Elves deel 5

1.8K 109 17
                                    

Ik kijk nog steeds naar de edelstenen, maar Edmund niet meer. 

"Bedankt grootmoeder, maar we moeten nu echt vertrekken." ze glimlacht naar ons, "Natuurlijk jongen," en gaat enkele stappen naar achter. We doen onze vleugels open en stijgen op. Edmunds grootmoeder zwaait ons nog na en ik zwaai terug, maar Edmund niet. Ik draai me terug om zodat ik voor me kan kijken.

"Waarom zwaaide je niet naar je grootmoeder?" vraag ik. Hij kijkt even naar mij en draait zich dan gewoon terug weg. 

"Ze moet geen gevonden stenen, of wat dan ook, aan ons geven. Wie weet zijn ze gevaarlijk en wie weet wat er dan kan gebeuren," zegt hij op een boze toon. Uren gaan voorbij en uur na uur word het moeilijker voor me om in de lucht te blijven, zeker met al die wind. De wind waait hevig. Ik moet alle moeite doen om in de lucht te blijven en om Edmund bij te houden, die zijn ritme goed staande houd. 

"Edmund kunnen we niet lager vliegen, ik hou het echt niet lang meer vol," roep ik naar hem. De wind suist door mijn oren en ik hoor mezelf bijna niet, maar Edmund wel. Hij begint aan de afdaling, gelukkig. Als we beneden zijn sta ik wankel op mijn voeten en ga tegen een boom zitten.

"Edmund, ik zal echt niet de hele tijd kunnen vliegen met al die wind. Ik ben nu al moe." Hij komt naast me zitten en zegt niets. Wat zou hij denken? 

Wat is zij een watje. Amai we zijn nog maar net weg en ze is al uitgeput.

Ik zet die gedachten aan de kant. 

"Het is niet erg, zolang dat we er geraken is het goed. Het is niet dat we een wedstrijd tegen de tijd doen. Hier pak een slok water, daar krijg je al meer kracht van." Hij opent zijn rugzak en haalt een van de grote flessen water uit en geeft het aan mij. Ik lach naar hem en pak de fles. Ik pak zeker vijf grote slokken en veeg dan mijn mond af, want ik voel hoe bij de laatste slok een beetje water over mijn lip naar mijn kin rolde. Ik geef de fles aan Edmund en hij pakt ook veel slokken. Ik sta recht en kijk rond me. 

"Wat is het hier mooi," zeg ik niet echt gericht naar Edmund of iemand anders. Ik ga naar een boom en klim erin. 

"Edmund," zeg ik en hij kijkt verbijstert rond zich, "Hier, ik zit hier in de boom." Hij kijkt naar boven en kruist mijn ogen. 

"Aine, wat doe je daar?" vraagt hij lachend. 

"Nooit in een boom geklommen?" roep ik hem toe.

"Natuurlijk wel!" Hij loopt naar de boom en begint ook naar boven te klimmen. Om het hem moeilijk te maken klim ik nog hoger tot de takken niet meer sterk genoeg zijn om mij te dragen en ik een beetje naar beneden moet.

Ik had nu toch echt Edmund moeten tegenkomen? Hij was toch vlak achter me?  

Ik draai me om naar links en dan naar rechts.

Waar is hij nou gebleven?

"Boe!" roept een luide stem achter me, van schrik draai ik me vlug om. "Edmund! Laat me niet zo schrikken!" zeg ik en geef hem een duwtje tegen schouder. 

"Laten we verder gaan," zegt hij dan, "Je zal waarschijnlijk weer genoeg krachten hebben, denk ik?" ik lach.

"Ja, dat is goed." We kruipen uit de boom, pakken onze rugzakken terug op en we vertrekken terug richting de wind. Maar nu ik er aan denk, wie weet waren onze rugzakken wel gestolen. Er lette niemand op! "Edmund?" vraag ik voorzichtig.

"Ja? Wat is er?" vraagt hij, bijna bezorgd.

"Misschien moeten we de volgende keer dat we een pauze nemen, beter letten op onze rugzakke, je weet nooit. Bij ons, mensen, zijn er overal dieven op de loer en ik denk niet dat het hier zo anders is." Hij knikt instemmend.

Elves, de verloren dochterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu