De volgende paar dagen was ik druk bezig met het verkennen van mijn nieuwe ‘gevangenis’, aangezien die enorme afmetingen had. Regelmatig zag ik mensen lopen met de witte tunieken van het onderhoudspersoneel, maar ik kwam nooit broeders van de IJzeren Orde tegen. De enige gelegenheid om hen te zien was door een raam op de vierde verdieping dat op hun oefenveld uitkeek.
En natuurlijk waren er de IJzeren Mannen. Elke keer als ik er een tegenkwam deinsde ik instinctief achteruit, tot ik me herinnerde dat ze me niet zouden aanvallen. IJzeren Mannen waren voor mij een soort natuurlijke vijand geworden: als je ze ziet, in eender welke situatie, heb je een probleem. Sommigen van hen keken me aan, duidelijk verbaasd om me hier te zien, en anderen lieten hun ogen groen naar me oplichten. Het gebeurde zelfs een keer dat een Man, die een hoop strijdbijlen droeg, vroeg hoe ik het leven in het paleis vond. Waarschijnlijk was mijn angst duidelijk in mijn antwoord te horen, want hij knikte even na mijn onsamenhangend antwoord en liep verder.
Het leven in het paleis overigens was best goed. De kamer die ik had gekregen was groot en gerieflijk (voor zover ik verstand had van kamers), het eten, dat werd opgediend in een grote eetzaal, was overvloedig en van goede kwaliteit (er waren zelfs wafels!), en ik had geen opgelegde grenzen, in de zin dat ik mocht gaan en staan op alle plaatsen waar ook IJzeren Mannen mochten komen (dus overal behalve de publieke plaatsen). En de rest van de tijd werd ik door iedereen redelijk behandeld.
Na twee dagen mocht ik onder escorte van zes IJzeren Mannen mijn afspraak met de elfin gaan nakomen. Het viel me op hoeveel mensen er naar me bleven kijken, en aangezien ik een professioneel inbreker was en zo weinig mogelijk gezien wilde worden, vond ik dat ontzettend onaangenaam. Maar ja, zes IJzeren Mannen die iemand escorteren is natuurlijk een vrij ongewoon verschijnsel en ging niet onopgemerkt voorbij.
De sergeant van mijn escorte was een redelijke vent en ik kreeg hem zover dat hij niet mee naar binnen ging, maar gewoon de uitgangen in de gaten liet houden. Ik verzekerde hem ervan dat het afhandelen van de opdracht hoogstens vijf minuten zou duren na de aankomst van de elfin en ging toen naar binnen.
Het duurde nog bijna een uur voor ze er was: ik was te vroeg gekomen. Zúndal begon al behoorlijk nijdig naar mijn tafeltje te kijken omdat ik had beloofd het biertje achteraf te betalen (de IJzeren Mannen hielden mijn honderd goudstukken bij).
Ik was dus best blij toen de elfin kwam opdagen. Ik keek toe terwijl ze een glas wijn bestelde en toen aan mijn tafel kwam zitten. Er waren die dag een hoop meer mensen, dus er werd gepraat en gelachen en niemand keek onze kant op.
Ik boog me naar voren. ‘Heb je het geld?’
Zonder iets te zeggen haalde ze een leren zakje uit haar rugzak en zette het met een gedempt gerinkel op tafel, terwijl ze met haar felgele ogen naar mij bleef kijken. Natuurlijk hield ze het geld vast, ze wist dat het hier stikte van de gauwdieven. ‘Heb jij de flesjes?’
Als antwoord duwde ik met mijn voet tegen mijn rugzak, die onder tafel stond, totdat die tegen de benen van de elfin botste. Zo deed ik dat altijd, omdat niemand bij het in de gaten houden van mijn duistere zaakjes onder tafel zou kijken. De elfin bukte zich, zogenaamd om iets in haar eigen rugzak te verschikken die vlak naast de mijne stond, knikte toen goedkeurend en schoof de geldbuidel naar me toe. Daarna laadde ze snel en onopvallend de kostbare flesjes over in haar eigen rugzak. Ze wilde al rechtstaan, maar met een afgemeten gebaar hield ik haar tegen. ‘Eerst het geld tellen.’
Ik maakte de geldbuidel open en telde snel het geld. ‘Dat zijn maar vijfenzeventig goudstukken, elf’, zei ik scherp toen ik klaar was.
‘O, ik zal me vergist hebben’, zei ze nonchalant, maar ik zag aan haar ogen dat ze loog. Ze had geprobeerd me op te lichten. Ik gaf haar geen ongelijk; vijfentachtig goudstukken was een hoop geld.
JE LEEST
Hemelkoning deel 1: De Leerling (on hold)
FantasyNíhran is vijftien jaar en leeft als straatdief in Róhilin, de vliegende stad. Omdat zijn leven hem niets dan armoede te bieden heeft, besluit hij zich kandidaat te stellen om Broeder van de IJzeren Orde te worden, het elitekorps dat tot de directe...