Ik werd wakker in een cel. Al mijn ledematen deden pijn en mijn hoofd klopte op de plaats waar ik was geraakt. Ik voelde er voorzichtig aan: een buil, natuurlijk.
Moeizaam kwam ik overeind en bekeek mijn onderkomen. Een klein, troosteloos kamertje met ruwe zwarte muren en een traliedeur waar wat schaars licht van enkele fakkels door kwam. In de muur rechts van de deur was een houten plank vastgeschroefd.
Ik probeerde op te staan, maar botste met mijn hoofd tegen het lage plafond. Daarna liep ik gebukt naar de deur en wierp een blik in de gang: ik zag dezelfde zwarte stenen, en om de drie passen was een deur met tralies in de muur aangebracht op dezelfde manier als de mijne. Tussen elke twee deuren hingen fakkels op ooghoogte aan de muur - daar was het plafond op normale hoogte - en aan beide uiteinden van de gang stond een IJzeren Man op wacht.
Ik zuchtte, liep naar de houten plank en ging erop zitten.
In mijn leven was ik al twee keer opgesloten. De eerste keer was ongeveer vijf jaar geleden, toen ik werd opgepakt voor het dragen van wapens in de Burgerring. Dat was eigenlijk toegelaten, maar ik stonk toen uren in de wind en mijn kleren waren niet meer dan vodden, en dus was ik eigenlijk gearresteerd voor mijn uiterlijk. Ik werd toen in de oude gevangenis gestoken, die onder de grond zat ergens in het zuiden van het paleis. De muren waren daar wit en glad. Helaas had er eens een tovenaar gezeten die, ondanks de magische beveiliging, erin was geslaagd om de gang te laten instorten, wat de dood van de meeste gevangenen veroorzaakte. Sindsdien was de gevangenis aan de rand van het bos, een paar honderd schreden van de stadsmuur weg. Al na een paar uur was ik toen vrijgelaten, maar ze hadden mijn kleren gehouden en ik moest terug naar Gádran in gevangenispak.De tweede keer was ik betrapt in de Rijkenring. Die keer had ik wel schone kleren aan, maar de IJzeren Mannen zagen onmiddellijk dat ik geen rijke en ook geen slaaf was en dus hadden ze mij maar opgepakt. Ik kwam toen pas na drie dagen vrij, en dan nog met een hoop blauwe plekken en kneuzingen waar de Mannen me hadden geslagen, zodat ik praktisch naar huis moest kruipen. En geloof me, ik overdrijf niet. IJzeren Mannen bezitten een oerkracht die zelfs orks niet kunnen overtreffen.
Ik werd uit mijn gedachtewereld getrokken toen er dreunende stappen op de gang klimmen en de deur van mijn cel werd opengemaakt. Een IJzeren Man stapte de cel binnen. 'Meekomen', beval hij met een metalige stem.
Ik zag geen reden om tegen te sputteren en liet me aan mijn arm de cel uit voeren. De hand van de IJzeren Man was warmer dan mijn huid.
Aan het eind van de gang stond een andere Man te wachten, die ook een gevangene bij de arm vasthad: een slungelige man met warrig bruin haar en vuile kleren. Mijn Man trok me aan mijn arm die kant uit. Ik maakte me geen illusies: het was onmogelijk om uit die greep te ontsnappen, tenzij je de kracht van een kudde bizons bezat.
Zonder een woord te wisselen trokken de Mannen ons mee door een onopvallende zwarte deur, waarachter een korte gang was die uitkwam op een trap. Ik wierp een blik door de enige open deur: een klein kamertje, volgestouwd met houten kratten.
Terwijl we de trap op werden geleid, wierp ik een schattende blik op de Man die mij vasthield, en vroeg toen nonchalant: 'Hoelang ben ik hier al?'
De vraag scheurde de stilte aan stukken die op de trap had gehangen. De slungelige man maakte een sprongetje van schrik en de beide Mannen keken me aan met hun emotieloze gezichten.
'Weet je dat zelf niet?' vroeg de man die mij vasthield. Zijn ogen gloeiden groen; een teken dat hij geamuseerd was.
'Ik ben bewusteloos binnengebracht.'
De tweede Man stootte een reeks metalige geluiden uit, die een lach moesten voorstellen. 'Da's een goed argument. Je bent gisteravond gearresteerd.'
Zwijgend liepen we verder, de trap op, een lange gang door, door een grote stalen deur naar buiten. Dan volgden we de weg naar de stad. Ik had het eerder gedaan: de Mannen zetten vrijgelaten gevangenen altijd af aan de rand van de stad.
JE LEEST
Hemelkoning deel 1: De Leerling (on hold)
FantasyNíhran is vijftien jaar en leeft als straatdief in Róhilin, de vliegende stad. Omdat zijn leven hem niets dan armoede te bieden heeft, besluit hij zich kandidaat te stellen om Broeder van de IJzeren Orde te worden, het elitekorps dat tot de directe...