# 5 #

99 5 2
                                    

Rino
We liepen nu al uren. Yaris liep stevig door. Ik was uitgeput. Het begon ook al donker te worden. 'Yaris' zei ik 'zullen we hier overnachten?'

Ze draaide zich om, 'dan heb je kans dat de soldaten ons vinden.'

'Yaris we liggen een dag voor.'

Ze zuchtte, 'nou goed dan.'

Ik glimlachte en plofte op een boomstam neer. 'Op de grond' vroeg ze verbaasd.

'Nee' zei ik 'ik wil even kijken waar de beste plek is.'

Ze knikte en ging naast me zitten. Na een tijdje zei ze: 'wil je iets voor me doen?'

'Wat' vroeg ik nieuwsgierig.

'Wens eten.'

'Waarom?'

'Ik kan niks voor mezelf toveren. Iemand moet het wensen.'

'Oké, ik wens eten en een kampvuur.'

Ze glimlachte en toverde het. We aten in stilte. Daarna vielen we bijna in slaap tot ik zei: 'Yaris mag ik een wens doen?'

Ze knikte, 'vertel.'

'Ik wens dekens, kussens, touw en een zeil.'

Ze knikte en toverde het. Ik stond op pakte het touw en maakte een soort van dak. Daarna gaf ik haar een kussen en deken. Ze sloeg het om haar heen. Ik pakte ook een deken. We vielen al snel.in slaap.

Yaris

's Nachts werd ik wakker door gekraak van takjes. Ik stond op en keek in het rond. De kooltjes gloeiden na. Opeens werd er een hand voor mijn mond geslagen en een arm om me heen. Ik probeerde mijn aanvaller te schoppen. Rino werd wakker en viel mijn aanvaller aan. Die liet me los. We werden omsingeld door allemaal jonge mannen. Ze hadden doeken voor hun mond en over hun haar. Rino ging beschermend voor me staan. De jongens liepen op ons af. 'Yaris' fluisterde Rino 'ren.'

De jongens vielen ons aan. Ik kon wegrennen. De jongen die me als eerste had aangevallen rende achter me aan. Gelukkig was ik heel snel. Dat moest ook wel als ik voor Balint en Dorran moest wegrennen. Helaas struikelde ik en viel op de grond. De jongen trok me omhoog en nam me mee. Door het bos heen. Toen hij me niet meer kon vasthouden gooide hij me over zijn schouder heen. Ik bonkte met mijn vuisten op zijn rug, 'laat me gaan!'

Hij bleef stug doorlopen. Tegen de ochtend kwamen we bij een groot dorp. Het dorp was niet op de grond maar in de bomen gebouwd. Hij liep een trap op met me. Ik werd naar een kamer gebracht en daar opgesloten. Ik bonkte met mijn vuisten op de deur. Na een tijdje ging die open en Rino werd naar binnen geduwd. Hij struikelde en viel op me. Hij ging snel van me af, 'gaat ie?'

Ik knikte en stond op. Hij stond ook op. 'Waar zijn we' vroeg hij.

'In het wensendorp.'

'Echt?'

Ik knikte, 'ze gaan ons waarschijnlijk zo naar de prins brengen.'

'Leeft die nog dan?'

'Ja. Zijn ouders zijn dood en hij was de enigste die het overleefd heeft.'

De deur ging open en er kwamen drie jongens binnen. 'Meekomen' zei de eerste.

Ik deed mijn handen in mijn zij, 'wie zijn jullie?'

'Doet er niet toe' zei hij 'meekomen.'

'Nee' zei ik verontwaardigd 'misschien wil ik wel niet mee.'

Hij liep naar me toe. Rino ging voor me staan, 'ik dacht het niet!'

De jongen snoof, 'help effe' zei hij over zijn schouder.

De andere twee liepen naar Rino en trokken hem weg. Ze bonden zijn handen op zijn rug vast. Mijn handen werden door de eerste vastgebonden. Daarna werden we meegetrokken naar een zaal. Er waren wat mensen. de zaal was groot. In de achterwand zaten twee grote ramen. Daarvoor stond een plateau. Op het plateau tussen de ramen in stond een troon. Op de troon zat een jongen. Donkerblond haar. Blauwe ogen en hij had een kroon op. De kroon had bogen in plaats van punten. In de bogen zaten groene stenen. Hij keek hooghartig. 'Levi' zei hij 'wie zijn dit?'

'Weet ik niet Sire' zei de eerste jongen. Hij had me bij mijn bovenarm vast.

'Wie zijn jullie' vroeg de jongen aan ons.

'Rino' zei ik zacht 'wens iets.'

Hij knikte kort en zei: 'ik wens een appel Yaris.'

Ik glimlachte en toverde een appel. 'Ik ben één van jullie' zei ik. Ik gooide de appel omhoog. Levi ving hem. De jongen fronste, 'hoe zei hij dat je heette?'

'Yaris' zei ik 'dat is Rino.'

Hij keek me vol verbazing aan, schudde toen zijn hoofd en zei: 'nee dat kan niet.'

'Sire' zei Levi 'wat is er aan de hand?'

De jongen stond op en liep naar me toe. Hij liep een rondje om me heen. Toen hij weer voor me stond was de blik in zijn ogen veranderd. Die was niet langer hooghartig, maar eerder verbaasd. 'Hoe oud ben je' vroeg hij. Zijn stem was ook veranderd. Het klonk zachter. Niet qua volume maar qua hooghartigheid.

'Zeventien' zei ik 'zeventien april word ik achttien.'

Hij keek Levi aan, 'Levi maak haar los.'

'Maar Sire wat is er?'

'ik wil haar even onder vier ogen spreken.'

Levi knikte en sneed het touw los. Iedereen verliet de zaal. Ik keek de jongen aan, 'waar kom je vandaan' vroeg hij.

'Dat weet ik niet' zei ik 'ik weet niks van mijn ouders of de rest van mijn familie. Het enigste dat ik weet is dat ik ben gestolen door Dor..'

'Wacht even' kapte hij mij af 'je bent gestolen door die tovenaar Dorran?'

Ik knikte, 'dat is het enigste dat ik weet.'

Hij deed een stap achteruit, 'nee' zei hij 'dat.. dat kan niet... dat is niet mogelijk.'

Hij krabde zich in zijn nek. Ging met zijn hand over zijn gezicht en keek me toen glimlachend aan, 'welkom thuis... zusje.'

Wishchild (herschreven)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu