Zwaailichten, sirenes en geschreeuw

516 20 4
                                    

Milo's POV:

Godverdomme. Ze hebben me gevonden. Ik wil niet gevonden worden. Ik wil naar Matt en Rob. Ik voel de druk van Chars hoofd op mijn schouder. Zacht huil ik. Voor de rest neem ik niks op. Ik heb pijn, echt pijn. Vooral aan mijn linkerbeen op dit moment. Ik heb een zwaar vermoeden dat die gebroken is. In ieder geval zwaar gekneusd. 

'Miel, maatje. Het komt goed oké? Wij blijven bij je. De ambulancemedewerkers zijn onderweg. Er kan niks gebeuren.' 

Koen pakt mijn hand bij die woorden, en er rollen een paar verwaarloosde tranen over mijn wangen. Terwijl ik naar voor blijf staren. Ik hoor Charlotte zacht huilen, en draai mijn hoofd naar haar. Langzaam drupt er bloed uit haar wenkbrauw, en al weet ik dat dat niet de reden van haar tranen is, toch zeg ik het. 'S-schatje. Schatje je b-bloedt.' Breng ik moeizaam uit. Snel veegt ze met de rug van haar hand langs haar wenkbrauw, wat een pijnlijk gezicht oplevert. 'Miel dat is niet erg. Ik laat je nooit meer alleen. Echt niet.' Langzaam draai ik mijn hoofd weer naar voor. Alles doet pijn. Praten, ademhalen, bewegen, luisteren. 

Ik hou mijn adem in als de ambulancemedewerkers me op een soort bed tillen. Mijn ene hand knijpt in die van Char, en mijn andere in die van Roel. Koen loopt bij mijn voeten. 'Meneer ter Reegen, hebt u ergens pijn?' Ik knik zacht. 'Mijn been.' De medewerker knikt, en voelt er voorzichtig aan. Mijn gezicht vertrekt als ze mijn knie pakt, en Charlotte veegt een traantje van mijn wang. Ik denk niet dat die traan van de pijn is. Ik denk dat die traan de hele situatie omschrijft. Voorzichtig gaat diezelfde hand door mijn haren. 'Schat.. Waarom dan?' Fluistert ze, met tranen in haar ogen. 

'I-ik ging zelf naar het bos. I-ik wilde dood, e-en zag dit als u-uitgang. H-het ging steeds slechter, en ik viel met mijn hoofd op een s-steen. V-volgens mij ben ik bewusteloos geweest. I-ik heb geen idee wat er m-met mijn been is, m-maar het voelt niet goed.'

Breng ik zachtjes uit. Nu lopen de tranen die zich hebben opgehoopt in de ogen van mijn vriendin, over haar wangen. 'S-schatje.' Huilt ze zacht. 'Sorry.' Fluister ik. 

Als ze een brace om mijn knie schuiven, moet ik op mijn lip bijten om het niet uit te schreeuwen. Ik wil huilen. Schreeuwen. Krijsen. Jammeren. Ik wil gewoon naar Rob en Matt. Ik wil hier niet zijn. 

Ik wil dit niet. Ik wil dit niet. Ik wil dit godverdomme niet. 

Raouls POV:

Daar gaat hij. Voorzichtig rijden de medewerkers de brancard in de ambulance, en dan rijdt hij met loeiende sirenes weg. Ik zucht diep. Koen legt zijn hand op mijn schouder, en zucht ook. Daar staan we dan. Om drie uur 's nachts. Aan de rand van een gigantisch bos. 'Kom Roel. We rijden ook naar het ziekenhuis.' Voor me uit loopt Koen naar de auto, en ik neem naast hem plaats. De hele weg zeggen we niks. Het enige geluid dat ik hoor, is de wrijving tussen de banden en het asfalt. Het asfalt waar een paar minuten terug de ambulance overheen gierde, met Milo als bagage. Ik druk mijn hoofd in de hoofdsteun en doe even mijn ogen dicht. Kan het nooit goed gaan?

Ik heb mijn ogen nog steeds dicht, als Koen opeens op de rem trapt, en de gordel in mijn nek snijdt. Snel doe ik mijn ogen open. Ik richt ze op de weg voor me, en zie meteen wat hij bedoeld. Waarom hij is afgeremd. Daar, honderd meter verder, staat een ambulance op de vluchtstrook. En aangezien we in totaal in dit ritje drie auto's zijn tegengekomen, en dit precies op de route richting het ziekenhuis plaatsvindt, weten we wie er in ligt. En we weten allebei, dat de enige reden dat een ambulance stil komt te staan onderweg, een hartstilstand is. 

Snel slingert Koen zijn auto net achter de gele wagen, en we springen de auto uit. 

Chaos. 

Milo, levenloos op de brancard, naast de ambulance.
Drie mannen in gele pakken die om hen heen hangen.
Nog steeds de gillende sirenes.
Een huilende, toekijkende Charlotte.

Holy shit. 

Omdat we bij Milo toch machteloos zijn, ren ik naar Char. Ze kijkt voorzichtig op, en laat zich dan in mijn armen vallen. 'R-roel..' Fluistert ze huilend. Ik knik. 'R-roel gaat hij d-d-dood?' Ik zucht diep. Eerlijk? Ik heb geen idee. Werkelijk geen idee. 'Nee. Nee hij gaat niet dood. Hij blijft hier, bij ons. Bij jou.' Besluit ik maar te antwoorden. Ze knikt zacht. 

'Char, ik ga even met ze praten. Blijf je hier staan?' Weer knikt ze. Ik loop richting de medewerkers, waarvan het enige doel op dit moment is, Milo in leven houden. Mijn hart flintert in kleine stukjes, als ik Milo zie liggen. Zijn borst wordt continu volledig in elkaar gedrukt, maar het lijkt geen invloed te hebben. 

'Kom op Miel. Doe het. Doe het voor ons. Alsjeblieft. Nog even volhouden.' 

Pers ik door mijn tranen heen. Het lijkt zin te hebben. In een flits komt Milo's bovenlichaam omhoog. Volledig buiten adem, huilend. De tranen die al over mijn wangen liepen, vormen zich nu tot tranen van geluk. Ik draai me om. Charlotte staat nog steeds in dezelfde positie als net, en heeft niks door. Voorzichtig tik ik op haar schouder. 'Roel, Roel ik kan hem niet misse-' 'Char kijk.' Langzaam draait ze zich om. 

Milo ligt nog steeds huilend op de brancard. Te wachten op aanraking. Te wachten tot iemand hem troost. Te wachten tot de pijn voorbij is. Dat lijkt hij gevonden te hebben, als Charlotte zowat het bed op vliegt. Huilend slaat ze haar handen om zijn torso, en laat zich naast hem vallen. 'Schat ik..' Huilt ze. 'Ik dacht dat je dood was.' 

Milo's POV:

Kut. Kut ik heb ze allemaal bezorgd gemaakt. Ik heb weer veel te veel aandacht. Het voelt alsof emmers tranen omkiepen. Maar alleen vanbinnen. Alleen vanbinnen schreeuw ik het uit. Breek ik. Ga ik kapot. Vanbuiten zijn het een stuk of vijf verloren tranen, die van mijn ogen naar mijn oren rollen, door de zwaartekracht. 

Ik ga kapot. 

Ik wil dit niet.

Ik heb pijn.

Ik blijf hier.

Ik blijf voor de jongens.

Ik blijf voor Char.

Kan ik dit wel?

Ik weet het niet.

Ik verdrink in mezelfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu