Hoofdstuk 11 - Sneeuw

578 31 21
                                    

Ergens tussen nacht en ochtend wordt Fenna wakker. Ze heeft diep geslapen. Waarom is ze wakker geworden? Ze gaat rechtop zitten en laat haar ogen aan het donker wennen. Ze kan vaag wat contouren zien. Een vervelende pijn verspreidt zich door haar borstkas. Een paar meter verderop hoort ze Brams en Everts ademhaling. Die slapen net zo diep als zij een moment geleden. Fenna luistert of ze Liselotte hoort, maar het is stil aan haar linker kant. Doodstil. Shit!

Fenna duwt de deken van zich af en staat op. Ze is meteen wakker. Liselotte ademt niet meer! Ze wil in Liselottes hals voelen of ze nog een hartslag heeft, maar haar vingers grijpen in het niets. Fenna voelt slechts een kussen en een opzijgeslagen deken. O, godzijdank. Ze is er niet. Dus ze ademt nog.

Amper is de opluchting tot haar doorgedrongen of Fenna krijgt te maken met het volgende probleem: Liselotte is weg.

Fenna loopt op haar sokken naar een LED-lantaarntje en gaat op weg naar de toiletten.

"Liselot?" Haar stem klinkt hol in de lege ruimte.

Er is niemand. Waar kan ze zijn? Automatisch loopt Fenna naar de plek waar Liselotte meestal te vinden is: haar lab. De deur zit niet op slot. Fenna slaakt een zucht van verlichting. Dat betekent dat ze binnen is. Liselotte laat nooit de deur zomaar open.

En inderdaad, Liselotte is hier aan het werk geweest. Er staat een doos op de tafel met daarnaast een paar schoenen. Bergschoenen in een grote maat. Versleten. Ook de computer staat aan. Fenna beweegt de muis om het apparaat uit de slaapstand te halen. Als ze nog niet wakker was, zou ze het nu zijn. Twee bleke vrouwenhalzen met vingervormige bloeduitstortingen staren haar ongefilterd aan, als stille getuigen van gewelddadige aanvallen.

Wanneer Fenna de foto's nader bestudeert, herkent ze de linker als Sofia van Wouden, en de rechter als Liselotte. Waar is haar collega mee bezig? Fenna merkt op hoe stil het lab is. Weer geen Liselotte. Waar kan ze toch in godsnaam zijn op dit uur van de nacht? Ze zou toch niet...

Fenna gaat voor de zekerheid toch even kijken. Ze haalt haar jas uit haar kluisje en slaat hem om haar heen. Ze stapt ook in haar schoenen. Dan loopt ze de draaideur van het bureau uit. Buiten is het stil. Geen verkeer, geen vogels, geen mensen. Slechts de wind die zo nu en dan door de wijk giert. En sneeuw. Zachte sneeuwvlokjes dwarrelen rustig naar beneden, alsof ze in slaap gewiegd worden.

Fenna trekt de jas dichter om zich heen. Deze kou heeft ze niet gemist. Ze kijkt naar links, naar de parkeerplaats. Het is eigenlijk te donker om ver genoeg te kunnen zien. Fenna loopt naar rechts. De maan schijnt door een gat in het wolkendek en er valt een schaduw. Er staat iemand in de sneeuw.

"Liselot!" roept Fenna, en komt op haar afgelopen.

Liselotte kijkt achterom, maar blijft staan. De sneeuw komt tot halverwege haar onderbenen. Fenna zet haar voeten in Liselottes sporen.

"Wat doe je hier buiten, het is veel te koud! Je hebt niet eens een jas aangetrokken." Fenna's spieren beginnen te rillen van de kou, en dat voelt niet lekker aan haar ribben en schouder. "Liselot, kom, snel naar binnen," dringt ze aan. Ongeduldig pakt ze Liselottes hand en wil haar meetrekken, maar Liselotte staat vast als een standbeeld. Haar hand lijkt wel bevroren, zo koud is ze.

"Hoe lang sta je hier al? Liselot?"

Fenna gaat voor haar collega staan en het maanlicht valt op Liselottes gezicht. Tranen lopen stil over haar wangen. Alles is al de hele tijd zo stil aan haar. Ze leeft, maar geeft geen teken van leven. Fenna wordt er bang van.

"Liselot, praat nou toch!" schreeuwt Fenna onverwacht hard. Het is niet haar bedoeling om Liselotte hard aan te pakken, maar het lijkt wel te werken. Eindelijk heeft ze oogcontact.

SneeuwWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu