Hoofdstuk 8

37 5 4
                                    

Een rilling schoot over mijn lijf door een koud briesje die me ook nog eens uit mijn gedachten sleurde. Het herrinerde me eraan dat de mannen me kwamen zoeken. Ik keek om me heen en zag dat er maar één raam open stond. Ik vroeg me af of Rosa ook een andere raam open had staan. Maar daar wist ik het antwoord op, het tochtte hier overduidelijk en het kan niet tochtten als er maar één raam of iets openstaat. Ik liep naar de deur en vroeg me af waar Gale was. Ik miste hem.. Ik miste een geest, nee dat kwam niet erg vaak voor. Met mijn hand op de deurklink wachtte ik tot Rosa weer kwam, ik vertrouwde het hier niet meer, al verwachtte ik dat Rosa wel te vertrouwen was was er hier iets in het appartement veranderd. De stilte was om te snijden. "Roxy! Vlucht!" Een seconde stond ik stil, daarna smeet ikt de deur open, op dat moment hoorde ik ook een pistoolschot, ik hoopte dat Rosa niet geraakt was.. Ik hoopte zó dat Rosa niet geraakt was en dat zei dat pistool over had gehaald, maar ik wist vrijwel zeker dat Rosa wel was geraakt.. Zo hard als ik kon rende ik de flat uit.

Ik rende het gebouw uit en werd ruw bij mijn bovenarm gegrepen. "Roxy.." Ik draaide me om en stond voor een man met een grijze baard. Ik schrok, keek hem verbauwereerd aan. De man trok me ruw mee naar het busje en daar stond een andere man die de achterdeuren opende, pas te laat bedacht ik om naar het nummerbord te kijken, al kon ik nog net zien dat er een drie in voorkwam. De man met de baard duwde me naar binnen en achter me werd de deur dichtgegooid. Ik vroeg me af wat er aan de hand was en of ze mij ook gingen vermoorden, netals dat ze dat bij Rosa hadden gedaan, daar ging ik in ieder geval vanuit. In het busje was het donker maar ik kon een paar vage schimmen van het donker onderscheiden. "W.. Wie zijn jullie?" Vroeg ik zacht, hopend op een menselijke reactie terug. Rustig kroop er iets mijn richting in. Even had ik de hoop dat het een mens was, maar dat was al snel weg. Het wezentje zette een poot op mijn buik, waardoor ik achterover viel, ik ademde rustig verder en bleef liggen. Met de andere poot zette hij zijn poot op mijn gezicht. Toen hij zijn nagels in me stak begon ik te roepen. "Ga weg! Ga weg!" Maar het wezentje op mijn gezicht ging niet weg, inplaats daarvan duwde een ander wezentje ook zijn klauwtjes in mijn lijf. Hoe hard ik ook aan de wezentjes trok en hoe hard ik hem ook van me af probeerde te duwen, zijn nagels zaten nog altijd in mijn wangen vastgeklemd. Gelukkig werden de wezentjes van me afgetrokken, ik keek op. "Mam.." Ze was waarschijnlijk net wakker, maar ze zag er slecht uit, voor hoe ver ik het in de donkere wagen kon zien. "Gaat het wel?" Het busje begon te rijden, de mensen moesten waarschijnlijk nog bedenken hoe ze hier weg moesten, aangezien ik was gevlucht bij het ziekenhuis. Op het geluid van de moter na was het stil in het busje, buiten het busje kon je soms nog verkeer voorbij horen razen, maar meer hoorde ik niet. "Kan ik dat niet beter aan jou vragen? Waar is Gale?" Tjah dat vroeg ik me dus ook af. Maar een antwoord, nee die kreeg ik hier niet op. Ik zuchtte. "Ik weet niet waar Gale is.. Maar waar gaan we heen?" Even was het weer stil. "Ik weet niet waar we heen gaan. Maar als ik jou was zou ik maar gaan slapen, ik vrees dat dat de enige tijdsroving is hier.." We hoorden een auto toeteren, daarna vervolgde mijn moeder haar zin. "Als er weer wezens op je zitten zul je dat zelf merken en zal ik ze eraf halen Roxy.." Al wist ik niet of dat haar lukte ging ik ermee accoord. Ze pakte mijn hoofd en gaf een kus op mijn voorhoofd. Ik ging rechtop zitten en ging liggen met mijn hoofd op mijn moeders schouder. "Maak me maar wakker wanneer we stilstaan.." "Is goed lieverd.." Ik vroeg me nog steeds af waar Gale was en waarom we hier gevangen waren. Voordat ik ook nog maar meer dingen had om over na te denken viel ik al in slaap. 

"Roxy.. Roxy.." Fluisterde iemand, met een ruk zat ik rechtop in het busje. Jammer dat dit geen droom was. Jammer dat ik samen met mijn moeder hier in dit busje zat en niet gezellig thuis op de bank.. Tijdsbesef had ik niet meer, het busje was namelijk verduisterd en hoe het er buiten uitzag wisten we nu niet. Zouden we nu uit het busje mogen? Wat zouden deze mensen met ons willen doen? Na tien minuten geen geluid gehoord te hebben hoorde ik mijn moeders maag knorren. Een paar minuten later startte de motor van het busje en reed deze weer verder. Man, wat wilde ik graag in huilen uitbarsten. Ik wilde graag tegen de deuren aanbonken en gaan krijsen en schreeuwen totdat iemand me hoorde en ons in veilige handen opsloot. Maar ik wist dat dat niet zou helpen. De mannen zouden binnenkomen en me zeggen dat ik dat niet meer mocht doen, ze zouden me ruw beetpakken en me slaan. Nee ik wist niet waar ze toe in staat waren, ik wist niet eens wat ze zouden doen maar in ieder geval zou ik er niet heel veel blijer van worden..

Het was ongeveer een dag later, dat dacht ik tenminste toen ik enorm moe en hongerig in het busje lag. Mijn moeder's maag knorde voor de zoveelste keer en ik hoopte dat we nu echt wat eten zouden krijgen. Mijn maag was nog redelijk rustig, geen idee hoe dat kwam.. Na wat gerammel van het slot gingen de achterdeuren van het busje open. Ik was blij, maar toch ook weer niet, in het busje waren we waarschijnlijk veiliger dan dat we dat waren in de handen van onze ontvoerders. Een fel zonlicht flitste naar binnen en twee mannen kwamen naar binnen en trokken ons ruw het busje uit. Ik keek vlug om me heen. In de verte zag ik de zee al liggen, ik verlangde ernaar om met mijn voeten in het water rond te bewegen. Ik verlangde om me in het water te storten en er nooit meer uit te gaan. Ik verlangde naar de gekleurde vissen die rond zwemden in de zee en perongeluk langs je been zwemmen als je daar zwemt. Maar dat alles ging nog niet gebeuren.. Er leidde een weg recht naar de zee, er stonden wat bosjes aan beide kanten van de weg. Het gebouw dat voor ons stond kon je meer beschrijven als een verrot, oud, houten huisje dat er verschrikkelijk uitzag dan dat je het een andere benaming gaf. Een man die me vast had duwde mijn moeder en mij naar binnen, bij de trap duwde hij ons naar boven vervolgens werden we snel meegesleurd. Waarom moesten ze dit altijd zo hardhandig doen? Konden ze dit niet rustig doen, we stribbelden toch helemaal niet tegen? Ons vragen om vrijwillig mee te werken kon gerust.. Mijn moeder werd al snel richting een andere plek getrokken. "Mam!" De man voor me sloeg me in mijn gezicht. "Stilte!" Siste de man en hij duwde me een grote, donkere kamer in. Daar lag ik dan, op de grond met een man die naast me kwam staan. "Mam!" De man trapte me tegen mijn zij en tilde me op. Met een woest gebaar gooide hij me op de grond. Al snel werd het zwart voor mijn ogen. Niet dat het dat nog niet was.. Ik bedoel, ik zat immers in een grote en donkere kamer.. Man, wat had ik een pijn.. Ik hoorde nog wel dat achter me het slot werd omgedraaid. Maar wat moest ik doen? Ik wist niet eens waar mijn moeder was.. Maar de vraag waar ik het liefst antwoord op had was deze.. Wat wilden deze mensen van me..?

Ze is de duivel..Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu