Hoofdstuk 5

838 58 3
                                    

~Ik voel de adrenaline door mijn lichaam gieren.~

Ik kijk achterom. Big mistake. Ik had de cliché verhalen moeten geloven. Op momenten dat je achterom kijkt en er zit iemand achter je aan dan struikel je. Altijd. En dat is dan ook wat me overkomt. Ik val hard over een losliggende tak die bedekt is met goudgele bladeren. Ik grom een scheldwoord. Met mijn tanden op elkaar geklemd probeer ik op te staan. Het lukt amper. Ik kijk naar beneden en zie in mijn spijkerbroek een gat zitten. De randen zijn al rood gekleurd. Shit. Ik denk niet langer na over de pijn en sleep mijn been mee, op de vlucht voor de grote, zwarte auto die me op de hielen zit. 

Ik hoor een portier opengaan. Zie je, het is niet één of ander raar hersenspinsel, ze zitten echt achter me aan. Ik weet niet hoe ik het doe, maar ik struikel voor de tweede keer. Mijn zicht wordt meteen troebel van tranen. Ik dacht vanochtend oprecht dat ik het wel zou overleven. Ik dacht oprecht dat ik mezelf hier wel uit kon redden. Ik wil wel opstaan, maar het heeft geen zin meer. Ik kan niet meer. Nu al niet meer.

Elk moment verwacht ik een kogel door mijn hoofd of een mes tegen mijn keel. Ik denk aan niets anders dan mijn toekomstige dood. En wat dan?

Ik hoor voetstappen naderen en ik knijp mijn ogen stijf dicht. 'Alsjeblieft,' fluister ik. Ik betwijfel of iemand het gehoord heeft. 

Een sterke mannenhand trekt me overeind en sleurt me mee, minder hardhandig dan ik verwacht had. 'Even meewerken,' hoor ik de man zeggen. De stem komt me helaas bekend voor.

Ik word in de auto geplaatst, het voelt alsof er iemand anders in mijn lichaam zit. Alsof iemand anders dit overkomt en ik van een eindje toekijk.

De motor start en ik zit in een auto. Ik kijk naast me en ik zie twee intensblauwe ogen me aanstaren. 

'N-noah?' Haper ik. Natuurlijk, Noah zit achter me aan. Noah wil me vermoorden. Ik begin hysterisch om me heen te slaan en ik haal onregelmatig adem. Dat laatste zorgt er voor dat ik zo nu en dan zwarte vlekken voor mijn ogen zie. 

'Evy,' hoor ik zijn rustige stem zeggen. Zijn hand belandt op mijn schouder. Gaat hij me wurgen? 'Alsjeblieft,' fluister ik opnieuw. Ik hoor wat geroezemoes, maar ik kan me niet meer focussen. Plots voel ik een scherpe prik in mijn nek en ik voel mijn bewustzijn langzaam wegzakken. Ik probeer wakker te blijven, te vechten. Maar alles wordt steeds waziger. Dan is er niets meer.

***

Ik kijk om me heen. Ik adem nog. Ik leef nog. Dat is al een hele opluchting. De gebeurtenissen vliegen als een razende door mijn hoofd. Ik moet weg, onmiddellijk. Meteen veer ik overeind.

Duidelijk geen goed idee. Ik voel mijn hart bonken in mijn slapen. Mijn hoofd zakt, tegen mijn wil in, terug in het kussen. 

In de schemer kan ik een persoon onderscheiden die naast me op een stoel zit. Hij heeft zijn gespierde armen over elkaar gevouwen. 'Goed, je bent wakker.' Noah. Dat kan niet missen. Ik ril.

'Wat doe ik hier?' Mijn stem klinkt rasperig en mijn keel is droog. 

Hij gaat staan en buigt zich over me heen. Mijn mond wordt nog droger en ik slik. En slik.

'Wees niet bang, Evy. Ik snap dat deze situatie je overvalt en ik leg straks alles uit, maar eerst moet je wat eten.' Hij slaat de deken van me af en ik word geconfronteerd met de lage temperatuur. Ik huiver.

Noah helpt me overeind. Ik merk dat er om mijn knie een verband zit en dat ik andere kleren aan heb. Ik schuif zo ver mogelijk als gaat bij hem vandaan. 'Heb jij me omgekleed?'

Hij zucht diep. 'Ik leg straks alles uit. Nu ga jij eerst wat eten.' Hij zegt het op een toontje alsof hij tegen een tienjarig kind praat.

'Ik wil niet eten,' fluister ik. En dat is geen grapje. Ik weet niet hoe lang het geleden is dat ik iets binnengekregen heb, maar ik heb geen honger. Mijn maag is gevuld met zenuwen. 

Gered (Vervolg Op Gekidnapt)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu