14

58 10 4
                                    


In de tuin ligt een jonge vrouw met de ogen wagenwijd open naar de hemel starend. Het ziet er wat akelig uit. Eva drukt direct beroepsmatig haar vingers in de hals van de vrouw die koud aanvoelt. Geen hartslag. Ze schudt haar hoofd naar Wolfs die haar verwachtingsvol aankijkt en komt na deze constatering weer naast hem staan. ‘Lag ze daar net al?’ Vraagt deze compleet overbodig terwijl hij het lichaam van een afstandje aandachtig bestudeert. ‘Nee, natúúrlijk niet!’ Reageert Eva zwaar verontwaardigd. Ze vindt het een idiote vraag. ‘Zoiets zou ik toch wel gezien hebben?’ Wolfs kijkt haar bedenkelijk aan. ‘Ze is hier toch niet binnen vijf minuten opeens dood neergevallen?’ Ook Wolfs klinkt nu lichtelijk verontwaardigd. Het was hoogstens vijf minuten geweest dat ze net samen in de keuken waren. In zo’n korte tijd was het onmogelijk dat hier iemand opeens dood was neergevallen. ‘Ik heb toch net toen jij nog in de badkamer was in de keuken gestaan?! Ze ligt letterlijk drie meter bij het raam vandaan. Ik ben toch niet achterlijk, Wolfs!’ Boos kijkt ze hem aan. Wolfs houdt direct verdedigend zijn handen in de lucht. ‘Ik weet het ook niet Eef, maar toen we hier aankwamen een uur geleden zijn we door de tuin gelopen en lag er niemand. Ze moet hier al hebben gelegen toen jij net als eerste in de keuken kwam’. Wolfs brengt het alsof het een feit is en Eva kijkt hem al dan niet nog meer verontwaardigd aan dan daarnet. ‘Ik heb nog uit het raam staan kijken! Ik zie toch niet opeens een dode vrouw over het hoofd?!’ Roept ze ondertussen zwaar gefrustreerd. Tegelijkertijd begint ze haast aan zichzelf te twijfelen. Ze was er op dat moment nou ook niet per se helemaal bij geweest met haar gedachten. Maar een dode vrouw in de tuin op nog geen enkele meters afstand zou ze toch zeker wel gezien hebben. ‘Ik weet het echt honderd procent zeker’. Bevestigd ze nog eens. Een stilte valt en zwijgend kijken ze naar de dode vrouw.

‘En wat doen we nu dan?’ Eva is met haar handen in haar zij gaan staan en kijkt Wolfs boos aan alsof hij er wat aan kan doen dat er opeens een dode vrouw in de tuin ligt. ‘Jemig Eef, weet ik veel. Wat dacht je er van om anders gewoon politie te bellen?’ Sarcastisch klinkt het. ‘Wij zijn politie’. Benoemd Eva de feiten. ‘Ja, maar met verlof’. Benoemd Wolfs de andere feiten. Ze staan nog altijd naast het dode lichaam, beiden op hun sokken omdat ze direct naar buiten zijn gerend. ‘Straks komen ze er achter dat we samen hier zijn’. Schiet Eva opeens in de paniekstand en kijkt Wolfs paniekerig aan. ‘Het zijn allemaal collega’s’. Vult ze aan. Wolfs haalt lichtelijk gestrest één hand door zijn haar terwijl hij zichtbaar nadenkt. ‘Dat zal wel meevallen. We zijn letterlijk aan de andere kant van het land’. De opmerking maakt haar niet rustiger. ‘Ja, maar wel met dezelfde systemen’. Ze gaat met haar armen over elkaar staan en kijkt naar het dode lichaam dat voor haar voeten ligt. Het is een jonge vrouw van hooguit een jaar of twintig. Haar make-up is uitgelopen en de kleding zit onder de modder, net als de blonde haren die als een soort vogelnest op haar hoofd hangen. Het ziet eruit alsof ze heeft gevochten voor haar leven.

