De stoefende uitwisselingsstudent

67 5 0
                                    

Lieze voelde de broeierige zon op haar rug branden. Waarschijnlijk was ze verbrand maar ze kon niet bij de pakken blijven zitten. Vreemd genoeg leek de kleine jongen er geen last te van hebben. Het was net alsof hij een loopwedstrijd liep. Ze vroeg zich af of hij hier al vaker geweest was, wat eigenlijk niet mogelijk was want hij was geen uitverkorene. Maar dan besefte ze dat hij hier woonde. Wat natuurlijk maakte dat hij de hoge temperaturen gewoon was. Misschien dacht hij dat het bij ons ijskoud was. Maar toch vertrouwde ze hem niet. Toch was het hem gelukt met haar mee te gaan. Er zat hier een luchtje aan en dat besefte ze maar al te goed. Net toen ze de heuvel hadden opgewandeld merkte ze dat in een grote krater onder hun, een dorp lag. Het dorp dat ze herkende uit de bol van Robijn. Er vlogen grote draken rond die waarschijnlijk de bewakers waren. Alleen had ze geen idee hoe ze daar onopgemerkt kon komen. En als ze wist het dorp te bereiken, was ze nog steeds onbewapend. Ze slaakte een zucht en plofte neer in het rode zand. Het boeide haar niet of de jongen verder zou gaan zonder haar. Maar hij leek het te merken en draaide zich om. Zijn gezicht was niet eens rood aangelopen.

'Waarom stop je?', vroeg hij met zijn piepstemmetje. Op een of andere manier vond ze het best wel schattig.

'Omdat ik te moe ben en niet onopgemerkt in de stad raak. Heb jij misschien een beter plan?'

'Ja, natuurlijk. Ik ben een uitwisselingsstudent van hier weet je nog? En ik heb waarschijnlijk een hoger IQ als jij.', zei hij zelfzeker.

Opeens vond ze hem niet zo schattig meer. Eerder een kleine egoïst. Wat dacht hij wel? Een beter IQ? Daar wilde ze wel eens om wedden. Maar niet nu, niet in deze bloedhete zon. Ze volgde hem automatisch richting de stad. De helling naar beneden was steiler dan ze had gedacht want wanneer ze haar voet verkeerd zette, gleed ze telkens een heel stuk naar beneden. De jongen leek het met gemak te kunnen. Eigenlijk was ze jaloers. Hij deed haar een beetje aan zichzelf denken toen ze klein was, naïef en koppig. Wanneer ze aan de rand van de stad arriveerde, zag ze hoe de jongen schichtig om zich heen keek. Eventjes keek Lieze naar boven en ze merkte dat ze in het oog gehouden werd. Waarschijnlijk keek de jongen daarom zo rond. In het eerste beste rode huisje glipte hij naar binnen en Lieze achtervolgde hem automatisch. Meteen wanneer hij het licht aan klikte, deinsde ze achteruit. Overal hingen drakenhoofden aan de muur en ze kon maar niet uitmaken of het echte waren of niet. De meubels waren uit hetzelfde zand als de muren gemaakt maar bekleed met tapijten en andere stoffen, ze gokte op drakenleer, maar ze was niet zeker. Vreemd voor een planeet die van draken houdt. De jongen wees naar de zetel en Lieze kroop er voorzichtig in. Voor zich zag ze de jongen rommelen in een kast en gooide verschillende spullen eruit tot hij stil bleef staan. Lieze herkende een mantel van leer met vreemde tekens erop en een kleed gemaakt van een fluweel rode stof. Een rilling liep over haar lichaam en haar hoofd zei dat ze hier weg moest gaan. Maar ze wist niet zeker of ze dat gevoel wel moest volgen. Waarschijnlijk zou de jongen haar vreemd bekijken als ze zomaar zou wegrennen voor zijn ogen.

'Trek dit aan', zei hij terwijl hij de jurk aanbood.

'Die rode jurk? Weet je het zeker?'

'Het is de traditionele kledij van hier, ze zullen niet merken dat je van ergens anders komt'.

Lieze nam de jurk aan en de jongen wees naar de deur die waarschijnlijk naar de slaapkamer leidde. Ze vond hem vreemder vinden met de minuut, maar als ze Lucas eenmaal gevonden had, dan kon ze wel uitvissen wat er met hem aan de hand was...

Lucas kroop zachtjes door het rode zand. Hij voelde hoe zijn hoofd tolde en toch wilde hij er niet aan toegeven. Niet nu, hij moest zijn vrienden redden en hij kon Lieze niet zomaar in de steek laten. Hij zag voor zich hoe ze daar lag, denkend aan hem. Misschien zelfs smekend dat hij terug kwam. Hij wilde haar kunnen omhelzen en zeggen dat het allemaal opgelost was en dat ze konden verder leven. Samen als heersers van het nieuwe rijk en de machtige raad van zes. Bibberend probeerde hij zijn lijstje boven te halen. Hij had alles en nu moest hij de geneesheer nog zien te bereiken. Onder hem lag het dorp en in de verte herkende hij het huisje. Hij wist niet hoeveel tijd hem nog restte, maar zonder te twijfelen gooide hij zijn volledige lichaam over de rand. Hij voelde de kleine steentjes tegen zijn huid krassen en een duizelig gevoel overnam zijn lichaam. Het enige wat hij nog zag was een draaiende wereld die gehuld was in roze. Meteen zag hij Lieze voor zich en zijn beste vriend Thomas. Zijn rode ogen lichtte op tegen de zwarte achtergrond en iets glinsterends hield hij in zijn hand. Toen hij dichter keek, zag hij dat het een mes was. Hij wilde op hem afrennen en hem tegen houden, maar het was te laat. Voor zich dook Lieze ineen en een plasje bloed vormde zich naast haar lichaam. Hij troostte haar en zei dat alles in orde zou komen. Maar hij besefte dat ze gestorven was. Het beeld verdween net zo snel als het gekomen was en hij zag voor zich weer de rode stad en de kleine huisjes. Het hallucineren was begonnen en hij had niet veel tijd meer voor hij er zou uitzien als een junkie.

Felidi 3: de vijf moorden van FelidiWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu