijn dude."
"Hoe noemde je mij?" Seanáns groene ogen versmalden. "Gebruik zo'n vuile woorden niet tegen mij, demon. Je hebt het recht niet me zo aan te spreken."
"Vergeef me Vader. Oh hooggeachte heer engel. Het spijt me zeer." Spottend kwamen de woorden uit Conways mond. Hij maakte er een buiging bij.
Walgend keek Seanán hem aan. "Ik ben je vader niet, houd toch je mond."
"Wie zegt dat ik het tegen jou had? Ik had het tegen Hem, meneertje. Tenzij je mijn daddy wil zijn. Wil je dat soms? Is dat het?" Hij liet zijn tong langs zijn ontblootte tanden gaan om duidelijk te maken dat hij niet zou aarzelen ze te gebruiken.
De engel leek alvast niet onder de indruk.
"Oh kom op, een beetje reactie zou welkom zijn. Of word je ook niet graag 'daddy' genoemd?" Grijnzend keek Conway de engel aan. Toen er echter nog steeds geen enkele reactie kwam, nam hij zonder verder te aarzelen een mes uit zijn riem en sprong naar de engel toe. Zijn gewicht sloeg de engel tegen de grond aan, waar ze kort worstelden totdat Conway de overhand kreeg.
"Toon je vleugels, verdomme," vloekte de demon geïrriteerd. Geschrokken keek hij Seanán aan toen die een lok van zijn lange witte haren vastnam en hem naar zich toe trok. Snel sneed Conway de lok haar door, waardoor de grip van de engel verdween en hij rechtop kon gaan staan.
Terwijl hij erop stond te kijken, kwam ook de engel weer overeind. Zonder aarzelen gooide Conway zijn eerste mes door de ruimte heen, recht op Seanáns keel af. Een misselijkmakend geluid galmde de ruimte heen toen de scherpe punt door de huid heendrong.
"Daar gaat mijn proper mes," mompelde Conway zacht tegen zichzelf. Hij nam het volgende, zijn laatste, mes uit zijn riem en stapte op zijn gemak naar de engel toe.
Seanán greep verrast naar zijn keel en trok het mes er langzaamaan uit. Niet goed beseffend wat er net was gebeurd, liet hij het bebloede ding op de grond vallen. Het duurde slechts een seconde voordat de engel naar zijn ware vorm transformeerde.
Dat was exact waar Conway op had gewacht.
Met zijn ogen bijna gesloten tegen het felle licht dat hem dreigde te verblinden, greep hij de schouder van de verwarde engel vast, de scherpe pijn die door zijn hand heen ging negerend. Hij schopte Seanáns voeten onder zich uit en drukte hem hardhandig tegen de vloer aan. "Kom op, baby, ik hoor je graag smeken." Om zijn woorden wat kracht bij te zetten, drukte hij zijn mes tegen de vleugels aan. Langzaam zette hij er gewicht op en hij voelde hoe het lemmet door pezen sneed. Het lichaam onder zich begon ruw te bewegen, deed pogingen om los te komen die vergezeld werden met het geluid van een gepijnigde schreeuw.
Daar ging hij dan.
"Smeek, verdomme," gromde Conway geïrriteerd. Hij wilde zo graag de ander horen smeken. Net zo mooi als Cialan had gedaan. Door zijn woede drukte hij hard door en een seconde later had hij een zware vleugel in zijn handen.
Nu de tweede nog.
Voordat hij echter zijn mes tegen de tweede vleugel kon plaatsen, werd hij van Seanáns rug afgegooid. De engel had zijn laatste beetje kracht bij elkaar verzameld en had zich moeizaam overeind gewerkt. Hij hijgde van de pijn en stond wat scheef op vanwege de afwezigheid van het gewicht van zijn rechtervleugel.
"Verdomme."
"Dat kan je wel zeggen, ja." Seanán deed een poging om rechter te gaan staan, wat hem niet lukte. Zijn gezicht vertrok van de pijn en zijn gehele rug was intussen bedekt met goudkleurige vloeistof die uit zijn aderen vloeide. "En voor je het weer vraagt; ik ga niet smeken, bedankt."
"Waag het niet nu te verdwijnen," siste Conway hem toe. "Niet voordat ik die tweede vleugel heb."
De engel keek snel rond in de ruime woonkamer, rende zo snel hij kon naar de dichtstbijzijnde stoel toe en tilde het ding moeizaam op. Zodra Conway dichter in zijn buurt kwam, gooide hij het meubelstuk naar de demon toe, wat een luide krak liet horen. Of het de stoel of de demon was, kon hij niet met zekerheid zeggen. Veel kon het hem ook niet schelen. Hij moest maken dat hij weg was.
"Toedeloe," sprak de engel nog snel. Daarna verdween hij het gebouw uit, een vloekende demon achterlatend.
Ja, verdomme.
![](https://img.wattpad.com/cover/231843090-288-k865970.jpg)
JE LEEST
zij die vervolgens vergeten werden [verhalenbundel]
Teen Fiction«I'm just the man on the balcony singing: "Nobody will ever remember me"»