Hoofdstuk 22

78 11 3
                                    

Carmen is dood.

Shit.

I'll be watching you.

Shit.

je denkt toch niet dat je in Nederland van me af bent?

Crap.

Een onderdrukkend gevoel sijpelde naar binnen en verspreidde zich door mijn lichaam. Mijn vingertoppen verkrampten zich toen ik me vastklampte aan de wasbak. Hij was hier, bekeek me, observeerde me. En hij had Carmen vermoord. Het kleine vleugje hoop dat Mayra, Mila en Roos nog leefden verdween volkomen. Met trillende handen las ik het berichtje dat op mijn scherm stond over en over.
Sam mag nog steeds niets weten.

Hij en mijn ouders vroegen zich nu vast af waar ik bleef, ik zou terug moeten gaan. Het lukte niet, mijn benen weigerden zich te verplaatsen. Zelfs hier, in mijn eigen omgeving waar ik dacht veilig te zijn, wist de ontvoerder me te achtervolgen. Ik zette de kraan open en hield mijn handen even onder de koele straal water. Toen ik in de spiegel keek zag ik een meisje met een van angst vertrokken gezicht en grote, felle ogen. Plotseling kreeg ik het gevoel dat ik bekeken werd, dat hij hier was, me bekeek en naar me toe zou lopen. Ik voelde een warme adem in mijn nek en met een schreeuw draaide ik me om. Er was niemand, de wc's waren nog even leeg als daarnet. Ik sloeg mezelf op mijn voorhoofd en kreunde. Nu zou ik toch echt snel weg moeten, voordat de mensen kwamen vragen wat er aan de hand was. Voor de spiegel fatsoeneerde ik mijn haar en probeerde neutraal te kijken. Toen dat nauwelijks gelukt was stopte ik mijn telefoon weer in mijn tas en ritste die snel dicht, alsof ik het bericht en daarmee ook de ontvoerder kon opsluiten. Met vlugge passen liep ik weer terug naar de tafel. 'Dat duurde lang,' zei mijn moeder toen ze me in het oog kreeg. 'Sorry,' verontschuldigde ik mezelf. 'De deur zat op slot en ik kreeg hem niet meer open, tot een medewerker kwam kijken wat er aan de hand was.' Ik zag Sam gniffelen toen ik op de stoel neerplofte. Het eten was er al, en ik stak snel een hap spaghetti in mijn mond. Ongelovig staarde mijn vader me aan, haalde toen zijn schouders op en at verder. 'Drink je geen alcohol, Kate?' vroeg Sam met een knipoog. Mijn ouders waren druk in gesprek met elkaar en leken ons even te vergeten, waar ik blij mee was. Sam en ik leunden een beetje naar elkaar toe. Afwezig keek ik hem aan, mijn gedachten zaten nog vol met het berichtje. 'Wat?' vroeg ik. Sam rolde met zijn ogen. 'Of je drinkt of niet.' Hij ging weer rechtop zitten.

'Eh, nee. Ik hou niet zo van wijn.'

Wijn is rood en doet me denken aan Roos. De laatste tijd vermeed ik die kleur zoveel mogelijk, alles om die vreselijke nacht in de keuken te vergeten.

'Je weet niet wat je mist hoor,' prevelde hij. 'Het is echt heel lekker.'

'Zal wel,' mompelde ik.

'Is er iets? Je kijkt de hele tijd zo afwezig.'

Om mijn aandacht te trekken zwaaide hij even met zijn hand voor mijn gezicht.

'Zie je?'

Zuchtend sloeg ik zijn hand weg.

'Er is niets, ik zie er alleen een beetje tegenop om weer terug naar het huis te gaan.'

Het was de halve waarheid. Ik wás bang om terug te gaan, alleen was de rede die hij dacht niet helemaal de juiste. Ik keek op toen een ober de toetjes voor ons neerzette en zag Sam peinzend naar me kijken. Had ik hem teveel verteld? Zou ik hem überhaupt over het berichtje vertellen? Dan zou ik wéér een Rule breken. De zoveelste. Wat zou er gebeuren als de ontvoerder erachter kwam? Zou hij nog meer meisjes zijn hol in sleuren? Aan de andere kant had ik Sam wel beloofd om alles te vertellen.. 'Kate, kom je nog?' Nu pas merkte ik dat iedereen al stond en bezig was zijn jas aan te trekken. 'Ik kom al,' mompelde ik.

De terugtocht naar de auto voelde voor mij gespannen aan, en ik besefte dat ik de avond een beetje had verpest met mijn vreemde gedrag. Het kon me vrij weinig schelen. In de auto dacht ik aan Carmen. Was ze echt dood? Of blufte hij? Ik beet op mijn nagels en leunde met mijn hoofd tegen het raampje. Koud glas drukte tegen mijn huid en ik huiverde. Toen we onze eigen straat inreden klikte ik mijn riem los. Binnen nam ik niet eens de moeite om mijn jas op te hangen en liep naar boven. Morgen zouden we weer teruggaan naar het huis.. heel veel verschil maakte het niet. Hij bekeek me hier net zoveel als daar. Mijn hart sloeg een slag over toen ik me iets belangrijks besefte. Het berichtje kwam van een afzender. Iemand die je iets kon terugsturen. Kon de politie niet de locatie van een telefoon bepalen? Zenuwachtig draaide ik de deur van mijn kamer op slot en voelde in mijn tas. Toen ik de telefoon had gevonden zocht ik naar het nummer, en tikte met trillende vingers een berichtje terug.

Laat ze alsjeblieft vrij. Zij hebben niets misdaan.

Verder wist ik niets te typen. Ik nam een hap lucht en verstuurde het bericht.

RulesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu