Hoofdstuk 4

19 2 0
                                    

Mijn adem stokt. Zweet breekt mij uit. Mijn longen klappen dicht. Het bloed stroomt uit mijn gezicht en alles word wazig. Blijf wakker Vera. Blijf wakker, zeg ik streng tegen mezelf. Mijn borst gaat wild op en neer. Ik probeer mijn adem onder controle te krijgen.

Even sluit ik mijn ogen. Het is gewoon een sukkel die mij probeert bang te maken. Een stom grapje. Heel stom grapje. Zoiets verzin je toch niet? Blijkbaar wel. Of het is serieus... Nee dat kan niet, ik herinner me er helemaal niks meer van, terwijl ik veel nog herinner van toen ik zo jong was.

Ik zou nooit van mijn leven iemand laten stelen! Het is gewoon een stomme grap van iemand die mij en mijn broer kennen maar ons gewoon niet mogen. Die gedachtes maken me wat rustiger.

De brief is met een net handschrift geschreven, te net voor een jongen maar te slordig voor een meisje. Ik probeer het handschrift te herkennen, maar het lukt niet. Ik zucht diep en leg de brief weg. Die brief zorgt alleen maar voor nog meer verwarring.

'Gaat het wel Veertje?', vraagt Roel, die in de deuropening staat. Ik recht mijn rug, slik de brok in mijn keel weg en knik zo overtuigend mogelijk. 'Vera, wat is er aan de hand?' Roel kijkt me bezorgd aan. Ik open mijn mond om het te vertellen, maar bedenk me dat het een stomme grap is. En dan raakt hij bezorgd zonder enige reden.

Ik schud mijn hoofd. 'Er is niks.' Er verschijnt een frons op Roel's voorhoofd. 'Echt niet,' zeg ik, hopend dat ik hem kan overtuigen. Langzaam knikt hij. 'Ik ben gewoon moe.'

Er klinkt hard gelach beneden en dan hoor ik iemand Roel roepen. 'Ik denk dat ze me weer terug willen. Slaaplekker.' En de deur is weer gesloten.

-

Ik word wakker van getik, snel en hard getik. Gapend stap ik uit bed en loop vervolgens naar mijn slaapkamerdeur die wagenwijd open staat. Ik zie mijn moeder gestrest op haar hakken heen en weer rennen. 'Herman, ik kan het niet vinden.'

'Doe nou niet zo, we hebben nog een dag.' Mijn vader gaat geïrriteerd met zijn hand door zijn gezicht wanneer mijn moeder zich boos zijn richting op draait en kwaad naar hem toe stampt.

Ze steekt een vinger naar hem op. 'Als ik hem nú heb, hoeven we morgen niet te stressen. Dus kan je even lief zijn en gewoon helpen met zoeken.'

Met een ontbloot bovenlichaam komt Roel zijn kamer uitlopen. 'Waarom moeten jullie zo roepen,' vraagt hij terwijl hij zich uitrekt.

'Lieverd, bemoei je er niet mee. Het is iets tussen je vader en ik.'

Mijn vader trekt zijn wenkbrauw op. 'Hoezo tussen ons? Zo belangrijk is het niet. Het gaat over een bloesje.' Hij kijkt van Roel naar mij.

'Oh dat hoefde ik niet te weten, ik wilde gewoon even vragen of ik naar beneden kan lopen zonder dat ik met een bijl achterna word gezeten.' Ik kijk naar mijn moeder. Serieus, ik overdrijf niet. Als mijn moeder gestrest is, is het slimmer dat je rustig wacht tot ze afgekoeld is. Ze heeft al een keer bijna een boek tegen mijn hoofd gegooid. Gelukkig riep Roel dat ik moest bukken. Het is niet dat ze ons mishandeld, Roel en ik vonden het altijd gewoon grappig hoe ze deed en gebruikte het om haar te pesten. Totdat ze dus met spullen naar ons ging gooien.

'Ja, ga maar,' zegt mijn vader wanneer hij merkt dat mijn moeder lijkt te ontploffen. Roel en ik haasten ons naar beneden. 'Jeannet, doe nou eens rustig,' klinkt er boven.

'Pannenkoeken?'

'Pannenkoeken.' Ik grijns naar mijn broer. Hij is goed in wafels bakken. Eigenlijk is hij in koken op zich best goed, alleen doet hij het bijna nooit. Vroeger wilde hij altijd een chef-kok worden, nu heeft hij het nooit meer over beroepen. Ik pak een tijdschrift van het dressoir.

'Wat was er gisteravond nou?' vraagt Roel nieuwsgierig.

De brief. Het tijdschrift komt met een klap op de grond terecht. Roel maakt een geschrokken, maar vooral lachwekkend sprongetje. In rap herstel ik mezelf. 'Wat was dat,' vraag ik vol moeite, door het lachen.

Hij werpt me een boze blik, die hij gauw afwendt op de pannenkoeken. Ik hoopte dat hij het was vergeten wat er gisteren was. Meestal vergeet hij alles, waarom dit nou weer niet. 'Pak jij even de borden voor me, Veertje.' Met tegenzin volg ik zijn verzoek op.

'Eetsmakelijk,' zeg ik nadat er is opgediend en ik een laag stroop op de pannenkoek heb gedaan.

'Wat ga jij doen vandaag.'

Ik haal mijn schouders op. 'Geen flauw idee.' Maar doordat mijn mond vol zit, klinkt het meer als "Gewn bauw idewh". Gelukkig verstond hij me wel. Hij lacht. 'Jij?'

Weer lacht hij. 'Afgesproken met Danilo en Scott.'

'Oke, misschien ga ik eens beginnen met het verslag dat ik af moet hebben op dinsdag.'

Roel trekt zijn wenkbrauw op. 'Waarom begin je er zo laat mee?'

'Ik was eruit gestuurd en gister appte iemand me dat we een verslag hebben.'

Achter me hoor ik de woonkamerdeur openen. Nieuwsgierig draai ik me om. Scott en Danilo staan in de deuropening. Jezus, wat zijn zij lang. Misschien komt het omdat ik zit. Wacht! 'Hoe zijn jullie binnengekomen?'

'Gister heeft Roel jullie huissleutels aan mij gegeven,' zegt Scott een paar sleutels omhoog houd.

Ik grinnik als ik de sleutelhanger ziet die eraan hangt. 'Leuke roze sleutelhanger.' Ik sta op om ze beter te bekijken. 'Mijne lijken daar precies op.' Hoe dichterbij ik kom, hoe beter ik begin te beseffen dat ik precies de zelfde heb. Wacht... Die sleutels zijn van mij. 'Roel!' roep ik kwaad.

-

Ik loop een eetcafétje binnen, met mijn laptop onder mijn arm. Ik kon het echt niet uithouden thuis. Ik dacht dat Roel en z'n vrienden ergens buiten gingen chillen, maar blijkbaar vonden ze het nodig om thuis te blijven en te gamen. Of beter gezegd; mij te irriteren. Uiteindelijk ben ik, met míjn sleutels, weggegaan.

Ik neem plaats aan een tafeltje in de hoek van het café. Ongeduldig tik op de tafel terwijl de laptop opstart. 'Hey.' Hoor ik naast me. Geërgerd kijk ik op. Er staat een jongen, die ik zover ik weet niet ken.

'En wie ben jij,' vraag ik bitchy.

Hij steekt zijn hand uit. Ik pak hem niet vast, ik probeer hier rustig mijn schoolwerk te doen en hij stoort me. Niet dat hij weet dat ik hier ben om huiswerk te maken Ongeduldig tik ik met mijn nagels tegen de tafel. Hij pakt mijn hand vast en schud hem wild, zo wild dat het een beetje pijn doet. 'Timo.' Hij veegt met zijn andere hand een blonde lok uit zijn gezicht.

Verbijsterd kijk ik hem aan. 'Vera,' zeg ik hopend dat hij ophoudt met in mijn hand knijpen. Zoals ik had gehoopt liet hij me los. 'Waarom deed je dat?'

'Sorry.' Zijn ogen worden groot. Zo groot, dat het er best schattig uitziet. Op het moment dat hij een pruillipje maakt moet ik lachen. 'Je zit hier zo alleen. Waarom?' Timo neemt plaats op de stoel tegenover mij. Ik steek een vinger op als teken dat hij even moet wachten omdat ik mijn inlogcode intyp.

'Ik moet een verslag maken.'

Timo grijnst. 'Ik ben daar goed in. Ja, ik heb een eigendunk,' zegt hij er lachend achter, wanneer ik een grimas trek. 'Laat me je helpen.'

Na veel gezelligheid en gelach, is het verslag af en neem ik afscheid van Timo. Net op het moment dat ik de deur wil openen, word ik bij mijn pols gegrepen en hard naar achteren getrokken. Geschrokken kijk ik op en zie Timo breed naar me grijnzen. Als ik besef dat ik tegen zijn borst aanleun, doe ik een stap naar achter. Lang leve foundation. Anders leek het alsof iemand rode verf over mijn wangen had gesmeerd. 'Ik heb jou nummer nog niet.'

'Oke.' Ik draai me om, om weg te lopen.

Hij kucht. 'Wil je je telefoon niet terug.' Met een speelse blik houd hij mijn telefoon in de lucht. Gauw gris ik mijn telefoon uit zijn hand en loop met grote passen het café uit.

The Written PaperWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu