🎃deel 11🎃

6 1 1
                                    

 Kay en Rebecca reden in stilte door de verlichte straten van de stad. De sfeer was gespannen, en het licht van de straatlantaarns flikkerde door de ramen van hun auto. Hun baas, meneer Takes, had hen maar één duidelijke opdracht gegeven: spoor Michael Myers op voordat de politie dat zou doen.

"Ik weet niet of dit zo'n goed idee is," zei Rebecca, terwijl ze de stad in zich opnam. Ze was altijd scherp en voorzichtig, maar dit keer voelde alles anders. "Wat als we hem echt tegenkomen?"

Kay hield zijn ogen strak op de weg, zijn kaken gespannen. "We moeten dit doen. Als we te laat zijn, zal hij meer slachtoffers maken. We kunnen hem niet laten verdwijnen in de schaduwen zoals de vorige keer."

Rebecca knikte zwijgend, maar een naar gevoel knaagde aan haar. De verhalen over Michael Myers waren legio, en hoewel ze hem nooit persoonlijk had ontmoet, had ze genoeg gezien om te weten dat hij meer was dan zomaar een moordenaar. Hij was een ongrijpbare kracht, een entiteit van puur kwaad.

"Waar beginnen we?" vroeg ze, terwijl ze de kaart van de stad op haar telefoon bekeek.

Kay zuchtte. "De laatste keer dat iemand hem zag, was in de buurt van het park, maar dat is alweer uren geleden. We moeten snel zijn. Misschien verbergt hij zich ergens bij de waterzuivering. Felicia was daar eerder gezien, en zij heeft hem waarschijnlijk geholpen."

Rebecca keek hem aan, haar ogen vol zorgen. "Denk je dat Felicia echt zijn handlanger is?"

Kay kneep zijn ogen even samen, terwijl hij nadacht. "Ja, het voelt alsof zij meer weet dan ze vertelt. Ze is altijd op de verkeerde plaats op het juiste moment. Als we haar vinden, vinden we Michael."

De auto maakte een scherpe bocht terwijl Kay gas gaf en sneller door de lege straten reed. De stad leek uitgestorven, alsof iedereen instinctief wist dat er iets dreigends gaande was.

"En wat als we hem vinden?" vroeg Rebecca na een lange stilte. "Wat doen we dan?"

Kay keek haar aan, zijn ogen kil en vastberaden. "Dan maken we een einde aan dit alles, voor eens en altijd."

Rebecca zweeg, maar ze wist dat dit geen eenvoudige opdracht zou worden. Michael Myers was geen normaal mens, en wat er ook zou gebeuren, ze wisten dat ze op het punt stonden om iets donkers en gevaarlijks tegemoet te gaan.

Oscar en Jeremy stonden bij de uitgang van het feest, net klaar om weg te gaan, toen Dyonne plotseling de lichten van een onbekende auto opnieuw zag. Ze fronste en wees naar de langzaam rijdende wagen. "Wie wordt er opgehaald?"

Jamie kreeg een ongemakkelijk gevoel in haar maag. Ze dacht meteen aan haar moeder, Mila. "Misschien moet ik naar bed gaan... het was een lange dag," mompelde ze, terwijl ze haar blik op de auto hield.

Corey zag haar onrust en knikte haar toe. "Ik kijk wel even. Blijf jij maar hier." Hij klonk zelfverzekerd, maar een lichte spanning gleed over zijn gezicht. Hij stapte naar buiten, gevolgd door een korte stilte. De andere feestgangers dansten en lachten binnen, zich van geen kwaad bewust.

Dyonne keek naar Jamie. "Denk je dat het je moeder is?" Jamie haalde haar schouders op, maar ze voelde haar hart sneller kloppen. "Ik weet het niet... misschien." "Maar iets voelt niet goed."

Corey liep ondertussen naar de auto toe, zijn ogen strak gericht op de voorruit. De koplampen schenen fel, waardoor hij nauwelijks kon zien wie er binnen zat. Hij stak zijn hand op, klaar om de bestuurder aan te spreken, toen het portier langzaam open ging.

"Corey, kom terug!" riep Jeremy plotseling van achter hem. "We moeten gaan, man, dit voelt niet goed!" Maar Corey bleef staan, zijn blik vastgevroren op de donkere gestalte die langzaam uitstapte. Hij voelde de spanning in de lucht, alsof elk moment alles kon omslaan. Een koude rilling gleed over zijn rug terwijl hij zich afvroeg: was dit een toevallige ontmoeting, of liep hij recht in een val?

Intussen
Dyonne voelde de spanning in de lucht en wist dat er iets niet in de haak was. Ze besloot snel naar binnen te gaan, haar hart bonkend in haar borst. "Ik moet de politie bellen," mompelde ze, terwijl ze haar hand naar haar telefoon greep, maar... waar was die verdomde telefoon nu?

Met haastige stappen liep ze door de hal van het feest, haar ogen zoekend naar het apparaat, toen ze plotseling struikelde. Ze viel half op de grond en voelde iets onder haar voeten rollen. Het waren flessen cola, die nonchalant in een hoek waren gezet. "Lekker handig," mompelde ze gefrustreerd.

Ze krabbelde overeind, haar handen trilden terwijl ze de flessen wegschopte. "Hoezo nu, op dit moment?" fluisterde ze tegen zichzelf. De muziek van het feest dreunde op de achtergrond, maar Dyonne kon de vrolijkheid niet meer voelen. De dreiging buiten hing als een schaduw over haar heen.

Toen ze eindelijk haar telefoon vond, ademde ze opgelucht uit en tikte snel het nummer van de politie in. "Kom op, kom op," fluisterde ze, terwijl het overging.

Buiten had Corey de man uit de auto nog steeds niet herkend, en zijn vingers tintelen van nervositeit. "Wie ben jij?" vroeg hij met een droge keel, terwijl de gestalte dichterbij kwam.

Binnen drukte Dyonne de telefoon stevig tegen haar oor. "Politie... er is iets niet goed hier," begon ze te zeggen, haar stem trillend van spanning, maar net toen ze verder wilde praten, viel de verbinding weg. plots voelde koude adem in haar nek, er stond iemand achter haar.

 plots voelde koude adem in haar nek, er stond iemand achter haar

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
De Babysitter Moorden 1-5Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu