Elves deel 26

1.2K 97 6
                                    

Heeeey! ik weet het is wat laat, maar hier een nieu hoofdstuk van ELVES!! Ik ben echt super blij met alle super leuke comments en alle votes!!! Blijf me volgen! En probeer zeker eens mijn nieuw verhaal!!! Hier een kort fragmentje van het eerste hoofdstuk, gewoong om het eens voor te stellen!

Ik pak mijn potlood en begin te tekenen, het is de maan in verschillende standen. Vollemaan, anderhalve maan, halve maan, kwart maan, nieuwe maan. Ik teken al sinds ik kan lopen en raar genoeg iedere tekening heeft wel iets te maken met de maan. Als ik klaar ben met de schets pak ik mijn houtskool en begin alle lijnen dikker te makken en maak het licht achter de maan donker maar niet te donker. De maan is steeds heel duidelijk en onder de manen teken ik een heuvel met een persoon die naar de manen kijkt. ‘Luna, Annabeth en Vince zijn er.’ Roept mijn moeder vanaf de trap. Haar stem klinkt uitgestorven. Ik heb namelijk mijn kamer op de zolder, het was mijn eigen keuze. Ik werk vlug mijn tekening af en steek hem in mijn map vol met tekeningen. Mijn kamer is privé en zelf mijn beste vrienden komen er niet vaak in. Ik doe het luik in mijn vloer open en pak de ladder beet ik zet hem stabiel en ga voorzichtig naar beneden. Ik duw de ladder weer in mijn kamer en spring om het handvat van het luik te pakken. Ik heb hem beet en smijt hem met een bons dicht. Dan ren ik de trap af. Bij de laatste trede sla ik hem over en beland met een smak op de grond. Dat doet pijn. Ik kom voorzichtig recht en zie Annabeth en Vince naar me kijken. Tuurlijk dit hebben ze gezien en al snel begint Annabeth te gieren van het lachen ik stap naar ze toe en moet zelf ook lachen door het gelach van Annabeth. Vince kijkt ons raar. ‘Laten we naar het park gaan.’ Zegt hij en Annabeth en ik knikken nog steeds lachend. Ik pak nog vlug een pet en verberg al mijn haren eronder.

Aine

Ik word wakker en wil me uitrekken als ik voel dat mijn handen vastzitten gebonden. Ik zit op een stoel midden in een donkere kamer. Mijn handen zijn vastgebonden aan de achterkant van de stoel en mijn voeten zitten elk aan een poot van de stoel vastgebonden. Ik probeer met al mijn kracht los te komen, maar de knopen zitten veel te vast. Het is hier zo donker dat ik niets voor ogen zie. Het muisstil en ik begin het echt eng te vinden. Ik kijk rond me en zie niets, niet doordat ik niets kan zien, maar ook gewoon omdat de kamer, waarschijnlijk, helemaal leeg is. Ik zet gedachten horen aan en als snel hoor ik iets, het komt van achter de muren van deze kamer, maar buiten dat hoor ik alles heel goed. Ik wil dit niet doen. Is wat ik steeds weer hoor. Wat wil hij niet doen en wie is het? Ik zet mijn gedachten af, omdat er toch niks anders te horen is. Ik heb ze nog maar net af gezet als ik een deur hoor open gaan. Ik hoor voetstappen van één persoon en tien kleine plofjes, waarschijnlijk elven die landen. Ik kijk rond mij maar zie niets. Dan krijg ik een blinddoek om mijn ogen. Ik vond het eigenlijk niet nodig doordat het hier al zo donker is, maar zo slim zijn zij waarschijnlijk niet. ‘Doe het licht aan.’ Hoor ik een ruwe, koude mannenstem zeggen. ‘Dus jij bent de prinses.’ Hoor ik voor mij. Ik zeg of doe niets, want eerlijk gezegd ben ik niks meer zeker. ‘Geef antwoord.’ Beveelt iemand, een heel typische en enge stem, Daray. ‘Ik weet het niet.’ Zeg ik dan aar, ik hou mijn hoofd recht en laat geen snikje angst tonen, ook al zou ik wel kunnen sterven van de angst. ‘Je hebt toch wel de juiste mee,’ vraagt de ruwe stem aan Daray. Ik hoor hem bijna geluidloos ‘ja.’ antwoorden. ‘Doe wat ik heb gevraagd.’ Hoor ik de ruwe stem weer zeggen en dan een deur dat open en toe gaat. ‘Zo, prinsesje, hoe is het met je?’ ik weet gewoon dat hij weer zo’n verschrikkelijke grijns op zijn gezicht heeft. Ik zwijg en daar heb ik spijt van. Ik krijg een harde mep tegen mijn wang. ‘Antwoord.’ Auw! Die slag is hard en ik voel mijn wang gloeien. ‘Wat denk je zelf.’ Zeg ik nog steeds met mijn hoofd recht en met ‘geen’ angst. ‘O, wat ik denk, wil je niet weten. Maar ik denk dat je niet zo blij bent.’ En weer weet ik dat hij grijnst. ‘Haal die blinddoek van haar gezicht.’ Hoor ik hem bevelen aan iemand. Iemand doet de blinddoek met bevende handen af en ik knijp mijn ogen tot spleetjes omdat het licht fel in mijn ogen schijnt. ‘Wist je al dat ik het was.’ Zei hij grijnzend. Ik wil echt die grijns eens van zijn gezicht slaan, eens zien hoe hij dan kijkt. ‘Ja.’ Zeg ik kort. ‘Wat wil je?’ vraag ik. ‘Wel, ik wil… Het maakt niet uit wat ik wil. Ik wil wat de Koning wil.’ De koning? Kent hij hem? Hij is toch duyster of zoiets? ‘Jij bent ook niet echt slim hé? Mijn koning is niet jou vader.’ Oh dus hij bedoelt de Wrede Koning! ‘Eindelijk je hebt het door.’ Kan hij mijn gedachten… o wacht juis dat kan hij! Shit! ‘Wel, ik moet zo te zien niet veel meer uitleggen?’ Ik haat je, zeg ik via gedachten. En als antwoord krijg ik terug, ik jou meer. Mijn ogen zijn inmiddels al een beetje gewend geraakt aan het felle licht en zie hoe Daray zijn ogen boos tot spleetjes knijpt. Ik kijk rond me en zie tien elven die in een cirkel rond me staan. Hé, die derde van links herken ik! IS hij niet een van die jongens die ons probeerden te pakken, maar dat niet lukte? Wacht eens even, en is dat daar niet die leider?  Haha die heb ik uitgeschakeld door gewoon een vuurbal tegen zijn schouder te gooien, dat was echt grappig en hij schreeuwde ‘PAK DIE KINDEREN’ maar niemand luisterde. Hahaha. Ik draai me terug naar Daray en zie zijn geamuseerde blik. Tuurlijk, hij heeft alles gehoord. ‘Je moet echt opletten met wat je allemaal zegt, want iedereen hier kan je gedachten lezen.’ WAT?! Ik kijk rond me en iedereen grijnst. Behalve natuurlijk de leider die iik had zitten uitlachen, die kijk met een woedende blik naar mij. Dit nu ook nog, waarom kan alles niet gewoon normaal zijn ik zou zo graag… ze kunnen alles horen Aine, niet in jezelf babbelen. Ik zie hoe Daray echt geniet van wat ik allemaal denk, en ik ga hem eens terug pakken. Daray is een baby, Daray is een baby, Daray is een baby, denk ik steeds opnieuw. Zijn gezicht word woedend en na het al twaalf keer te hebben gezegd stop ik, maar niet omdat ik dat wil. Ik word namelijk door iets hards geraakt en ik voel mijn hoe mijn wang nu hevig bonkt. Ik wil mijn wang vast nemen maar mijn handen zitten vast. Weer volgt er een klap maar dan tegen de andere kant van mijn gezicht. Het doet allemaal pijn en ik begin alles wazig te zien. En het laatste is er te veel aan. Door een harde klop in mijn buik doet alles zoveel pijn dat ik mijn bewustzijn verlies. Het laatste dat ik hoor is Daray. ‘Dat komt er van.’

Ik word weer wakker maar nu met hevige pijn in mijn gezicht en mijn buik. Ik kijk rond mij en er is niemand behalve Daray, maar die reken ik bij niemand. Hij kijkt boos naar mij en ik weet dat hij me wil slaan, maar iets houd hem tegen. De deur gaat open en een jongen van vier jaar ouder ofzo komt naar binnen geduwd met achter hem iemand die er net zo uitziet als Daray. Ik zie hoe de jongen ook word vastgebonden aan de stoel, hij is bewusteloos. Wie is hij? Ik kijk naar Daray die nu aan het babbelen is met de persoon die de jongen heeft vastgebonden. ‘Maak dat er geen één van hen verdwijnt! Begrepen, je hebt de koning al teleurgesteld.’ Ik kijk naar Daray en zie hoe hij knikt en dan naar mij kijkt en een woedende blik werpt naar mij. Wow, die is boos! Ik kijk naar de jongen naast mij en ik zie grote blauwe plekken en een paar sneeën die er niet erg goed aan toe zijn. Wat hebben ze met hem gedaan? Ik kijk boos naar Daray en ik weet dat hij het antwoord weet. ‘Daray…’ begin ik. ‘Hou je mond Aine.’ Snauwt hij naar me en hij kijkt met zijn donkere ogenrecht in mijn ogen. Ik verwacht dat hij me nog bozer zou aan kijken maar in plaats daarvan kijkt hij geschrokken. Hij opent de deur en ik hoor zijn voetstappen de trap op gaan. Super, we zitten waarschijnlijk in een kelder vol met smerige dingen! Er is één lamp die juist het midden van de kamer verlicht, de rest is één en al duisternis. Ik hoor geluid naast mij en ik kijk naar de jongen naast mij. Hij lijkt niet door te hebben dat ik hier zit en hij begint van alles te murmelen zoals, ‘Leef ik nog?’ ‘Wat is er gebeurt?’ ‘Shit, zit ik hier nog steeds?!’ Ik kuch onopvallend en hij heft zijn hoofd op. Hij is helemaal bezweet en heeft GEEN T-shirt aan. Hij kijkt me bang en blij tegelijkertijd aan. ‘Aine?’ vraagt hij. Wow moet ik hem kennen? Ik kijk raar naar hem en hij laat zijn hoofd zakken. ‘Het zou te mooi zijn.’ Ik kijk nor raarder maar antwoord dan toch. ‘Ja, dat ben ik en wie mag jij zijn?’ hij heft zijn hoofd weer op en kijkt me blij aan. Hij wil me een knuffel geven maar zijn handen zitten achter zijn stoel dus dat gaat hem niet lukken. ‘Ik ben Ryan, je …, ach laat ook maar.’ Hij kijkt sip naar mij. ‘Wat ben je van mij?’ ik wil het gewoon weten. Alles is een geheime voor me, alsof ik niets van mezelf mag weten. ‘Aine, ik ben je broer.’ ‘Heb ik een…’ ik kijk naar de grond voor me. Echt alles word voor me achtergehouden, kan er echt niemand een keer iets vertellen dat echt is over mij? Ik voel de woed op komen en alsof het nog erger kan komt Daray terug met een lelijk geklede man. ‘Dit is de koning.’ Zegt Daray met een recht rug. ‘Dat is hij niet.’ Roept Ryan. Dus dat is dan de Wrede Koning. Ik voelde de woed nog groter worden. Ik balde mijn vuisten, maar niemand ziet dat want mijn handen zitten achter mijn rug. ‘Zo, dus jij bent de verloren prinses?’ vraagt hij met een ruwe stem. Dat was die vent van daarjuist. Ik heb er genog van en ik laat al mijn woede los. ‘Dat weet ik toch niet, niemand verteld me hier ooit iets dat de waarheid is! Eerst woon ik gelukkig in een oude boerderij met een super gezin, totdat mijn ouders me zeggen dat ik niet hun echt kind ben! Ik loop weg en kom in een wereld waar ik nog nooit in mijn leven van heb gehoord! Dan krijg ik te horen dat ik geen mens ben maar een elve! Om het nog leuker te maken krijg ik te horen dat ik meer dan één soort elve ben. Ik ga dan opzoek naar de koning en dan zeggen allemaal mensen prinses tegen mij. En opeens uit het niets kom ik hier en krijg ik te horen dat ik ook nog broer heb. Moet ik nog iets weten?! Heb ik nog broers of zussen?! Is hier eigenlijk IEMAND die mij ooit de waarheid in één geheel gaat vertellen en me niet met duizenden vragen achterlaat?!’ Ik heb alles bijna geroepen ik iedereen kijkt verbaasd naar mij. Ik voel dat ik  zweef en ik zie water vuur lucht en planten rond me zweven. Ik val geschrokken op de grond. Ik sla mijn handen voor mijn ogen en begin te wenen. Ik kijk achter me en zie touwen die in brand staan. Maar een paar zijn gedoofd door… ijs? Ik wil recht staan maar word ruw terug op de grond geduwd. ‘Ze is gevaarlijk!’ hoor ik de iemand vanuit de gang roepen. Ik ben niet gevaarlijk, ze moeten mij gewoon vertellen wie en wat ik echt ben. Daray staat achter mij, hij heeft me terug op de grond geduwd. Hij staat wel op een afstandje, die is bang. Ik kijk naar mijn broer maar die is nergens te bekennen. ‘Aaaah.’ Hoor ik dan achter me en ik zie hoe mijn broer op Daray is gesprongen. Heb ik hem ook losgemaakt? De koning komt mijn kant op en let niet op de twee worstelende jongens. ‘Aine…. Pas… op!’ hoor ik Ryan roepen terwijl hij verder vecht met Daray. Ik kijk voor me en zie de Wrede Koning steeds dichter bij komen. Hij ziet er niet echt vriendelijk uit en alles wijst erop dat hij dat ook niet gaat zijn. Juist, als de koning bij me is aangekomen hoor ik Edmund. ‘Aine!’ en hij staat daar in de deur opening.

Elves, de verloren dochterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu