12. Uitfloepende gebitten.

2.6K 211 29
                                    

⭐️ 12. Uitfloepende gebitten.


-



'Volgens mij heb jij een speciaal talent om van dingen weg te lopen.' glimlacht Alexander die me binnen de tijd van vijf seconden gevolgd is.

'Néh, ik heb benen gekregen die ik graag gebruik. Dat is een heel ander verhaal.' glimlach ik liefjes. Hij knikt. 'Aha'

Ik keer me weer om, zoekend naar een excuus waarvoor ik hier gekomen was.
Anders heeft hij al helemaal door dat ik zijn hoofd gewoon niet wilde zien. Dat is op zich niet erg, maar dan heeft hij gewonnen. En dat mag niet.

'Wat doe jij hier eigenlijk?' komt er ineens in me op. Hij is me gevolgd. Gevolgd door de deur die "Staff only" zegt. Als mijn baas nu komt en me met hem ziet ben ik de klos. Dan kan ik mijn baan vergeten en dan heb ik geen geld om naar de andere kant van de wereld te verhuizen.

'Oh ik dacht, laat ik mijn beste vriendin eens verassen.' glimlacht hij naar me.

Die glimlacht geeft me een raar gevoel. Alhoewel, meerdere vreemde gevoelens. Gemixte vreemde rare gevoelens.

Ik wil hem zo hard slaan dat die glimlach nooit meer op zijn gezicht terecht kan komen, maar ook wil ik dat ik de reden van die glimlach zal zijn en niemand anders.

'Ik zal het zeggen als ik haar zie.' glimlach ik terug alsof ik dom ben.
Wat ik dus niet ben.

Zijn sarcasme irriteert me. Ik ben degene die in deze relatie de sarcastische is.

Dat bedoelde ik niet zo.

Ik wil mezelf slaan.
Ik kan zelfs geen logische verklaring aan mezelf uitleggen.

Het is een kennis relatie. Een aardsvijanden relatie. Op die manier. Zo bedoelde ik dat.

Als ik zo tegen mezelf blijf praten in mijn gedachtes word ik écht gek. Nog gekker dan dat ik al ben.

'Het is hier warm.' zucht ik terwijl ik even nakijk of de airco wel aanstaat.

'Dat komt door mij. Sorry, moet ik even ergens anders gaan staan?' Alexander grijnst zo breed dat ik bang ben dat zijn gebit er zo uitfloept als hij niet oplet.

'Ja, graag. Minimaal vijf straten verderop zal wel goed zijn, denk ik. Misschien iets verder. Zoals Alaska.' ik glimlach liefjes en hoor dan de deur voorin de winkel opengaan.

'Blijf hier. Of ga weg via de achterdeur. Kom in ieder geval niet naar voren.' maak ik hem duidelijk. Hij knikt als een brave puppy. Met de ogen en alles. Door die actie rol ik met mijn ogen. Idioot.

'Hoi! Kan ik jullie helpen?' vraag ik gespeeld opgewekt aan de tieners die voor me staan.

'Arie- godverdomme klote ding.' ik hoor luid gerommel afkomstig van de personeelsruimte en dan een harde klap.

Mijn ogen schieten nog wijder open.

De suffe kant van mijn hersenen was vast vergeten dat ik idioot Alexander alleen achterliet in een ruimte vol breekbare spullen.

'Het spijt me, ik ben zo terug.' zeg ik met mijn "sorry" gezicht.

Ik loop geïrriteerd door de deur heen en zie Alexander recht voor me staan met een nog onuitgepakte doos van de voorraad in zijn handen.

'Wat ben je aan het doen?' sis ik naar hem. Het lijkt me namelijk geen goed idee om te gaan schreeuwen als er een paar meter verderop wachtende klanten staan.

'Ik zocht naar-' ik kap hem af door mijn hand op te heffen.

'Stop gewoon. Ruim dit op, oké.' ik zucht nog eens voor ik me omdraai.

'Ik werk hier toch niet.'

Ik ga hem vermoorden.

'Door wat ben jij precies opgevoed? Heeft niemand je geleerd om je eigen troep op te rui-' tijdens mijn soort van preek draai ik me om zodat ik Alexander dreigend aan kan kijken maar in plaats daar van bots ik met volle vaart tegen hem aan.


Shit.


We vallen allebei om tegen de stapel vol dozen wat een harde plof en vliegende schoteltjes oplevert.

'Nee nee nee nee nee' ik wil huilen. Ik wil serieus huilen.

Dit was het nieuwe servies. Het verbaasd me niet als er nu ook ergens een mes ligt, klaar om opgeraapt te worden.

Door mij.

Om Alexander neer te steken.

Dit is allemaal zijn schuld. Hij heeft deze troep veroorzaakt. Dat is dan ook het enige wat hij goed kan. Rommel maken. In de winkel en in mijn leven.

Ik zit nog steeds in schok op de vloer met mijn handen voor mijn mond.

'Gast, je moet de volgende keer echt beter opletten.' in mijn ooghoek zie ik dat hij onzichtbaar stof van zijn kleren afklopt.


Ik ga mijn baan hier door verliezen.

Ik word sowieso ontslagen. Als ik al geen boete krijg. Of ik moet natuurlijk alles terug betalen. Oh god. Dat geld heb ik niet. Dat ga ik ook nooit zo snel krijgen.

Mijn beeld word wazig door de tranen die opkomen. Ik kan deze stress niet aan. Ik ben gedoemd.

'Hé,' Alexander kruipt een klein stukje mijn kant op. 'Hé, gaat het wel?' hij probeert zijn arm om me heen te slaan maar ik sla hem meteen weg alsof het een hondsdolle bij is.

Al zou je die niet moeten slaan. Eerder wegrennen, gok ik.

Maar de reactie is menselijk.

'We komen er wel uit, dat beloof ik. Zo erg is het niet.' ik kijk rond de plek na Alexander zijn woorden.

"Zo erg is het niet" zei hij. Er liggen overal gebroken borden, stukken glas, en vermoorde theekopjes.

Voor hem is het inderdaad niet erg eigenlijk. Hij werkt hier niet. Hij komt er natuurlijk gewoon mee weg.

Three words, eight lettersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu