Hoofdstuk 16 - Femke

256 23 8
                                    

Femkes POV

Ik verliet het commissariaat en trok meteen mijn kap over mijn hoofd. Het regende. Met een regelmatige pas wandelde ik richting het park. Het was een aantal straten verder, een dikke vijf minuten stappen. In die vijf minuten ging er van alles door mijn hoofd: wat als het Jasper nu toch niet is? Wat als er iets misgaat? Wat als...? Maar meteen stelde ik me gerust met de gedachte dat we in een park nooit alleen zullen zijn en dat ik bovendien politieagente ben. Ik ademde een aantal keer diep in en uit, maar toch merkte ik hoe mijn hartslag wat toe nam. Ik naderde het park en nam de dichtstbijzijnde ingang, de ingang aan de eenden vijver. Ik glimlachte vriendelijk naar een voorbijganger met een hond. De regen nam hevig toe, samen met mijn hartslag. Ik zag in mijn ooghoek hoe de wandelaar met zijn hond zijn pas versnelde. Ik stopte met wandelen en keek eens rond. Niets, niemand. Ik wandelde nog wat door en keek af en toe eens aandachtig rond. Ondertussen stond ik ergens midden in het park. Niemand te zien. Dat verwonderde me ook niet echt, wie zou nu naar het park gaan met zo'n hondenweer? Met een vertraagde pas wandelde ik nog wat verder tot.. Ik hèm zag zitten. Hij zat op een afgelegen bankje, achter wat struikjes en bomen. Zijn donkergroene winterjas had hem verraden, zeker nu er geen enkel blad aan de bomen hing. Ik zuchtte. Neen, hier had ik echt geen zin in. Ik staakte mijn vertraagde pas en ik overwoog om weg te gaan.

Net toen ik had besloten dat het misschien beter was om gewoon terug te gaan. Had hij mij duidelijk gezien. Hij glimlachte naar me en stond recht van het bankje. Hij had me gezien. Nu moest ik wel naar hem toegaan. Maar voor mij was dit over. Lucas was voltooid verleden tijd. Ik zuchtte en ging dan maar zijn richting uit. Met een grote glimlach op zijn gelaat stond hij me op te wachten aan het bankje waar hij zojuist nog op zat. Ik probeerde uit beleefdheid wat te glimlachen, maar zonder veel succes. "Dag Femke." zei hij blij en opgelucht wanneer ik bij hem stond. "Lucas," zei ik, "wat een verrassing." Lucas glimlachte nog steeds. "Ik ben blij dat je gekomen bent," zei hij met een zenuwachtig glimlachje. "Lucas..." ik keek hem aan. Zijn lichte haren waren al helemaal natgeregend. "Waarom?" vroeg ik. "Waarom?" herhaalde ik. "Waarom?" papegaaide Lucas me. "Omdat ik je graag zie, Femke. Waarom zou anders iemand zo'n brieven schrijven? Ik mis je," die laatste drie woorden fluisterde hij me toe. Hij kwam dichter naar mij en wilde zijn handen op mijn heupen leggen, maar ik deed instinctief een stap naar achter. Hij lachte een beetje. "Komaan Femke, ik weet ook dat jij mij graag ziet," hij pauzeerde even. "Al die mooie momenten van vroeger? Herinner je je dat niet meer? Hoe gelukkig we toen waren? Ik verlang naar die momenten, die momenten samen met jou en ik weet dat jij hetzelfde verlangt, anders had je hier nooit gestaan," sprak hij met zijn zachte stem. "Als ik had geweten dat jij hier op mij zou staan wachten, dan had ik hier inderdaad nooit gestaan," zei ik ietwat bot. Lucas zuchtte, maar ik ook. "Waren er nu echt drie mannen tegelijk stapelverliefd op mij??" was het enige dat steeds weer door mijn hoofd ging. "Femke... Ik mis je.." herhaalde hij op een zacht volume. "Doe niet zo melancholisch!" riep ik meteen. "Hoe lang zijn we al uit elkaar? Goh, ik zou het me niet eens meer kunnen herinneren en nu wil jij mij terug?! Kijk hè, na onze breuk ben ik verder gegaan met mijn leven en dat had jij ook moeten doen, want nee, ik kom niet terug naar jou. Voor mij ben jij compleet verleden tijd," raasde ik aan één stuk door. Ik zag hoe hij op het punt stond om te gaan huilen. "Ik geloof je niet," zei hij op een wat kwade toon en legde zijn handen op mijn heupen, trok me tegen zich aan en kuste me. Zijn handen gleden onder mijn bloes. Ik spartelde tegen en probeerde me uit zijn greep te krijgen, maar hij had me in een sterke greep. Na heel wat, schoppen en slaan, kreeg ik hem dan toch bij mij vandaan. Met een woeste blik keek ik hem aan. "Femke.." zei hij. "Ik ben heus nog niet vergeten waarom we uit elkaar zijn gegaan, jij en..." ik pauzeerde even in mijn zin. "Ik en?" vroeg Lucas. "Jij en je agressieve gedrag. En niet alleen wanneer je gedronken had. Niet moeilijk dat je nog steeds alleen bent, wat voor vrouw wil nu een man zoals jij?" De kwaadheid moest in mijn stem te horen zijn geweest. Lucas begon te lachen. "Ik en mijn agressieve gedrag?" herhaalde hij op een kinderachtige toon. "Jij bent gewoon zo'n politieagentje dat alleen het goede in de mens kan accepteren, niet waar? Daarom ben je toch ook politieagente, om alle gemenerikken achter slot en grendel te kunnen zetten, zelfs onschuldige mannen die af en toe wat kattenkwaad uithalen zoals mij." Ik voelde hoe ik begon te koken van woede. Meende hij dit nu echt? Ik wist dat ik me moest beheersen, maar helaas. Ik sloeg hem, nog vrij hard, recht in zijn gezicht. Zijn neus begon te bloeden en ditmaal keek hij mij moet een woeste blik aan. Ik was wel even verschoten hoe hard mijn slag was aangekomen. Lucas voelde even aan zijn neus, maar vrijwel meteen nam hij mijn polsen vast. Hij kneep hard. "Waar was dat goed voor?" vroeg hij op een achterbakse toon. "Dat verdiende je," zei ik en kon het niet laten in zijn gezicht te spuwen. Door deze zet, liet hij mijn polsen los en zag ik mijn kans om me om te draaien en weg te lopen.

Ik draaide me om, maar in plaats van echt te lopen - zoals ik in mijn hoofd had - wandelde ik weg. De hevige regenval had de grond modderig en slipperig gemaakt en was alleen maar bezig om deze eens zo hard modderig en slipperig te maken. Ik dacht dat Lucas me zou laten gaan, maar integendeel. Hij kwam achter me aan en trok me aan mijn arm. Ik verschoot en gleed uit. Ik viel op de grond, in een modderige plas, maar ik had Lucas mee op de grond getrokken. Hij was op mij gevallen en had zich duidelijk voorgenomen mij niet zomaar te laten gaan. Hij begon me te kussen op mijn wang, mijn hals, mijn lippen, mijn decolleté. "Klootzak, ga van me af!" riep ik. Op dat moment vloog hij van me af. Het was duidelijk dat iemand hem van mij getrokken had. Door de nog steeds hevige regen en mijn ondertussen natte haren die voor mijn ogen hingen, omdat mijn kap ondertussen ook al was afgevallen, kon ik amper iets zien. Ik merkte dat iemand naar me toekwam en zijn hand uit stak. Ja, zijn. Hij had duidelijk het gestalte van een man. Ik herkende een donkerblauwe jas met fel oranje plekken, eentje met het politie logo, eentje identiek aan die van Robin en mij. Ik greep zijn hand en met een krachtige greep trok hij me recht. Plots stond ik oog in oog met mijn collega. "Oh, Robin," zuchtte ik. Puur uit opluchting en blijheid. Ik vroeg me niet af wat hij daar kwam doen, ik was alleen ontzettend blij dat hij er was. Ik omhelsde hem en hij liet het toe, ook al was ik kletsnat en hing ik onder de modder. "Oh, dus zo zit het," onderbrak Lucas dit korte moment van rust. Even, heel even, was ik vergeten dat hij er ook nog was. Met een bruuske beweging trok hij Robin en mij uit elkaar. Maar in plaats van zich te focussen op mij, was al zijn aandacht plots naar Robin over gegaan. De verschrikkelijke regen nam af en het zou niet lang meer duren voor het van gieten over was gegaan naar wat gedruppel. "Dus jij bent diegene die haar van mij heeft afgenomen, onnozele flik," bracht Lucas uit. Hij duwde Robin een aantal keer tegen zijn schouders. "Nee," ging Robin er tegen in, "ik heb haar van niemand afgenomen, ik ben gewoon haar partner, haar collega." "Ah," zei Lucas, "ik geloof daar niet veel van." Hij duwde Robin nog een keer, wat harder deze keer. Robin, helemaal in uniform, nam zijn wapen uit zijn holster en richtte het op Lucas. "Nu is het genoeg!" riep Robin. Lucas begon weer maar eens te lachen. "Ga je me anders neerschieten?" vroeg hij alsof hij er niet veel van geloofde. "Als het moet," antwoordde Robin. Lucas knikte en ging langzaam aan wat dichter naar Robin toe, maar Robin zette steeds stappen naar achteren. Ik wilde mijn gsm uit mijn jaszak halen, maar deze leek zich daar niet meer te bevinden. Hij moest wel uit mijn zakken, zonder enige sluiting, zijn gevallen toen ik uitgegleden was. Ik keek naar de grond en begon haastig te zoeken. Ik kon hulp opbellen, maar daarvoor moest ik eerst mijn telefoon hebben. Ik zocht en ik zocht. Ik had me al op mijn knieën in de modder gezet toen ik het toestel, bedolven onder de modder, vond. Ik wierp een blik op de twee mannen. Ze lagen op de grond, te worstelen met elkaar. Ik schrok van het beeld en wist dat de tijd drong. Ik probeerde de modder wat af te vegen, tot plots...
Er klonk een schot.
En een pijnkreet.

Bekennen of niet?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu