Hoofdstuk 19 - Chaos

531 27 14
                                    

Liselotte merkt dat ze er niet veel voor hoeft te doen om in haar rol te blijven. Ze voelt zich daadwerkelijk ongemakkelijk wanneer ze met Fenna het café binnenstapt. Ze draagt om elf uur 's avonds een zonnebril om haar blauwe oog te verbergen, en ze heeft het onbehaaglijke gevoel dat iedereen naar haar kijkt, terwijl ze het liefst onzichtbaar zou willen zijn.

Fenna heeft Liselottes hand vast en trekt haar mee langs de tafeltjes, naar achter, waar een eenzaam tafeltje naast de deur met 'privé' op hen wacht. Ze nemen naast elkaar plaats. Enkele seconden later staat er een man van een ander tafeltje op en komt nonchalant hun kant op gelopen. Zonder iets te zeggen, gaat hij tegenover hen zitten.

"Judas?" vraagt Fenna.

De man geeft een kort knikje. Hij is slank, maar beweegt zich krachtig. Judas gaat geheel gekleed in het zwart, met zijn donkere haar glad naar achter gekamd. Zelfs zijn ogen lijken zwart. De pupil is niet van de iris te onderscheiden.

"Anne," zegt hij, en geeft Fenna een hand, "en Noëlle." Hij houdt hun handen iets langer vast dan nodig is en er gaat een rilling door Fenna heen. Deze man is zo koelbloedig dat ze het er koud van krijgt.

Judas' blik blijft op Liselotte rusten. Aarzelend zet ze haar zonnebril af. Een minuscule beweging van zijn mondhoek lijkt te suggereren dat Judas tevreden is met de aanblik van haar blauwe oog. Dat mag ook wel, want het is geen schmink. Liselotte heeft er flink voor geleden.

"Dus jullie willen dat ik een probleem voor jullie oplos." Hij spreekt langzaam, neemt zijn tijd. Zijn zwarte ogen lijken dwars door Fenna en Liselotte heen te kijken, alsof hij al hun geheimen kan zien. Gelukkig gelooft Liselotte niet in dat soort magische krachten.

"Mijn man..." begint Liselotte de monoloog die ze met Menno geoefend heeft, "Ik kan er niet meer tegen. Ik ben bang dat hij me vermoordt, de volgende keer. Nu is het hij of ik." Ze zorgt ervoor dat de andere gasten in het café het niet kunnen zien als ze haar sjaal een stuk naar beneden trekt.

Judas buigt zich naar voren en bestudeert de vingervormige bloeduitstortingen in Liselottes hals.

"Hm. Hij wurgt u?" Hoewel hij prima Nederlands spreekt, bespeurt Liselotte een licht accent en een aparte woordvolgorde in zijn zinnen. Slavisch? Fenna hoort het ook, hoewel de lichte slis haar meer aan een slang doet denken.

Fenna pakt Liselottes hand met de trouwring en schuift haar mouw een stukje omhoog. "Hij bindt haar vast en mishandelt haar," zegt ze met boosheid in haar stem terwijl ze Judas de kapotte huid op Liselottes pols laat zien, "Ik kan het niet meer aanzien. Er moet iets gebeuren, en snel."

Judas knikt bedachtzaam en wacht af wat Fenna hem nog meer vertelt. Hij mag dan huurmoordenaar zijn, hij wil graag zeker weten dat hij zaken doet met betrouwbare mensen. Tot dusver bevestigt het bewijs van een ernstige mishandeling het verhaal van zijn potentiële klanten. Ook de trouwring is niet onopgemerkt gebleven.

"Ze zit onder de blauwe plekken, en haar man heeft zelfs geprobeerd haar been te breken," gaat Fenna door.

Judas schudt afkeurend zijn hoofd. "Dat is wreed."

Ja, en jij kan het weten, denkt Fenna.

"Hij heeft u van de trap gegooid?" vraagt hij Liselotte.

Liselotte trekt haar mouw weer naar beneden en bedekt de wurgplekken met haar sjaal. Ze denkt aan Axler. Telkens wanneer ze zijn gezicht voor de geest haalt, ruikt ze hem. Het maakt haar misselijk. "Nee, ik probeerde weg te komen en toen trapte hij op mijn onderbeen."

Er verschijnt een serveerster aan hun tafeltje en ze bestellen wat te drinken. Appelsap voor Fenna en Liselotte, whisky voor Judas.

Judas lijkt op zijn gemak te zijn, alsof hij dagelijks moorden beraamt onder het genot van een glas alcohol.

SneeuwWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu