Hoofdstuk 11

526 23 1
                                    

Niet veel later kwam Dan aanlopen. Kalm en rustig, net als altijd. Hij gebaarde me dat ik achter hem aan moest lopen. Ik gehoorzaamde en snelde naar hem toe. Ik kwam naast hem lopen en keek hem aan. 'Hoe gaan we dit aanpakken?' vroeg ik. Dan liep stevig door. Ik had moeite om hem bij te houden. Hij keek me even aan. 'Je hebt er zin in, zo te zien,' mompelde hij. Hij liep naar de uitgang van het gebouw. Ik negeerde het.  

'We gaan eerst kijken of hij daadwerkelijk bij dat hotel werkt en voor hoe lang,' zei Dan.  

Ik knikte. We liepen het gebouw uit en stapte in een van de auto's die klaar stonden om het gebouw heen. We reden richting het hotel.  

We reden nu richting de Oostkant, waar Timothy zei dat hij woonde. Er heerste een stilte. We waren net in het hotel en zijn erachter gekomen dat hij er vannacht voor het eerst werkte. Het moest wel expres zijn geweest. Het hoorde allemaal bij zijn plan. Dat hij mij een lift aanbood en dat ik hem mee naar binnen had genomen. Wat het precieze doel was, wist ik niet. Maar het deed er niet toe. 

'Zie je al iets?' vroeg Dan. Het schudde me uit mijn gedachten. Ik keek naar buiten en zag al gelijk het grote verschil tussen de Oostkant en de Westkant, waar het gebouw van The Destructors stond. Hier waren de stoeptegels recht en er liepen geen mensen midden op de weg die bedoeld was voor auto's. De huizen waren, zoals de meeste mensen het aanschouwden, normaal. Al waren het voor mij erg luxe woningen. Ik was gewend aan krotten die op instorten stonden, aan daken die lekte en muren die geen enkele warmte vasthielden. Hier stond bijna voor elk huis een auto die meestal geen deuken bevatte en er aardig nieuw uitzag. Voortuinen werden goed bijgehouden en deze mensen hadden tenminste iets dat je je achtertuin kon noemen.  

'Daar!' riep ik opeens. Ik wees naar een rode Ferrari die voor een gebouw stond. Dan trapte vollop de rem en ik schoot naar voren. Ik had mijn gordel helemaal niet om gedaan. Dat deed ik eigenlijk nooit. Wie dacht daar nu aan? Ik ging weer recht zitten. 'Dat is Timothy's auto,' zei ik. Ik maakte spleetjes van mijn ogen en bekeek het gebouw. Er zaten allemaal precies evengrote ramen in die even ver uit elkaar stonden. Bij elkaar waren het er ongeveer twintig. Ik ging er vanuit dat achter elk raam een ander appartement zat. Eén van hen was waarschijnlijk van Timothy. 

'Weet je het zeker?' vroeg Dan.  

'Natuurlijk weet ik het zeker,' antwoordde ik geërgerd. Ik slaakte een zucht. Ik keek nog steeds naar buiten. Ik bekeek elk raampje in de hoop te zien wat er daar achter gebeurde. Bij een paar kon ik al gelijk concluderen dat het niet het appartement van Timothy was. Bijvoorbeeld bij het appartement waar een dikke, oude vrouw voor het raam stond. Of het raam waarachter roze gordijnen zaten en een bos bloeiende, gele tulpen op het vensterbank stond. Maar het waren er slechts een paar. De meeste appartementen waren gewoon onopvallend.  

Ik keek Dan aan. 'Wat nu?' vroeg ik. Ik beet op de binnenkant van mijn wang.  

'Nu wachten we af,' zei Dan. Ik keek hem even zwijgend aan. Daarna keek ik weer naar buiten.  

Na een paar uur kwam Timothy naar buiten. Meteen merkte ik dat ik me aanspande en dat mijn ogen groot werden. 'Daar!' riep ik. Ik wees naar Timothy. Gelukkig was de auto waar we in zaten zwart en waren de ramen bedekt met een speciaal soort folie waardoor je niet naar binnen kon kijken, maar wel naar buiten. Toch had ik het gevoel dat hij ons zag zitten.  

Hij had een zwart shirt aan met halflange mouwen. Het zat redelijk strak, waardoor je de vormen van zijn bovenlichaam goed kon zien. Ook droeg hij een donkere spijkerbroek. Deze zat best losjes. Hij had een zwarte pet op met de witte letters "NY" erop. Hij zag er op een of ander manier heel anders uit dan toen in het hotel. Veel stoerder. De onschuldige blik die hij toen droeg, was verdwenen. Nu was het niet zo moeilijk om in te beelden dat hij een ganglid was. 

Girl in the GangWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu