Wanneer Lieze weer naar buiten wandelde, brandde de zon in haar ogen. Het duurde even voor dat ze er terug gewend raakte. De jongen trippelde weer vrolijk voor haar en Lieze probeerde hem min of meer te volgen. Ze had hem gevraagd om haar naar het kasteel van Theodor te brengen. Meteen toen ze dit vroeg, borrelden de herinneringen terug op. Ze zag weer voor zich hoe ze vast zat in de kelder van het kasteel, haar bruiloft die bijna haar dood betekende en de raad van zes die haar wilde vermoorden. Oké, ze was nu in Venus bij de echte woonst van Theodor en niet op de aarde, maar of het beter was, dat was een andere vraag. Eigenlijk wilde ze in huilen uitbreken, maar besefte dat de jongen dat kon zien. Hoe verder ze wandelden, hoe kleiner de stad achter hun werd en ze besefte dat het kasteel dus buiten de stad zou liggen, alleen had ze nog geen gebouw gezien dus waarschijnlijk was het nog een eind wandelen vanaf hier. Terwijl ze dagdroomde, merkte ze niet dat de jongen voor haar gestopt was en struikelde bijna over hem.
'Wat is er mis?', vroeg ze verward.
'Zie jij dat ook? Die glinstering boven op de heuvel van de krater?'
Toen Lieze beter keek, zag ze inderdaad iets vreemds glinsteren aan de hemel. Waarschijnlijk iets dat de zon weerkaatste. De jongen rende als een wild beest op zijn prooi af en Lieze zuchtte. Kon hij nu geen vijf minuten stilzitten? Ze wandelde traag de berg op tot ze het geschreeuw van het jongetje hoorde. Het echode door heel de krater en meteen rende ze ook de berg op. Er moest iets vreselijks gebeurd zijn. Toen ze dichterbij keek, herkende ze het figuur maar al te goed.
'Lucas? Lucas!', zei ze terwijl ze in huilen wilde uitbreken.
'Ken je hem?'
Maar ze antwoordde niet meer. De tranen stroomden over haar wangen en eventjes dacht ze dat het te laat was. Maar een licht gekreun zei daar anders over. Hij opende zachtjes zijn ogen en probeerde te glimlachen. Zijn arm bibberende hevig en ze zag een lijstje tussen zijn vingers. Zachtjes wreef ze over zijn wang en nam het papiertje in haar handen.
Ingrediënten: drakenslijm, drakenbloed en rode appel van de drakenboom. (Tegengif voor hallucinaties van hallucinatiedraak, te vinden bij geneesheer in de stad).
Welke geneesheer? Welke hallucinatiedraak? Ze wist helemaal niets in deze stad en de paniek overspoelde haar lichaam. Eventjes draaide ze om naar de jongen achter haar maar hij stond gewoon verward naar het tafereel te kijken.
'Ga hulp halen jongen!', schreeuwde ze al huilend.
'Ten eerste, ik heet geen jongen, ten tweede, een alstublieft zou zeer welkom zijn.'
'Hoe je heet boeit me niet! Haal de geneesheer!', zei ze geïrriteerd.
'Ik ga al, mijn naam is Manu als je het nog niet door had.', zei hij terwijl hij mokkend wegliep.
De minuten dat hij wegbleef leken uren. Ze was naast Lucas gekropen in de hoop wat warmte aan hem over te geven, maar hij was ijskoud en dat bleef hij ook. Zijn lichaam bibberde steeds meer en stiekem vond ze dat eigenlijk niet erg, het betekende tenminste dat hij leefde. Weer stroomden haar tranen over haar wangen. De enige gedachten die door haar hoofd zweefden was een leven zonder hem. Ze zag zich als een oud tijgervrouwtje op een bankje in het park zitten terwijl ze eten gaf aan de eekhoorntjes. Naast haar zaten haar vijftig katten met een tijgertintje. Ze grinnikte even, maar het beeld hielp niet. Het moment was gewoon te pijnlijk. Ze kroop recht en probeerde in de verte Manu te vinden. Meteen toen ze een gedaante zag verschijnen in de bloedhete zon, zwaaide ze in de hoop dat ze haar zouden zien. Maar toen de gedaante dichterbij kwam, had ze spijt van haar daad. Ze wist overduidelijk wie haar zat op te wachten. Theodor...
Een fel licht scheen in haar gezicht. Ze knipperde een aantal keer en dan herkende Lieze waar ze was. Een kooi met vreselijke tl-lampen. Wat deed ze hief nu ook wal weer? Voor zich zag ze hoe Theodor op haar afwandelde met twee misvormde draken aan zijn zijde. Automatisch had ze haar ketting vastgenomen en getransformeerd. Tevergeefs probeerde ze Lucas te beschermen maar door een beet in haar arm was ze flauwgevallen. Meteen keek ze naar de plek op haar arm, twee grote gaten waren dichtgenaaid op de plek waar het beest gebeten had. Ze wilde niet weten welk gif door haar aderen stroomde nu. Met die gedachte, sprong meteen een andere binnen. Lucas. Ze hoopte dat Theodor toch nog van zijn zoon hield om hem te verzorgen. De laatste keer toen Thomas en Thijs Theodor waren tegengekomen, beweerde hij dat hij de uitverkorenen zou doden, inclusief zijn bloedeigen zoon. De vraag was wie er dan in godsnaam de troon zou opvolgen. Lucas had haar in het park ooit verteld dat de drakenprins uit zichzelf zou moeten terugkeren om vermoord te worden wanneer hij iets gedaan had wat heel de familie-eer kon beschadigen. Wanneer de prins ontvoerd werd, zou de jongste broer de troon opvolgen, maar Lucas had geen broer, tot zover ze wist. Daarna herinnerde ze dat ze ontvoerd was. Ze besloot recht te kruipen en de omgeving af te speuren en ze merkte dat ze onder de grond zat, om duidelijker te zijn: in een kelder. Er waren geen ramen wat vreemd was voor een troonzaal, want in de verte stonden twee tronen. Een grote en een iets kleinere. Waarschijnlijk voor een koningin, of volgens Theodor zijn redenering, haar moeder. Meteen kromp ze ineen terwijl ze daar aan dacht. Zij was tenminste veilig, dat was het belangrijkste. Maar of Lucas dat was, dat was een ander verhaal...

JE LEEST
Felidi 3: de vijf moorden van Felidi
FantasyWanneer er een ernstige moord plaats vind op een toekomstig lid van Felidi, is dit de start van een nieuw avontuur voor halftijger Lieze. Ze moet erachter zien te komen wie de moordenaar is. Of is het drakenkoning Theodor die zint op wraak? Maar dit...