9.2 - Toch niet zo alleen

18 7 3
                                    

Toch niet zo alleen

Blindelings haastte ik me door de gangen. Mijn voeten brachten me ergens heen, hopelijk naar een veilig plek. Ik liep trappen op, maar ook weer af. De ene gang na de andere flitste vaag voorbij. Uiteindelijk duwde ik de deur naar de sporthal open en haastte ik me naar binnen, voordat iemand me zag. Het was er donker op een lichtstreep na die langs één van de gordijnen naar binnen viel.

Ik plofte neer in de schaduw van het podium in aanbouw. Er zou binnenkort een feest zijn voor de derde graad.

Waarom? Wat is er wis met me? Ik was niet eens in staat hem aan te spreken, maar hij stond wel bij Marissa dat maakt het natuurlijk moeilijker. Ik snapte niet waarom ze zo gemeen moest doen, na alles wat ik had verloren. Al wist zij dat natuurlijk niet, of toch niet volledig. Zou het simpeler geweest zijn als iedereen hier op school wist dat ik in een auto ongeluk had gezeten? Dat mijn vader daarbij was omgekomen? Dat als ze me uitmaken voor freak ze eigenlijk gelijk hebben?

Opeens verlangde ik hevig naar de instelling. Voor ieder ander klonk het als een vreselijke plek, maar dat is enkel de buitenkant. Het stinkt er niet zoals in het ziekenhuis, waar altijd een mengeling van chemicaliën in de lucht leek te hangen, terwijl in de instelling altijd wel een baklucht hing: koekjes, cakejes en zelfs taarten met drie lagen. Ik was niet zo een grote fan van baktherapie, maar at wel graag het resultaat ervan op. 

Het was een verassend rustige plek, je kon er even stil staan zonder dat je door de stroom van het leven omver werd gewalst. Ik kon er ademhalen. Ik hoorde er ook gewoon bij. Als ik huilde deed niemand gemeen, maar vertelden ze me dat ze het begrepen. Ze toonden geen medelijden. We zaten namelijk allemaal in hetzelfde schuitje, andere demonen om tegen te vechten maar wel hetzelfde schuitje. 

Ik was dertien toen ik werd opgenomen voor mijn suïcidale gedachten. Best wel jong. Mijn moeder liet me er met tranen in de ogen achter op de stoep, waar ik werd opgewacht door Dokter Falcon, de verplegers en verpleegster van de instelling en nog een andere psycholoog. Dokter La Vida. Ik schatte haar rond de veertig. Ze had van die lachrimpeltjes rond haar ogen die haar gek genoeg prachtig stonden. 

Ze werkte specifiek voor de instelling, voor als één van de patiënten nood had aan een gesprek en hun eigen psycholoog niet kon komen. Ik ben nooit bij haar geweest voor een extra sessie, maar ik herinnerde me nog wel dat we samen koekjes aten, lazen en films keken. Het schooljaar was al bezig dus als ze tijd had hielp ze me met het bijhouden van de leerstof, zodat mijn jaar overdoen niet ook nog eens op mijn bord terecht kwam. 

Ze was aardig en leek altijd de juiste dingen te kunnen zeggen op het juiste moment. Ze was als ik het zo mag noemen de eerste vriendin die ik maakte na het ongeval, als een meer dan dertig jaar oudere vrouw als vriendin telde. Op dit soort momenten verlangde ik enorm naar haar aanwezig. Ze had een persoonlijkheid die ervoor zorgde dat als ze alleen nog maar aanwezig was je je al beter voelde. Zij zou weten welke woorden ik nu moest horen. 

God, ik wenste dat ze er nu was. Ik huilde. Ik wist dat zij er geen punt van zou maken als ik huilde. Huilen was volgens haar een manier om emoties naar buiten te krijgen, sommige werden agressief, anderen dan weer net heel stil en ik kon mijn kolkende gedachten enkel tot rust brengen door is goed te huilen. 

Vaag door al mijn snikken heen hoorde ik de bel gaan. Ik zou naar mijn klas moeten gaan, maar ik zat hier goed dus ik bleef waar ik was. Mijn telefoon begon te trillen in mijn broekzak en ik trok hem voorzichtig uit mijn zak.

Kriss.

Mijn vinger bleef boven het groene telefoontje zweven, maar ik kon me er niet toe zetten om ook echt op te nemen. Kriss was waarschijnlijk toch beter af zonder mij. Ik was een gekkin. Iemands wiens aanwezigheid wel getolereerd werd, maar niet geapprecieerd. 

Het Levenslied van CelesteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu