3.19

5 2 146
                                    

De frisse winterlucht drong door Víðarrs kleren heen. Inwendig vloekend hadden ze moeten vaststellen dat ze niet warm genoeg gekleed waren voor dit soort weer. Al, en dat dachten ze, was het niet zo erg. Ze waren zo wel weer thuis, en daar konden ze een warme chocolademelk klaarmaken. Daar hadden ze wel zin in.

Ze waren nog lang niet thuis.

Het geluid van een wapen dat door de lucht suisde, passeerde vlak naast hun gezicht. Geschrokken stapten ze ervan weg, om oog in oog te komen met een engel. Met een schok herkenden ze haar. "Jij," fluisterden ze half tegen zichzelf. "Wat- hoe heb je-"

"Sorry om je illusie te doorbreken, demon, maar wij hebben elkaar nog nooit ontmoet."

Víðarr negeerde de woorden en dacht na. Van waar kenden ze haar? Ze hadden het gevoel dat ze ooit verliefd waren geweest op haar, maar langs de andere kant, ze kenden haar naam niet eens. Toen drong het tot hen door. De herinnering van Conway. "Je bent Conways ex?"

Als reactie werd het hoofd van de engel knalrood. Dat was dus een ja. "Dat zijn jouw zaken niet. Houd toch je mond en vecht terug." Na die woorden haalde ze opnieuw uit met haar zwaard.

Soepel ontweek Víðarr de slag. "Weet je, hij is nogal veranderd sinds jullie samen waren." Ze stapten opzij om een volgende uithaal te ontwijken. "Hij heeft de kracht om herinneringen te wisselen, zoals je waarschijnlijk wel weet. Daarom herken ik je. Hij heeft al zijn herinneringen van jou gewisseld en nu denkt hij dat hij geen hart heeft. Gedraagt zich daar ook naar."

"Waarom zou ik dat geloven? Daarbij, hij is een demon. Jullie zijn harteloos."

Met een verbaasde blik, die al snel triest werd, staarde Víðarr haar aan. Demonen waren heus niet allemaal harteloos. Zij waren niet harteloos. Daar geloofden ze in. Ze konden niet anders.

Even staarden ze elkaar in stilte aan, dan ving Víðarr geluid op van net om de hoek.

"... Het is niet zo moeilijk. Je doet gewoon je handen tegen de muur en je kont naar achteren toe. Je bent toch zo moe, verder hoef je echt niets te doen, ik kan je prima vermaken," klonk een bekende stem. Maiko leek het niet gehoord te hebben, want ze haalde opnieuw naar hen uit met het zwaard.

Geschrokken, ergens hopend dat het vechten voorbij was en het enkel nog woorden zouden zijn, struikelde Víðarr naar achteren en viel op de koude grond. Ze waagden hun kans en schreeuwden naar de stem van Lust. "Hé, slet, help!"

Er klonk een korte vloek, wat geschuifel en vervolgens kwamen Meyduloath en Caran'yd achter de hoek tevoorschijn. De tweede zag er doodop uit, Medow aan de andere kant leek nog enthousiast te zijn van wat ze net van plan waren geweest te doen. Hij zat nog met een hand onder Cialans T-shirt, wat hij snel wegtrok toen hij zag dat er een zwaard op Víðarrs keel stond.

"Lust?" vroeg Maiko op een afkeurende toon. Ze had blijkbaar de geruchten over hem gehoord, en herkende hem ook meteen. Of dat kwam door zijn outfit of door het feit dat Cialan bij hem was, wist Víðarr niet. Over zijn outfit gesproken, Víðarr kreeg het al koud door gewoon naar hem te kijken. Hij droeg een strakke broek, wat hen niet verraste, en niet eens een shirt. Dat laatste zorgde ervoor dat zijn tepelpiercing zichtbaar was, wat hen normaal met hun ogen zou laten rollen, als er geen zwaard op hun keel had gestaan. Voor kort vroegen ze zich af hoe het kwam dat hij geen koud had, maar dan beseften ze dat de ander een vlammende staart had die waarschijnlijk wat hitte af gaf.

Medow zwaaide wat ongemakkelijk en keek Maiko recht aan. "De enige echte." Zijn blik ging van Maiko naar het zwaard dat ze op Víðarrs keel hield en hij rechtte zijn rug. "Kan je dat zwaard wegsteken, het is niet echt mijn ding."

Wat de demon precies had gedacht dat dat ging uithalen, kon Víðarr niet zeggen. Wat er gebeurde, was dat het zwaard van hun keel afgehaald werd en nu in de richting van Medow stond gewezen.

zij die vervolgens vergeten werden [verhalenbundel]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu