10.2 - Mijn scherven

17 6 7
                                    

Mijn scherven

Ik probeerde de starende blikken zo goed mogelijk te negeren en mijn hoofd zo hoog mogelijk te houden. Fluisteringen achtervolgden me bij elke stap. Het raakt me niet, het raakt me niet. Wat probeerde ik zelfs? Tuurlijk raakte het me.

Van zodra dat Kriss doorhad dat ik mijn intrede in de klas had gedaan, begon ze vakkundig iedereen die me aankeek of over me fluisterde neer te bliksemen met haar ogen. Velen wendden zich, tot mijn groot genoegen, beschaamd af. Een klaslokaal was niet zo groot, toch voelde het alsof ik er uren over had gedaan om bij de achterste rij te raken.

James schoof mijn stoel met zijn voet voor me naar achteren, in een perfect sprookje was hij recht gesprongen en had hij op een dramatische manier mijn stoel naar achteren getrokken. 

Ik schudde met mijn hoofd, alsof dat ooit zou gebeuren. James verwelkomde me met een glimlach. Ik moest nog steeds met hem praten, het één en ander ophelderen, maar dat hij nog steeds aardig tegen me deed gaf me hoop.

Misschien zou ons gesprek lang niet zo lastig zijn als ik had gedacht.

Refters kwamen in mijn persoonlijke horror top drie. De toezichthouders liepen als cipiers tussen de tafels door, hier en daar stoppend om een opmerking te geven. Alsof een bende tieners hetzelfde was als een bende criminelen.

Ik snoof minachtend. Tuurlijk zaten er wat rotte appels bij, maar waren die er niet overal? Zuchtend schoof ik mijn stoel achteruit. Ik keek naar de stoel naast me die bleef vandaag leeg. 

Kriss moest naar de tandarts. Als ze tijdens de middag ging, was ze waarschijnlijk op tijd terug voor het vijfde lesuur. De stoel voor me bleef niet leeg, mijn maag verkrampte. Kriss kon me niet redden, dat joeg me meer angst aan dan zou moeten. Als ik zoals ik beloofd had mezelf beter wilde maken, moest ik leren dit soort dingen zonder Kriss te doen.

Een vlaag van eenzaamheid overviel me. Nee, sprak ik mezelf streng toe. Ik zat hier om iets aan dat gevoel te doen, te beginnen met dit gesprek. Maar misschien was dit niet het goede moment en hij leek het me al vergeven te hebben...

Niet meer uitstellen, berispte ik mezelf.

Hij wilde iets zeggen of vragen, wat dat zou zijn geweest zou ik nooit weten want ik onderbrak hem. Ik wist dat als hij over iets anders zou beginnen dan waar ik het over wou hebben, ik niet meer de moed zou hebben om hem terug naar het gesprek te leiden dat ik wou voeren.

'Ik wil je iets vertellen en ik zou het heel fijn vinden als je me laat praten tot ik klaar ben.' Ik slikte nerveus en vervolgde: 'Ik wil je het graag vertellen zodat je mijn reactie vrijdag beter kunt begrijpen en hopelijk ook mijn excuses kunt aanvaarden.'

Tot zover de ingestudeerde tekst. Dat was alles wat ik onderweg naar de refter had kunnen bedenken. Hij keek me enkel nieuwsgierig aan.

Aarzelend begin ik te vertellen: 'Ik ging door het lint toen je over die foto begon en dat had ik niet moeten doen.'

Hij wilde zijn mond opendoen om iets te zeggen, waarschijnlijk wilde hij me vertellen dat het wel goed zat. Het probleem was dat het niet goed zat.

Ik stak mijn hand op om hem het zwijgen op te leggen.

'Twee personen op de foto had je juist,' vervolgde ik mijn verhaal. 'Het is al een foto van een aantal jaar geleden toen ik en Marissa nog vriendinnen – beste vriendinnen – waren. De man op de foto was niet Marissa's vader, maar de mijne.'

Ik wist niet meer wat zeggen en viel stil.

'Ik snap het denk ik wel,' zei hij, 'Marissa en jij zijn geen vrienden meer en daar wordt je niet graag aan herinnerd en dat je vader je in de steek heeft gelaten is ook niet jouw schuld, maar dat wil niet zeggen dat het geen pijn doet. Het moet zo moeilijk zijn om te weten dat hij ergens anders gewoon opnieuw is begonnen zonder ooit nog naar je om te kijken.'

Het Levenslied van CelesteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu