Hoofdstuk 17: Nee.

32 4 0
                                    

Maandag.

Ik geloof het nog steeds niet. Het gesprek is nu al bijna een week geleden. En ik kan het nog niet geloven. Ik wil het niet geloven. Anna mag geen cyborg zijn, ze moet mijn beste vriendin zijn. Zonder haar ben ik niks. Het valt me ook op de laatste tijd. Sinds dat gesprek is geweest, kan ik niet meer vanaf een andere kant naar haar kijken. Ik sta op, vandaag is er geen school. Gelukkig ik had toch niet geleerd voor Biologie. Maar waarom is er eigenlijk geen school. Ik bedoel, of het nou sneeuwt, stormt of het zonnetje schijnt, school gaat altijd door. Er moet dus wel iets heel ergs zijn geweest. Zou het dat beest van toen zijn geweest? Nee hij was veel te klein, dat beestje kan geen hele school opblazen. Of toch wel? Hij was wel heel erg sterk. Felix slaapt nog, Anna ook. Ik ga naar onder en maak een ontbijtje, alleen voor mezelf. Ik smeer een boterham en neem hem mee naar buiten. Ik besluit om naar de school te lopen. Zodra ik door te poort van mijn voortuin loop zie ik een kat stijfjes op een muurtje tegenover mijn huis zitten. De kat is rood-oranje met rechthoekige zwarte vlekken om haar ogen, een soort van bril. Het ziet er wel geinig uit.

Eenmaal bij de school aangekomen zie ik de schade. Het hele dak is eraf, al het gras is verbrand en alle ramen zijn gebroken en de meeste zijn er nog uitgevallen ook. Ik kruip onder het lint dat de politie daar heeft gespannen door en loop naar mijn kluisje. Ik open hem en ja, mijn schrift van Scheikunde. In tegenstelling tot alle andere boeken en schriften is deze nog zo goed als nieuw, alle andere zijn verbrand of zelfs verkoold. Ik pak het schrift uit mijn kluisje en loop richting de winkelstraat. Ik ga niet winkelen. Nee, zo'n meisje ben ik niet, in tegenstelling tot de meeste meisjes haat ik winkelen. Er zijn 2 uitzonderingen: Bij gamewinkels en bij supermarkten. Daar ga ik nog het liefst naar toe, maar ook niet zo heel vaak. Ik loop door de winkelstraat en besluit dan weer naar huis te gaan via een omweggetje.

Nu ik er toch ben, waarom niet? Ik klop aan bij Ginny. Ik wacht voor 10 seconden. Ik klop nog een keer, en nog een keer. Niemand is thuis. Nu ik aan Ginny denk zij heeft rood haar, en een zwarte bril. Net zoals die kat van toenstraks! Het is waarschijnlijk gewoon toeval. Ik draai me om, want ik sta nog steeds met mijn gezicht richting de deur. Daar aan de overkant staat Felix. Ik negeer hem, ik heb nu even tijd voor mezelf nodig, het is allemaal eventjes iets teveel 'toevalligheid'. Ik loop naar links, ik neem een nog grotere omweg naar huis.

Het bos, dìt bos is prachtig. Ik loop door het mooiste bos van het land. Het is helemaal begroeid met hier en daar nog een grote open vlakte. De boomkleur zit tussen turkoois-groen en mint-groen in. Overal zijn ook struiken met van alles eraan: aardbeien en allemaal verschillende soorten besjes. Er zijn ook heel veel bloemen, ze staan allemaal 'gesorteerd' op kleur. Ik kijk wat kritischer en zie dat er precies 7 bloemen zijn in de kleuren van de regenboog: Rood, oranje, geel, groen, lichtblauw, blauw en violet. Dit is toevallig.

Na een tijdje verder lopen kom ik bij een beekje met een klein open plekje. Ik ga liggen op de boomstam. Intussen is het alweer nacht, wacht eens even ik heb alleen een ontbijtje gehad! Moet ik niet al honger hebben? Heb ik zolang gelopen? Na een uurtje naar de sterren hebben gekeken ga ik rechtop zitten. Ik schrik me half dood wanneer de kat, die vanochtend op het muurtje zat, nu recht voor me zit net 15 centimeter van mijn gezicht af. Ik kijk de kat aan, maar de kat blijft stil en verroerd geen spier. Totdat ik opsta, de kat springt op, maar blijft me aankijken. Ik besluit hem te negeren en richting huis te lopen. Ik loop precies dezelfde weg terug naar huis. Maar ik ben opeens bij een hele grote open vlakte, ik zie geeneens de andere kant. Ik besluit om me om te draaien en terug het bos in te gaan. Er gaat een rilling door mijn lijf wanneer ik me omdraai. Het bos. Het is weg! Dat kan niet! Ik draai me weer om naar de open vlakte. In ieder geval dat dacht ik. In plaats van de vlakte zie ik een klein huisje staan. De kat, die nog steeds naast me staat, kijkt me aan en even lijkt het alsof hij met zijn hoofd naar het huisje wenkt.

Am I a Phoenix? Or not?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu