Hoofdstuk 29

113 7 3
                                    

Daglicht stroomde door een kiertje van het gordijn naar binnen. Ik rekte me uit en ging rechtop zitten. Iedereen, behalve ik, sliep nog. Zachtjes sprong ik uit bed en liep naar de badkamer. Hoelaat was het? Half tien? Iniedergeval hadden we vandaag vrij, om om Carmen te rouwen. Mijn spiegelbeeld zag er opgewekt uit, in tegenstelling hoe ik me zou moeten voelen. Ik had een glimlachje om mijn lippen en mijn blauwe ogen stonden helder. Ik haalde een hand door mijn haren, die erg klitterig aanvoelden. Ik roste er snel een borstel doorheen en liet het los hangen. Vlug trok ik een lange spijkerbroek met een lichtgrijze trui aan. Ik tuitte mijn lippen voor de spiegel en keurde het resultaat goed. Ik huppelde de trap af en ging linea recta naar de eetzaal. Ontbijtgeuren deden me goedkeurend snuiven en ik pakte meteen een bord. Vlug laadde ik hem vol met knapperige broodjes, een ei, aardbeitjes met suiker, een wafel en twee pannenkoekjes. Met het overvolle bord in mijn ene hand en een glas sap in mijn andere hand liep ik naar de tafel, die bijna leeg was. Er zaten twee jongens die ik weleens had zien lopen maar de naam niet wist, en een paar meisjes die nieuw waren. Al bij al zat ik in mijn eentje aan het einde van de tafel en begon aan mijn ontbijt. Het was heerlijk, en het werd nog leuker toen ik een warme hand op mijn schouder voelde en Sam naast me neer plofte. Hij wreef slaperig in zijn ogen en keek vol ongeloof van mijn overvolle bord naar mij en weer terug. 'En dat ga je allemaal in je eentje opeten?'
'Misschien,' antwoordde ik. Hoewel ik na een broodje, het ei en een paar aardbeitjes al behoorlijk vol zat. Toen hij dacht dat ik niet keek griste hij snel een broodje van het bord en begon te kauwen. 'Het wordt vandaag mooi weer, wil naar het strand?' Hij vroeg het met een bepaalde onverschilligheid, maar kon de hoop niet helemaal verbergen. 'De vorige keer was het iniedergeval erg gezellig,' zei hij met een grijns. Ik glimlachte en dacht aan de vorige keer op het strand. Het was de eerste keer geweest dat hij aardig tegen me had gedaan, en ik hem meer begon te waarderen.
'Lijkt me leuk,' zei ik, blozend. Hij stemde in en stal vervolgens nog een aardbei van mijn bord. We spraken af om om half twaalf voor de poort te staan, en dan in zijn auto naar het strand te rijden. Ik kon een klein glimlachje niet helemaal onderdrukken, al helemaal niet toen twee meisjes langsliepen en verbaasd naar Sam keken. Of ze keken verbaasd naar mij, en vonden het vreemd dat zo'n jongen naast zo'n normaal meisje zat. Sam verontschuldigde zich voor het halfleeg eten van mijn bord zonder toestemming en haastte zich naar zijn eigen eetzaal, om samen met Madame Tourande en zijn vader te ontbijten. Ik knabbelde nog wat aan mijn ontbijt maar gaf het al gauw op, mijn ogen waren weer eens groter geweest dan mijn maag. Ik zwaaide mijn benen over de rand van de bank en stond op. Celia liep langs en snoof nadrukkelijk toen ze mij zag. Dat kind had een hekel aan mij. Misschien omdat Carmen dat al had gehad, of omdat ik zoveel met Samuel omging. Het boeide me niet zo, en met opgeheven kin stapte ik langs haar heen. Op mijn kamer liet ik mijn zenuwen gaan. Naar het strand met Sam? Met z'n tweeën. Wat moest ik aandoen? Verslagen ging ik op mijn bed zitten, niet wetend wat ik met de situatie aanmoest. Heel veel verstand van jongens had ik niet, en mijn gevoelens liepen nu allemaal door de war. Ik kreunde en schuifelde naar de badkamer. Een pasr minuten lang bekeek ik mezelf in de spiegel. Lelijk was ik niet, met mijn blauwe ogen, lichte huid en bruine haren. Maar toch, Sam kon veel beter krijgen. Ik wierp een blik op mijn horloge. Half elf, ik had nog een uur voordat ik beneden voor de poort moest staan. Vlug trok ik mijn kleren uit en witte bikini aan, met daarover heen een lichtblauw strandjurkje. Het was zeker drieëntwintig graden buiten, dus koud zou ik het niet krijgen. Ik frummelde aan een elastiekje terwijl ik nadacht. Wat zag Sam überhaupt in mij? En Jake, wilde hij meer zijn dan alleen maar vrienden? Ik blies een verdwaald plukje haar uit mijn gezicht en liet me zuchtend achterover op mijn bed vallen. Mijn oog viel op het doosje in het nachtkastje met alle briefjes van de ontvoerder erin, die ik zorgvuldig had bewaard als bewijsmateriaal. Meteen kroop er een schuldig gevoel omhoog. Ik ging gezellig met Sam een middag naar het strand, terwijl er ergens een aantal meisjes opgesloten zaten, en al weken het daglicht niet hadden gezien. Wie waren er überhaupt nog over? Ik dacht er vaak overna. Carmen was overleden, dat was zeker. Mila had er op de foto die de ontvoerder had gestuurd ook niet echt levend uitgezien. Dat betekende dat alleen Roos en Mayra er nog waren. Tenzij Roos haar aanval in de keuken niet had overleefd. Ik rilde bij de gedachte aan mijn opdracht, de bloedplas in de keuken van een paar weken terug. Een traan verliet mijn ooghoek en vlug ging ik rechtop zitten. Nu mocht ik niet huilen, ik moest me concentreren op Sam. Wat wist hij eigenlijk allemaal van de vreselijke gebeurtenissen die me al die tijd al teisterden? Het doosje met de kogels, daar had ik hem over verteld. Ook een opdracht. Net als de sleutel. Hij wist dat Mayra weg was, maar niet dat de ontvoerder me zelfs tot in Nederland had gevolgd. Me een bericht had gestuurd. Carmen had vermoord. Ik stond op en begon te ijsberen. Het was allemaal nog steeds niet voorbij, al had ik de laatste week geen briefjes meer gekregen. Geen enkel teken van leven, maar ook geen teken dat Mayra en Roos níet meer leefden. Al had ik niet zo heel veel hoop meer. Waarom had ik de politie niet gewaarschuwd? Madame Tourande? De Graaf? Simpel, omdat ik alles en iedereen verdacht. Iemand die stil en teruggetrokken was kon de ontvoerder zijn, maar een personeelslid die uit de kelder kwam omdat hij wijn was gaan halen was al even verdacht. Al een tijdje vroeg ik me iets af. Hoe had de ontvoerder me kunnen volgen tot in Nederland? Had hij verdomme in hetzelfde vliegtuig gezeten? Had ik hem gezien, aangekeken, of zelfs met hem gepraat? Een rilling trok over mijn ruggengraat en een gefrustreerde grom ontsnapte mijn keel. Ik wierp een blik op de klok, verbaasde me dat ik al bijna bij de poort moest staan, waar ik met Sam had afgesproken. Een plotselinge gedachte vloog door mijn hoofd en deed me abrubt stilstaan van mijn geijsbeer. Er was maar één iemand bij me, één iemand die me overal volgde, één persoon die zelfs bij me sliep. Zelfs in Nederland.
Sam.
Was hij het?
Had ik de ontvoerder ontmaskerd?

RulesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu