27

642 8 2
                                    

Ik knijp mijn ogen dicht ook al weet ik dat ik niets kan zien. Ik voel de voetstappen trede per trede voorzichtig naar beneden gaan. Eens we beneden zijn, hoor ik een deur open en toe gaan. Dat betekent dat we dus naar buiten gaan, ik vraag me af hoe de mensen op straat reageren. Ze zullen waarschijnlijk denken dat hij me ontvoerd, hopelijk bellen ze de politie niet. Ik laat me hangen en laat hem mij leiden naar de onbekende plek. Na misschien twintig minuten stappen (amai hij moet wel spieren hebben) voel ik de grond onder mijn voeten. In het begin ben ik wat duizelig omdat ik voor die twintig minuten constant met mijn hoofd naar beneden hing. Ik focus me op het zwarte lint voor mijn ogen en open ze voorzichtig, hij haalt het lint van voor mijn ogen en voor even moet ik wennen aan het licht. Ik knipper een paar keer met mijn ogen en zie alles even wazig.

Na een minuutje zie ik alles terug, hij neemt mijn hand en trekt me mee. We zijn in een soort een verlaten stad. Overal waar ik kan kijken zijn er lichtjes versierd rondom de gebouwen, alle wegen zijn bedekt met rode rozenblaadjes en aan alle deuren hangen gouden belletjes. Er is zoveel om naar te kijken dat ik niet weet naar wat ik eerst moet kijken. Eerst en vooral inspecteer ik alle lichtjes, ik ben verzot op lichtjes. Ik merk op dat elke straat een andere kleur of vorm van lichtjes geeft. De klaverstraat heeft groene lichtjes en de Kapellestraat heeft daarin tegen gele sterrenlichtjes. Alles is zo perfect, en bovendien ik merk niemand op. Er is geen enkele levende ziel aanwezig, hoe kan dit?

Het tweede dat ik op let zijn de rozenblaadjes die met de kalme wind overal naar toe waaien. Ik buk mij en neem een blaadje op, ik ruik eraan en ik voel met mijn vingertoppen aan de blaadjes. Het zijn echte blaadjes, het bloedrode kleur valt me op. Hoe kan het dat de blaadjes niet rotten? Het laatste dat ik op let zijn de gouden belletjes die aan elke deur aanwezig zijn. Door de kalme wind maken ze geluid, ze lijken een liedje te zingen. Ik luister zorgvuldig en probeer alles zoveel mogelijk in mij op te nemen. Ik neem Harry zijn hand stevig vast en kijk hem aan. "Waar zijn we Harry?", ik keek hem doordringend aan. "Het spijt me." Hij kijkt naar beneden en ik zie de teleurstelling in zijn gezicht. "Hoe bedoel je sorry Harry? Waar heb je het over? Waar zijn we geef me antwoord!" Ik zie dat hij twijfelt maar toch opent hij zijn mond: "In de hemel Vanessa."

"Hoe hoe bedoel hemel?" ik ben in schok. Ben ik dood? Nee dat kan niet! Wat met mijn broer Louis! Ik kan hem niet achterlaten hij heeft me nodig. Ik wend me tot Harry: "Wat heb je gedaan?" Ik voel tranen vloeien over mijn wangen. Ze lijken niet te stoppen en ik snotter. "We waren aan het wandelen, ik wou je naar een bos brengen waar ik kaarsjes had klaargezet. Klaargezet om je ten huwelijk te vragen Vanessa." Ik slik: "En toen?" Hij praat verder: "We waren er bijna maar een auto heeft ons aangereden, je was meteen bewusteloos. Ik probeerde je nog te redden met al mijn kracht die ik nog had maar ik had was te zwak. Ik ben een sukkel." Ik probeer iets te zeggen maar het lukt me niet. Ik ben namelijk dood. Gaan we dan toch niet oud worden en kinderen krijgen?

I fell in love with Mr. Styles.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu