Hoofdstuk 9

34 4 0
                                    

Langzaam stond ik op, ik voelde de pijn nog in mijn zij maar ik negeerde het. Wat deed ik daar? Waar was ik? Ik liep naar de deur en rammelde er wat aan, maar deze gaven geen enkele beweging. Ik liep naar het vuile raam waarvan ik vermoedde dat het al in geen jaren meer schoon was gemaakt en sloeg erop. Ik wilde dat mensen me hoorde maar in plaats daarvan ging het raam kapot. "Ey!" Achter de deur kwam al iemand aanrennen. Wat moest ik doen? Ik klom uit het raam en gleed via de regenpijp richting de voortuin die zich op de begane grond bevond. Als ik een keus had gehad was ik gebleven, mijn moeder was daar tenslotte nog. Maar ik wist dat ik daar alleen problemen mee zou gaan krijgen. Snel rende ik over de straat. Mijn zwarte rokje was al aan verschillende kanten gescheurd en mijn witte blouse zag er niet bepaald heel anders uit. Ik keek achterom naar de kamer waar ik net vandaan kwam. Het was best een hoog gebouw, maar ik zat gelukkig maar op de eerste verdieping, als die regenpijp er niet was geweest had ik het nooit overleefd, dan hadden de ontvoerders me te pakken gekregen.. Snel rende ik door. "Staan blijven!" Weer keek ik om waardoor ik zag dat de man uit het raam keek en een pistool op me richtte. Zo snel als ik kon rende ik naar het eerste beste bosje dat ik tegenkwam en liet mezelf vallen achter het bosje. Een hard pistoolschot klonk naast me en vervolgens hoorde ik alleen gevloek. Was zijn geweer nu al leeg of was dit gewoon een list zodat hij me als ik opstond meteen neer kon schieten? Langzaam keek ik door de bosjes heen, daar zag ik dat de man niet meer in de raamopening stond. Ik was blij dat ik bij deze bosjes was. Als ik verder was gelopen had de man me waarschijnlijk al geraakt, dan waren ze al enorm snel bij me. Ik ging ervan uit dat de man weg was. Ik moest wel. Heel veel meer tijd had ik niet om na te denken. Ik moest er alles aan doen om van dit stomme eiland af te komen. Want als je het nog niet wist. Ik woonde op een eiland. Ik hield van eilanden, maar niet meer van deze hier. Ik sprong op, mijn hart klopte nog steeds als een bezetene in mijn keel. Ik keek nog even om en zag de deur in de verte al open gaan. Sneller Roxy! Sneller! Zo hard als ik kon rende ik naar de boot. Gelukkig stond deze er, als deze er niet had gestaan had ik iets anders moeten improviseren, maar gelukkig was het hard nog net hard genoeg. Want wat was er gebeur als mijn ontvoerders me wel te pakken hadden gekregen? Werd ik dan vermoord? Of was het nog veel erger, als dat mogelijk was tenminste.. Of zou ik dan hetzelfde lot begaan als die van mijn moeder? Zou ik dan als slaaf worden behandeld door die man?

"Hey kom snel, de boot vertrekt meteen.." Ik rende nog snel het schip op en daarna werd de ingang afgesloten. Wat was ik daar blij om! Ik had wel ooit geluk, en daarom was ik ontzettend opgelucht! "Enorm bedankt voor op me te wachten.." Ik keek de jongen aan, hij had mooie bruine ogen waar je haast in weg zou zinken.. "Geen dank.. Wat is je naam als ik dat zou mogen vragen.." "Uhm aangenaam Roxy." Ik stak mijn hand uit en hij pakte hem aan. "Ik ben Jake, leuk je te ontmoeten." Hm.. Jake.. Mooie naam. Automatische dacht ik aan Jake en Roxy. Ookal dacht ik dat hij me vast niet leuk zou vinden. Hoewel ik dat ook niet zeker wist van hem. Zijn blonde haar waaide zachtjes door de wind die langs de boot raasde. "Zullen we wat gaan eten? Want ik heb behoorlijk honger.." Ik keek hem aan, stiekem ramelde mijn maag ook. Maar ik had geen geld bij. "Uhm.. Nou.. Uhm.. Ik heb geen geld bij. Ik moest me hier ook ergens verstoppen want ik had geen kaartje." Hij schudde zijn hoofd en hij pakte mijn hand. Ja jongens, mjjn hand! Hij trok me mee naar binnen. "Waar ga je heen?" Uhm.. Ik dacht na.. Wow, dat is een goede vraag.. Waar ging ik eigenlijk heen? Zal ik gewoon weer terug terug varen straks. Terug naar mijn vriendje Toby? Hm.. Nee.. "Geen idee.. Waar ga jij heen?" Waarom vroeg ik dit? Het is niet dat hij me dat zou vertellen. Niemand praatte met kinderen zoals ik.. Maar oke ik zou wel zien wat Jake me wel te vertellen had. "Ik ga naar Esanra, dat is een eiland verderop. Daar staat mijn huis, ik woon in een weeshuis.. Nou eigenlijk.. Mijn ouders hebben het opgestart dus ja, ik woon er.." Ik knikte, ik zag het al helemaal voor me. We zitten op een grasveld, met een zon die in onze ogen schijnt. Jake wappert met zijn blonde haar en met zijn bruine ogen kijkt hij me aan. Wat zou dat geweldig zijn. Prachtig, en zó ongelofelijk mooi! "Wow dat is cool! Maar ik heb een nogal moeilijke achtergrond.. Laten we zeggen dat ik mijn vader nooit gekend heb. Hij is toen ik drie was overleden en mijn moeder is ontvoerd. Ik moest er alles aan doen om te vluchten. En nu ben ik hier, weg van dat eiland, op zoek naar een ander leven. Een leven dat me aanstaart.." Hij knikte en lachte even. "Dus eigenlijk ben je nu een soort wees.." Ik lachte met Jake mee. We wisten allebei wat hij daarmee bedoelde. "Nou nee.. Mijn moeder is ontvoerd maar nog niet dood.." Jake lachte nog breder. "Je weet dat ik het zo niet bedoel.." Ik knikte maar. "Dan uhm.. Dan kom je dus met mij mee?" Ik wist nog helemaal niet of Jake wel te vertrouwen was? Maar ik nam de gok, het was niet dat ik iets kon verliezen of iets dergelijks.. "Graag!" Jake kocht achter een balie twee kaartjes om naar Esanra te gaan. Toen kwam pas het besef dat Jake voortaan in mijn leven zou gaan staan. Wil je dat wel? Zei een klein stemmetje in mijn hoofd. Maar dat stemmetje was amper hoorbaar door het vele gejoel van de andere duizenden stemmetjes in mijn hoofd. Eindelijk had ik mijn eigen leven in de hand!

Ze is de duivel..Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu