Hoofdstuk 13: Husky.

40 4 1
                                    

Donderdag

Ik word wakker. Ik lig nog steeds op de bank. Ik sta op, of ja ik probeer op te staan. Het lukt me niet, ik heb nog steeds die pijn in mijn rug. Hoelaat is het eigenlijk? Half 8. Als het me lukt om op te staan en om te kleden kan ik nog naar school. Ik probeer nog één keer op te staan en ja! Het is me gelukt. Wel met veel pijn, maar ik sta. Dan zie ik pas wat voor me op de grond ligt, een hond? Hoe komt een hond hier? Om wat preciezer te zijn, het is een husky. Ik stap over hem heen en kijk naar zijn halsband als hij die heeft. Het lijkt me een zwerfhond dus zo raar zou dat niet zijn. Ik ga heel zachtjes met mijn hand door het haar van de hond heen rondom zijn nek. Ik voel zijn halsband! Ik ga zoekend de halsband af, op zoek naar een penning. En ja hoor daar is hij. Eens even kijken... "Felix?" Zeg ik heel zachtjes. "Felix!?" Huh hoe kan dat? En waarom heet die hond hetzelfde als Felix? En, en... Huh, ik snap er niks van. Ik moet het tegen Felix vertellen. Misschien is hij boven. Ik loop de trap op, eenmaal boven check ik alle kamers. Hij is nergens, of nou ja in ieder geval niet boven. Ik besluit om naar onder te lopen. Ik loop terug naar de woonkamer. De hond? Hij is weg. En er is geen haar meer te bekennen. Hmm, raar. Ik kijk op de klok. Kwart voor 8. Shit, ik moet nog omkleden en haren kammen en eten. Nou ja, snel dan maar hè.

"Wow, Azula! Je kan goed tekenen, maar dit is Duits en géén teken les." Ja, ja. Pff man, laat me. Ik lever de tekening in bij de docent en loop terug naar mijn plaats. Ik ga zitten en kijk naar de docent, hij kijkt naar mijn tekening. Ik zie zijn gezicht betrekken en na enkele seconden kijkt hij naar mij. De klas volgt hem. Ik voel dat ik helemaal rood word en begin te glimlachen. Dan loopt de docent richting de deur met de tekening nog in zijn hand en gebaart dat ik mee moet lopen. Dat doe ik. Als we op het einde van de gang zijn stopt hij zo spontaan dat ik bijna tegen hem op knal. Ik kan nog net snel genoeg remmen. Dan draait hij zich naar me om en begint te spreken:"Azula, weet je wat je hebt getekend?" Ja meneer, ik weet het, het is Anna... Ongeveer diezelfde tekening als in mijn Scheikunde schrift. "Het is Anna meneer." Hij knikt zachtjes en zegt dan:"Waarom heb je haar zò getekend?" "Weet ik niet eigenlijk." Ik weet het wel, nou ja ik denk dat ik het weet. Omdat ik Anna zoals laatste heb gezien en ik heb het getekend zonder dat ik, zeg maar, bij de tekening was met mijn gedachten. We blijven elkaar aankijken. Na een tijdje vraagt hij:"Waarom was je haar aan het tekenen?" "Ik mis haar en ze is mijn beste vriendin, ze ligt nu al een tijdje in het ziekenhuis maar..." "Oké, en weet je misschien waar Felix is?" Onderbreekt hij me. "Nee." "Dan kom, we gaan terug naar de les."

"Felix!?" Roep ik zodra ik de deur achter me heb dichtgedaan. "Feeeeeeelix!" Dan hoor ik hem de trap af komen rennen."Azula, wat is er?" Vraagt hij snel. "Oh nee, niks. Maar uh... Waarom was je niet op school?" Vraag ik streng."Nou ik had me verslapen en ik had geen zin meer om zo laat nog te gaan, dan zou ik alleen nog maar een gedeelte van Wiskunde mee hebben gemaakt." "Oh oké." Dat zou ik ook doen. "En Felix ik heb een vraagje, heb jij een hond?" "Nee, ma..." "Maar?" Vraag ik nieuwschierig. "Maar wat?" Antwoord hij. Alsof ik niet gehoord heb dat hij 'maar' wilde zeggen. "Laat maar." Zeg ik geïrriteerd en loop langs hem heen recht naar de keuken, waar het kistje ook nog steeds is. Ik zie het staan en begin weer te denken. Moet ik het hem vertellen? Nee, daar is hij nog niet klaar voor en hij gaat niet eens geloven dat ze echt hebben bestaan en misschien denkt hij wel dat het van iets anders is. Dus loop ik door en maak een broodje.

"Felix." Zeg ik met volle mond. "Ik ga even naar het ziekenhuis, naar Anna en mijn moeder. Wil je mee of blijf je hier?" Nu slik ik het laatste stukje van mijn broodje af. "Ik blijf hier." "Oké, dan ben ik over een uurtje terug." Ik loop naar de deur. Zeg Felix gedag en loop, niet via het bospaadje, naar het ziekenhuis. Ik heb de hele weg het gevoel alsof iemand naar me kijkt. Ach ja, het zal mijn verbeelding wel zijn.

Op de terug weg heb ik weer dat gevoel dat iemand naar me kijkt, och ja... Ik loop niet via het bospaadje. Gewoon langs het bos. Pff ik ben zo moe, ik wil slapen. Zodra ik thuis kom ga ik meteen naar bed. Ik kijk achter me en zie een schim. Wow... Wacht eens even die schim, hij had een rare vorm. Geen menselijke vorm, en ook geen dierlijke vorm. Een beetje van beide. Ik knipper met mijn ogen en de schim is weg, zal wel niks zijn geweest. Ik loop door, maar wel op mijn hoede.

"Felix. Ik ga slapen slaap lekker en tot morgen." "Welterusten."

Am I a Phoenix? Or not?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu