'Wat?!' 'Wat is er?!' Ik ren naar haar toe en ik buk naast haar neer. Als ze me ze ziet omhelst ze me. 'Waar was je nou?' Jammert ze. 'Ik ging water halen, als verrassing!' Ik zie dat ze een glimlach aan het verbergen is. 'Je mag wel lachen hoor' zeg ik grinnikend. 'Wil je wat water?' Vraag ik met een lach' ik pak de fles uit tas en ik geef hem aan haar. Ze kijkt naar de fles en trekt hem uit mijn handen. Ze draait de dop er af en begint gulzig te drinken. Ik kijk haar aan. Zij kijkt mij aan. Ze moet lachen en heeft me een kus op mijn wang. Ik bloos. 'Bedankt voor het halen, maar zeg dat voortaan maar even!' Zegt ze. 'Ja mama.' Ze moet lachen. 'Mag ik nog wat drinken?' Vraag ik. Ze kijkt naar de half lege fles. 'Tuurlijk zegt ze blozend. Ik pak de fles aan en drink nog wat water. Als ik klaar ben met drinken is de fles al bijna leeg. Ik kijk Julia aan. 'Misschien moeten we even terug naar het beekje om hem te vullen en dan gaan we verder zoeken' ze knikt en we pakken onze spullen. Ik weet nog de weg naar het meertje. Na een paar uur gelopen te hebben komen we aan bij het beekje. Ik pak de fles uit de tas en ik draai de dop er af. De fles dompel ik in het water en ik wacht tot hij helemaal vol zit. Dan sta ik weer op en draai de dop er weer op. Julia?! Ik ben klaar! Roep ik. Ik draai me om maar ik zie Julia nergens staan. Julia?! Ik roep haar naam een paar keer. In paniek kijk ik om me heen. Tientallen meters verderop zie ik haar bos met krullen. Ik pak de tas op en loop naar haar toe. Julia? Ik kijk naar haar. Ze geeft me nog niet gehoord. Ik wil weer haar naam zeggen maar ik zie dat ze vissen aan het bangen is. Het ziet er leuk uit, hoe ze dat doet. Ik blijf naar haar kijken. Ik zie hoe ze de vissen vangt met enkel haar handen. Na een tijdje kijkt ze ok. Ik schrik. Zij schrikt. 'Sta je hier al lang?' Vraagt ze. 'Lang genoeg om te zien hoe goed jij bent in vissen vangen' zeg ik met een glimlach. Ze bloost. 'Hoeveel heb je er al?' Ze wijst naar een plek en ik zie 4 vissen liggen. 'Vier.' 'Ja ik zie het' zeg ik.' Ik kijk weer naar de vissen. Ze zien er lekker uit. 'We kunnen ze niet rauw eten' zegt ze. 'Nee inderdaad' 'we moeten een vuurtje maken' zegt ze. 'Oké, weet jij hoe dat moet?' Ze moet lachen. 'Kan jij überhaupt iets?' Vraagt ze met een grijns. 'Ja, ik kan heel goed water halen!' Zeg ik ook met een grijns op mijn gezicht. 'Jaja' ze moet lachen. Ik betrap mezelf erop dat ze veel te knap is als ze lacht. Ze heeft kuiltjes in haar wangen en sproetjes op haar gezicht. Ik zie dat ze me aankijkt. Ik bloos. Ze moet ook blozen.