ELF

67 11 4
                                    

Esrael

'Esrael? Ben je lid van de Airisu clan?' Vraagt Akali. Ze kijkt naar mijn linker oog. Ik stap achteruit en bedek mijn oog. Nee niet weer.
'Esrael?' Ze staat op en komt bij me staan. Ze pakt mijn hand dat voor mijn oog is vast en kijkt me teder aan.
'Daarom rende je weg toen je mijn tattoo zag.' Zegt ze met een trieste blik. Ik knik en zucht. Ik denk terug aan de pijnlijke herinneringen van mijn jeugd.

Ik, mama, papa en Kayle pakken onze spullen in volle haast. Het hele dorp is in vlammen op aan het gaan. De twee grootste assasins hebben ons ontdekt en komen voor onze ogen. Iedereen van onze clan hun ogen veranderen van kleur als onze negatieve emoties sterk zijn of opgewonden geraken in een gevecht. Als onze ogen veranderen zijn we in een soort trans. We zijn dan veel sterker maar het vraagt wel veel energie van ons. Mijn vader is oorspronkelijk niet van onze clan, daarom hebben ik en mijn broer maar een oog dat veranderd.

Als we alles hebben ingepakt rennen we naar de deur. Mijn vader kijkt naar buiten en laat ons de deur uit gaan wanneer de kust veilig is. We lopen richting de poorten van ons dorp. Mama loop voor mij en mijn broer en papa achter ons. Plots hoor ik een kreet. Ik kijk achteruit en zie mijn vader zijn hoofd in de handen van een man.
'Hmm, deze heeft geen rode ogen?' Zegt de man. Ik roep naar pap maar mam sleurt me mee. Eens bij de poort knielt mam voor ons.
'Luister nu naar me. Ik ga de mensen helpen die ik kan helpen. Jullie moeten wegvluchten naar het dichtstbijzijnde dorp. Laat nooit je oog zien! Ik kom jullie later zoeken.' Zegt ze. Ze kust ons voorhoofd en staat dan recht. Haar ogen veranderen en ze loopt weg. Haar aura vleugels vormen op haar rug. Ze noemt het "Kagune" en is zeer krachtig. Kayle wilt achter haar aan maar ik hou hem tegen. Hij schreeuwt haar naam maar ik sleur hem mee, weg van ons dorp.

Een dag later arriveerde we bij het dorp. Ik klop aan bij een huis dat er best uitnodigend uit ziet en een aardige vrouw opent de deur. Met mijn broer die wenend mijn hand vast houd mogen we naar binnen.
'Wat is er gebeurd, mijn jongen?' Zegt ze vriendelijk. Ik leg haar alles uit wat er gebeurd is. Ze kijkt geschrokken naar ons.
'Dat een twaalf jaar oude jongen met zijn acht jaar oude broertje moet meemaken.' Zegt ze medelevend.

'Zo heb ik Gin leren kennen. Hij is ook een wees. Uiteindelijk heeft ze ons twee er ook bij genomen.' Ik leg Akali het hele verhaal uit over mijn verleden. Het is vier jaar geleden, maar de wonde is nog steeds zeer pijnlijk.
'Ik herkende jouw tattoo door de man die mijn vader dode.' Leg ik uit. Ze knikt en kijkt naar haar arm.
'Weet je wat er met je moeder is gebeurd?' Vraagt ze voorzichtig. Ik knik.

Een paar dagen later ben ik onderweg naar mijn dorpje samen met Tsubaki, de vrouw die nu voor ons zorgt, en Gin. De paard en kar, waarmee we onderweg zijn, stopt voor de poort. Ik stap uit en slik. Alle huizen zijn platgebrand en van de natuur is niks meer over. Ik hoor het geschreeuw van de mensen en beelden flitsen voorbij.
'Er schiet niks meer van over!' Zegt Tsubaki geschrokken. Ik loop door de poorten en ga opzoek naar mijn moeder. Pap vind ik al snel weer terug en de beelden van zijn onthoofding flitsen voorbij. Met betraande ogen loop ik verder.
'Mam! Mam waar ben je?' Roep ik wanhopig. Midden in het dorp liggen een aantal lijken zonder hun ogen. Ik vind die van mijn moeder en kniel neer. Ik schreeuw het uit en hou haar ijskoude hand vast.
'MAMA! Waarom?' Roep ik.
'Je beloofde terug te komen!' Zeg ik stil. Gin komt naast me staan. Hij kijkt geschokt en legt een hand op mijn schouder. Ik kijk hem met betraande ogen aan. Hij kijkt me geschrokken aan en dan naar de lijken zonder ogen.
'Nog een Airisu can uitgeroeid.' Zegt hij mompelend. Ik schik van zijn woorden. Mijn oog! Verdriet is een negatieve emotie.
'Geen zorgen, dit is ons geheimpje.' Zegt Gin met een knipoog. Ik lach opgelucht.

Akali kijkt me met glazige ogen aan. Ze knijpt in de stof van haar broek en bijt op haar lip.
'Het spijt me zo!' Zegt ze. Ik schud mijn hoofd. Moet niet, je was er niet bij. Toch?' Zeg ik. Ik weet niet of ze er bij was. Ik zag alleen haar vader. Ze schud haar hoofd.
'Ik weet niks van zo een missie. Maar mijn ouders en twee oudste zussen zijn wel eens lang op een missie geweest.' Zegt ze. Ze zucht even en kijkt weg.
'Ik wou dat ik geen Assasin was.' Zegt ze. Ik kijk haar aan. Ik weet niet wat te zeggen.
'Daarom doe je mee aan het examen?' Vraag ik. Ze knikt. Het is gevaarlijk voor haar. Eens ze een Hunter is, is ze een vijand van haar familie.
'Ik help je en bescherm je tegen je familie.' Zeg ik plots. Ik weet niet waarom, maar ik vertrouw haar. Ze heeft me als eens gered van haar zussen.
'Dankje.' Zegt ze opgelucht. Ik glimlach en ze geeft me een warme glimlach terug.

HuntersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu