Pas na elf dagen bezocht ik het huis een eerste keer. Ik gebruik het woord 'bezoeken' liever dan het woord 'inbreken', het klinkt alsof ik een onschuldige jongen ben.
Hoe dan ook, ik had me grondig voorbereid: mijn kleren en handschoenen waren pas gekocht en allemaal zwart, net als mijn gezicht, dat ik vol roet had gesmeerd. Aan mijn riem hing een buidel met honderdvijftig pijlen: negentig gewone met een bronzen punt en zestig magische. Tijdens het maken van die magische pijlen had ik me overigens gerealiseerd dat ik, samen met een hoop kostbarefiolen, best ook probeerde wat basisboeken magie mee te nemen, bijvoorbeeld een schildspreuk of iets voor het ontwijken van magische beveiligingen. Ik zou ze nodig hebben, want ik had het amulet dat ik tijden geleden gekocht had weer laten opladen, maar dat had me vijftien goudstukken gekost, meer geld dan ik op dit moment nog over had.
Op dit moment stond ik in de Straat van de Flessen, een klein eindje bij het kruispunt met de Straat van de Wind vandaan. Ik had het plan opgevat om via de tuin te gaan: dan moest ik niet langs de ongetwijfeld zwaar beveiligde voordeur. De tuin van het blauwe huis lag een eind van deze straat vandaan; ik zou dus door meerdere andere tuinen moeten gaan. Toch was dit de beste optie.
Voor de laatste keer keek ik of er niemand de straat binnenkwam. Het was al donker aan het worden, maar ik kon het me niet veroorloven een lantaarn of andere lichtbron mee te nemen. In plaats daarvan had ik eenfiool bij met een drankje dat me drie à vier uur in het donker zou laten zien. Ik haalde het uit mijn zak en dronk het snel op terwijl ik naar de schutting van de eerste tuin liep. Ik klom er zonder problemen over.
Ik kwam uit in een (voor de Burgerring) redelijk kleine tuin. Aan de randen stonden verschillende soorten struiken, in het midden was gewoon gras. Op het terras stonden enkele tuinkabouters, een tuintafel, een paar regenbestendige zetels en een dierenhok.
Dat laatste alarmeerde mij. Magiërs houden zelden gewone honden of katten; oftewel zijn het uiterst exotische dieren, oftewel uiterst gevaarlijke. Dat was reden genoeg voor mij om achter een struik te springen en met mijn nachtzicht de tuin af te speuren.
Voorlopig zag ik niks alarmerend, maar dat wilde niets zeggen. Het kon even goed een roofwezel zijn, die legden zich meestal in een hinderlaag.
Langzaam en zonder directe bewegingen sloop ik naar de volgende struik. Als ik een omtrekkende beweging maakte, kon ik de tuin door zonder langs het hok te moeten of over het gras te lopen. Ook dat zou sporen nalaten, want tovenaarsgras veert maar heel langzaam terug.
Ik was aan de eerste hoek toen ik geritsel hoorde. Meteen bevroor ik ter plekke en keek uit mijn ooghoeken naar de oorzaak van het geluid.
Ik stond achter een vrij grote plant, maar met enige moeite kon ik door de bladeren kijken. Het weinige dat ik zag was echter genoeg om zo geluidloos mogelijk Bliksem schietklaar te maken.
Aan de kant tegenover straatkant was een viervoetige zwarte schim uit de struiken tevoorschijn gekomen. Het stak zijn neus in de lucht en snuffelde wat rond, toen het plots iets scheen te merken in mijn richting. Nieuwsgierig snuffelend kwam het ding dichterbij.
Ik stond mezelf enkele seconden lang inwendig uit te schelden omdat ik was vergeten mijn geur te maskeren. Daarna haalde ik even diep adem, en trok in één vloeiende beweging eenfiool uit mijn riem en gooide het door de struik heen op het gras.
Er klonk een luid fwomp, en uit de fiool kwam een rookwolk die na een paar tellen in een kat veranderde. Het arme dier keek verward om zich heen, miauwde luid, en schoot de tuin door in de richting van het huis, met de nu luid grommende schim erachteraan.
Ik lachte even in stilte, ontspande Bliksem, en vervolgde mijn weg naar de schutting, terwijl ik goed luisterde of het gemiauw en het gegrom niet terug dichterbij kwamen. Eigenlijk had ik die kat willen gebruiken om de tovenaar die ik ging bestelen af te leiden. Dit akkefietje vormde echter geen probleem, ik had nog drie fiolen over: twee katten en een hond.
JE LEEST
Hemelkoning deel 1: De Leerling (on hold)
FantasyNíhran is vijftien jaar en leeft als straatdief in Róhilin, de vliegende stad. Omdat zijn leven hem niets dan armoede te bieden heeft, besluit hij zich kandidaat te stellen om Broeder van de IJzeren Orde te worden, het elitekorps dat tot de directe...