Naast haar hoort ze opeens een geluid dat lijkt op het kletsen van dun latex op de blote huid. Een zeer bekend geluid dat ze altijd hoort als iemand nieuwe latex handschoenen aantrekt. Ze kijkt op en ziet exact wat ze hoort. Vol ongeloof kijkt ze Wolfs aan die voor haar gevoel uit het niets latex handschoenen tevoorschijn heeft getoverd. ‘Macht der gewoonte’. Verklaart Wolfs schouderophalend als hij Eva ziet kijken. Hij hurkt naast het lichaam en voelt beroepsmatig in de kleding, opzoek naar iets wat hen meer kan vertellen over deze jonge vrouw die opeens dood in de tuin ligt. ‘Heb je die handschoenen nou gewoon standaard in je colbert zitten?’ Vraagt ze vol ongeloof. Wolfs knikt, steekt zonder op te kijken één hand in de binnenzak van zijn colbert en houdt daarna nóg een nieuwe latex handschoen in de lucht. Eva kijkt naar de hand waar de plastic handschoen aan bungelt, maar pakt niet aan. ‘Ik denk niet dat het handig is als we nu aan dat lichaam gaan zitten voordat we de politie hebben gebeld’. Klinkt ze dan belerend. Voor het gemak negeert ze even het feit dat het juist Wolfs was die als eerste voorstelde de politie te bellen. ‘Zegt degene die altijd al overal aanzit voordat de PD überhaupt is vrijgegeven’. Kaatst Wolfs terug. Triomfantelijk vist hij dan opeens een identiteitskaart uit één van de zakken en komt weer overeind. ‘Yara Vermeulens’. Leest hij voor. En reikt de identiteitskaart, samen met de losse handschoen, aan Eva. Op automatische piloot alsof ze aan het werk is, pakt ze de kaart met de handschoen aan. ‘2005’. Constateert ze. ‘Ja, negentien jaar’. Rekent Wolfs snel uit. 'Van de Appelhof?' Denkt hij hardop. Eva haalt als reactie haar schouders op. ‘Heeft ze nog meer bij zich?’ Het voelt direct alsof ze gewoon samen net met een nieuwe zaak zijn begonnen. Wolfs schudt zijn hoofd. ‘Ik blijf het gek vinden dat ze in die paar minuten hier opeens kan liggen’. Legt hij zijn twijfel aan Eva voor. ‘Ik zweer je Wolfs, ze lag er écht niet eerder’. Wolfs kijkt haar nog even aan en bindt dan in. ‘Goed’. Klinkt hij kort maar krachtig. Hij pakt de identiteitskaart weer terug en stopt het netjes weer terug op de plek waar hij het zojuist heeft gevonden. ‘Ik zal bellen’. Wolfs trekt de handschoenen uit en legt kort zijn hand op Eva haar schouder. ‘Komt goed’. Fluistert hij haar toe en hij loopt naar binnen. Eva achterlatend bij het dode lichaam in de tuin.Ze kijkt nog even om, om er zeker van te zijn dat Wolfs naar binnen is en vist dan haar telefoon uit de zak van haar sportbroekje. Stiekem neemt ze een paar foto's om Wolfs vervolgens te volgen naar binnen.

In de verte klinkt al een sirene over het eiland. Wolfs kijkt op zijn horloge. Het is letterlijk drie minuten geleden dat hij het alarmnummer heeft gebeld. ‘Waren ze in Maastricht maar zo vlot’. Mompelt hij. ‘Wat is het plan?’ Hij kijkt Eva vragend aan, die er duidelijk niet gerust op is. ‘Misschien moeten we maar gewoon niet vertellen dat we van de politie zijn’. Het klinkt niet als de meest tactische oplossing, maar ze voelen er beiden niets voor zich kenbaar te maken met het risico dat straks bekend wordt dat ze er samen tussenuit zijn. Dan maar even een creatieve oplossing. ‘Ik doe het woord’. Besluit Wolfs dan. ‘Hoezo? Ik doe het woord’. Is Eva het duidelijk niet eens met dit besluit. ‘Eva, alsjeblieft. Doe niet zo moeilijk’. Verzucht Wolfs. Met het eeuwige gekibbel is hij nu wel even klaar. ‘Ik kan beter uitleggen’. Geeft Eva zich niet zomaar gewonnen, maar Wolfs die dit eigenwijze gedrag van Eva duidelijk zat is, kijkt haar strak aan. ‘Het lijkt mij beter dat ik het woord doe. De collega’s denken dat jij nog in Maastricht bent. Van mij denken ze in elk geval dat ik op pad ben met de motorclub. Mocht er dan toch iets boven tafel komen, kunnen we beter zorgen dat mijn naam bekend is in dit onderzoek, en niet dat van jou’. Ze moet toegeven dat dit redelijk plausibel klinkt. Schoorvoetend gaat Eva akkoord.

18.00 uurWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu