Hoofdstuk 29

2 0 0
                                    

De bomen wierpen grote, bewegende schaduwen over de grond. De balderen ritselden en vielen door de wind naar beneden. Evelyn keek steeds angstig achterom, om tot de ontdekking te komen dat er een struik bewoog in de wind of een konijntje door de dode blaadjes hupte. Geen demonstranten, geen achtervolgers, geen wachters van het kasteel.

Met de steeds langer wordende schaduwen, het afnemende licht en de adrenaline die langzaam plaats maakte voor volledige leegte, begon Evelyn haar plan al snel te heroverwegen. Ze had het koud en als het straks donker was had ze geen idee meer waar ze naartoe moest, maar ze bleef haar voeten in een zeker tempo voor elkaar zetten.

Ze was nooit echt in May's huisje geweest, maar wist van de vele verhalen van de oude vrouw waar ze moest zoeken. Ze dacht dat ze de goede richting uit liep, maar ze was de kasteelmuur al lang uit het zicht verloren. Zolang de zon boven de horizon stond kon ze die gebruiken als kompas.

Ze stopte even haar hand in het tasje met Forels haren en deed haar ogen dicht om aan hem te denken en moed te verzamelen voor de reis verder. Het voelen van de stugge haren deed haar aan het eigen haren denken. Ze liet Forels haar weer los en pakte een dolk uit haar riem. Met de andere hand greep ze haar vlecht en sneed ze in een enkele haal met de dolk het grootste gedeelte af. Evelyn besefte pas wat ze gedaan had toen ze haar afgesneden vlecht voor zich hield en hem bekeek. Ze sloeg de hand met de dolk voor haar mond en keek geschrokken naar haar haren. Daarna ging ze met haar hand door haar korte lokken. Aan de voorkant was het langer dan aan de achterkant, maar Evelyn vond dat ze het best netjes had gedaan. Ze kon geen staart of vlecht meer in, maar dat maakte haar niet uit.

Ze begroef haar lokken onder een stapel bladeren tussen de wortels van een grote boom. Ineens moest ze denken aan een uitspraak van een filosoof uit Orthnib, "Een vrouw die haar lange haren kan afknippen, kan makkelijk een man vermoorden". Ze had het enkele maanden geleden in een boek gelezen waar de schrijver commentaar gaf op dit soort filosofische uitspraken. Evelyn wist nog dat de schrijver bij deze uitspraak schreef; "Ik wil best geloven dat dit waar is en dat dit de reden is dat wij mannen in ons leger hebben en dat de vrouwen het huishouden doen. Ik heb nog nooit een vrouw ontmoet die haar haren kort had geknipt"

Evelyn dacht ook dat het waar was. Ze had vandaag afgehakte hoofden gezien, mensen voor haar zien sterven, ze was ontsnapt aan woedende demonstranten, had haar pony vermoord zien worden en was weggelopen van huis waarna ze haar haren met een dolk had afgesneden. En dat alles omdat haar ouders geen aandacht aan haar besteedde en ze daarom een hele dag ging paardrijden. Ze draaide de dolk rond in haar hand en er brak een glimlach door op haar gezicht, ze was helemaal klaar om een man te vermoorden als die nu op haar pad kwam.

Vasberaden liep ze weer door richting het huisje, zodat ze er voor het vallen van de nacht aan zou komen. Haar korte haren waren een geheel nieuwe ervaring. Het viel de hele tijd in haar gezicht en dus schoof ze het maar achter haar oren. Evelyn wist ook ineens waar ze de haren van Forel voor kon gebruiken, morgen zou ze er een haarband van vlechten zodat haar haren niet de hele tijd in de weg hingen.

Toen de zon zijn laatste stralen over de bosgrond wierp en Evelyn bijna geen hand voor ogen zag, kwam ze aan bij het huisje van May. Ze wist zeker dat dit het huisje van May was, ze herkende het uit alle verhalen. De open plek, waar in de zomer wilde bloemen groeide en het paadje van stapstenen naar de deur. Achter het huisje liep een beekje waarvan Evelyn wist dat er ook een pad van stapstenen over het beekje nar de moestuin ging, die zelf bewaterend was door een luxe systeem dat May zich kon veroorloven met het goede salaris dar ze van de koning en koningin kreeg.

May had geen slot op haar deur, had ze Evelyn toegefluisterd. Haar huisje lag zo afgelegen dat de meesten niet eens wisten dat het bestond en er viel niet veel duurs te halen. May's dure spullen en geld lagen in haar kamertje bij de bediendeslaapkamers. Daar sliep ze zelden, dus alleen het bed in die kamer was vrij voor de kamer dat ze wel op het kasteel bleef slapen. Evelyn wist niet of ze juist wilde dat May er was of niet.

Ze liep over het pad van stapstenen en opende langzaam de deur. De scharnieren piepten en de planken van de vloer kraakte toen Evelyn een stap naar binnen zette. Het leek er niet op dat May thuis was. Ook de lamp die op een plankje naast de deur stond was koud. Evelyn stak de lamp aan en keek rond. Naast de deur stond een aanrecht met een kraan, die waarschijnlijk werd aangestuurd door een emmer die eronder stond. Aan de andere kant was een kapstok en stond een kleine tafel onder een raam, tegenover het raam boven de keuken. Achter de tafel stond een open haard, een stenen en daar tegenover stonden twee luie stoelen. Er zat een dun wandje tussen de woonkamer en de slaapkamer, maar het had geen deur, wel een opening aan de zijkant waar Evelyn doorheen liep.

Er lag niemand in het tweepersoonsbed. Boven het bed hing de stamboom van de familie Brook. Of eigenlijk een omgekeerde stamboom. Er was nog heel veel ruimte, maar de onderste twee namen waren Alexander Brook en May Holly Brook. Bij Alexander was een roos, het teken dat hij overleden was getekend. Alexander moet de man van May zijn geweest, maar ze hadden nooit kinderen gekregen.

In de kamer waren ook een raam met daarnaast een deur. Tegen de andere wand stond een kledingkast, maar daar besteedde Evelyn geen aandacht aan. Wel aan het de wc die in de hoek naast de kast stond. Het was niet zo'n luxe wc die Evelyn had, maar zo te zien wel aangesloten op het riool.

Nadat ze haar behoefte gedaan had doofde Evelyn de lamp, deed de wapenriem af, maar legde een enkele dolk onder haar kussen voor alle veiligheid. Daarna liet ze zich zonder zich om te kleden op het bed vallen. Evelyn had verwacht dat ze nog lang wakker zou liggen van alle gebeurtenissen van die dag, maar ze viel als een blok in slaap op het zachte bed van May.

Morgen zou ze nadenken over hoe ze verder zou gaan, morgen zou ze plannen gaan maken voor haar toekomst. Morgen zou ze een haarband van Forels haren vlechten en morgen zou ze een nieuwe identiteit verzinnen. Morgen zou haar eerste dag zijn dat ze vrij was, echt vrij. 

Vergeten Prinses - Gemaskerd deel 1 (Versie 2, voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu