NEGENTIEN

69 8 3
                                    

Akali

Ik weet niet waar ik heen moet. Ik heb geen idee waarom ik zelfs uit het raam sprong. Mijn handen jeuken verschrikkelijk hard. Ik stop even bij de fontein in het dorpje en zet me op een bankje. Mijn handen zien lichtblauw, net ijs. En mijn nagels hebben de vlijmscherpe ijslaag over zich heen. Mijn ademhaling is onregelmatig en mijn hoofd draait een beetje. Ik snak naar bloed. Mijn vizier is veranderd. Ik zie alles blauw behalve mijn prooien. Ik schud mijn hoofd. Ik ben geen moordenaar! Paniekerig kijk in rond en leg mijn ogen op de hoge klokkentoren. Zo snel als een assasin kan beklim ik de toren. Wanneer ik de top heb bereikt zet ik me neer. Ik trek mijn knieën tot tegen mijn borstkas en rust mijn kin op mijn knieën. Ik laat een diepe zucht. Ik kras met mijn nagels tegen de dakpannen van de toren. Ik kijk aandachtig naar mijn nagels. Ze glinsteren in het maanlicht.
'Ik wou dat ik geen assasin meer was.' Fluister ik zachtjes. Weer zucht ik en kijk naar de maan. Het is volle vaan deze nacht. Mijn moeder vertelde me vroeger verhaaltjes over de volle maan die wensen vervulde. Misschien zal ooit op een dag mijn wens uitkomen. Met dit hunter-examen zal dat zeker lukken! Ik lach. Riven, Gin, Esrael... Esrael... Ik weet niet wat ik voel voor hem. Is het vriendschap? Of liefde.
'Akali?' Ik schrik en draai me om. Ik kan de kleine lach dat mijn lippen willen vormen niet tegenhouden wanneer hij voor me staat.
'Esrael.' Zeg ik zachtjes terwijl ik naar zijn gezicht gevuld met emotie kijk. Hij is zo buiten adem dat hij amper kan praten.
'Ik was zo bezorgd, waarom liep je weg?' Vraagt hij. Ik kijk naar mijn handen en zijn blik volgt die van mij.
'Je vingers...' Hij komt naast me zitten. Met zijn warme handen raakt hij mijn koude handen aan. Het lijkt alsof de ijslaag weg smelt. De ijsmagie verwijderd zich uit mijn handen en vormt een wolkje magie. We zwijgen alle bij maar schrikken wel even. Het valt me nu pas op dat het best hard waait. Mijn haren vliegen langs alle kanten. Het wolkje magie stijgt en spat uiteen. Duizenden kleine ijskristallen dwarrelen naar beneden. In een flits zie ik an mijn gewiste herinneringen. Mijn bloedlust is over en mijn zicht is weer normaal. Ik kijk hem met grote ogen aan.
'Wat is er nu juist gebeurd?' Vraagt hij, duidelijk niet wetend wat hij net heeft gedaan.
'Door dat je mijn handen hebt aangeraakt is mijn bloedlust weg.' Hij kijkt me aan.
'Ook het deel van mijn geheugen dat ik kwijt ben geraakt is terug.' Zijn ogen zijn vool met emoties en vragen.

We hebben lang in stilte gezeten op de kerktoren. Plots beweegt Esrael even.
'Weet je, die Yuki... Het was een van je zussen.' Ik schrik op. Mijn zussen? Wat doen die hier? Zouden ze weten dat ik hier ben? Ahri, zij is de enige die dit weet. Zou ze het gezegd hebben? De vuile veraadster! Esrael voelt mijn lichaam opspannen en legt zijn hand op de mijne.
'Geen zorgen, ik bescherm je wel.' Ik schud mijn hoofd. Ik moet hem juist beschermen. Hij kan niks tegen hen doen. Hij staat plots recht en reikt me zijn hand uit.
'Kom, we gaan terug. Dan kunnen we nog wat uitrusten, overmorgen is er namelijk een nieuwe test.' Ik pak zijn hand vast en in stilte stappen we terug naar Riven en Gin.

HuntersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu