Clarity

297 16 5
                                    

Langzaam doe ik mijn ogen open, althans dat probeer ik. Mijn oogleden voelen zwaar en mijn ogen proberen aan het donker te wennen. Er is een licht in de buurt. Ik laat mijn hand langs de vloer gaan en het is ijskoud. Ik laat mijn vingers langs de gladde tegels gaan, ik concludeer al snel dat het geen straatstenen meer zijn maar meer de tegels die je in een badkamer zou vinden. Ik ben in de war, de hele avond is een waas en ik probeer me met alle moeite herinneren wat er is gebeurd maar het blijft me onbekend. Hoe kom ik hier? Die vraag stel ik wel maar ik weet niet eens waar hier is. Ik probeer overeind te komen. Het bonkt in mijn voorhoofd en het is zwaar om te gaan zitten, uiteindelijk heb ik een muur gevonden om tegenaan te zitten door met mijn handen om me heen te voelen. De spieren in mijn lichaam zijn stijf van het liggen op de koude vloer. Ik verleg mijn rechterhand van mijn hoofd naar de grond maar trek hem al snel terug omdat het een vloeibaar dik goedje aanraakt, in het donker proberen te zien wat het was is moeilijk en ik hoop met al mijn hart dat het geen bloed was.
Na wat voelt als uren schijnt er wat licht door een raampje dat ik nog niet eerder had opgemerkt, het licht is fel. Waardoor ik even heb om snel de omgeving in me op te nemen. De kamer waarin ik op de grond zit lijkt op een soort schuurtje, de grond is op sommige plekken besmeurt met de dikke vloeistof waarvan ik nog steeds niet kan plaatsen wat het is. Er zitten spinnenwebben aan de muren en aan het plafond. Een rilling gaat over mijn rug. Ineens hoor ik een geluid van buiten. Een auto. De lichten waren van een auto. Er zijn mensen. Zouden het dreuzels zijn? Tovenaars? Heksen? En weten ze  überhaupt dat ik hier ben. De auto stopt. De lichten gaan uit. Een deur gaat open en ik hoor een persoon uit de auto stappen, de deur slaat hij of zij dicht. Twee zware laarzen lopen rond, ik kan niet peilen of het dichterbij komt of dat het van me af beweegt. Intussen klopt mijn hart in mijn keel. Het laat mijn hoofd ook niet beter voelen. Ik grijp naar mijn hoofd want het begint te steken. De zware deur gaat met een harde klap open. Een silhouet staat in de deuropening, het is stil. Ik probeer de persoon te identificeren maar faal er in. Hij staat daar maar het is te donker om ook maar iets anders te zien, zelfs zijn gezicht kan ik niet zien. Kijkt hij naar me? Ziet hij me? Het is stil. Het enige wat ik hoor is de regen op de achtergrond dat de stilte doorboort. Een harde klap onweer en een flits doen het lijken alsof ik in de meest cliché film terecht ben gekomen. Hij doet de deur achter zich dicht en de zware laarzen verplaatsen zich. De persoon loopt naar een hoek van de ruimte en ik zie licht vanachter de rug vandaan komen. De schaduw draait zich om en kijkt me strak aan, de persoon heeft een kaars aangestoken. Mijn hart gaat tekeer. Ik zie dat het een man is en hij grijnst, ik heb geen idee wat voor grijns het is maar het jaagt me de stuipen op het lijf. Hij loopt naar de hoek met zijn zware grote zwarte laarzen en met een krakend geluid schuift hij, heel langzaam, een stoel naar me toe. Hij zet hem recht tegenover me en gaat erop zitten.
Hij bleef de hele tijd strak naar me kijken. Ergens ken ik zijn gezicht, ik kan het me gewoon niet herinneren.
Hij begint breder te grijnzen en likt langs zijn mond alsof hij een kikker is die een vlieg vangt.
Hij neuriet en lacht een spottende lach.
En dan schiet het me te binnen.
Ik ken deze man. Mijn hoofd begint te duizelen en mijn hart gaat nog steeds tekeer als een bezetene. Ik ken deze man.
Hij kijkt me recht in mijn ogen aan. "Lekker geslapen schat?"
Ik voel een klap tegen mijn hoofd en alles is opnieuw zwart.

What Now? (Dramione) (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu