Ze moest het weten. De dood van Frieda Mechels, haar baas, de hoofdinspecteur van bureau Limburg-Zuid, had haar meer aangegrepen dan ze wilde. De afgelopen jaren waren ze dichter naar elkaar toe gegroeid. Ze was een waardig opvolger van Ellis Flamand en Eugène Hoebengeweest. Haar carrière als rechercheur was ze begonnen onder Flamand. Haar steun en begeleiding hadden zeker meegeholpen om in haar werk te worden wie ze nu was. Ze was streng, maar ook rechtvaardig geweest. Bovendien was zij degene geweest die haar aan Wolfs gekoppeld had. Hoe chagrijnig ze daar in het begin mee was! Ze moest altijd glimlachen als ze dacht aan die eerste ontmoeting met haar toekomstige partner, hoe ze hem genegeerd had, maar dat hij telkens weer opdook tijdens het onderzoek op de plaatsen waar zij ook was. Ze waren een hecht team geworden, Wolfs en zij, de afgelopen jaren, mede dankzij de hulp van Hoeben. Hij had ervoor gezorgd dat Wolfs toch mocht blijven, ondanks het feit dat die sukkel zijn ontslag had ingediend. Hoeben had haar beschermd en zijn wijze lessen aan haar proberen door te geven. Ze probeerde geen 'goede momenten' meer af te wachten, want dat er altijd een beter moment kwam, had ze van hem wel geleerd.
De eerste kennismaking met Frieda kon ze zich ook nog goed herinneren. Ze had niet meteen in de gaten gehad dat de vrouw die binnenkwam en een kwajongen meesleurde haar nieuwe baas was. Marion had haar ingelicht dat ze bij het leger had gezeten en directeur in de gevangenis was geweest, wat Eva zich goed had kunnen voorstellen. In het begin was Mechels, zoals Eva haar toen nog noemde, afstandelijk en streng geweest. Ze kwam orde op zaken stellen, zo leek het. Maar hoe langer je haar kende, hoe meer ze dat strenge masker liet zakken. Later was het Frieda geworden en kreeg Eva het gevoel dat ze een soort familielid was geworden. Niet zo lief of dichtbij als een moeder, maar meer een tante die je regelmatig ziet en oprecht geïnteresseerd in je is.
Toen Eva over haar dood hoorde in de kliniek waar ze zat, was ze meteen naar haar begeleidster gegaan. Ze moest met haar arts spreken. Nú. Zij had de situatie begrepen en Eva laten gaan. "Eva, je weet dat je nog niet klaar bent met je behandeling. Ik reken er op, dat als het moeilijk wordt je dat toegeeft. Zoek steun, doe het niet alleen. Dat is moeilijk, dat begrijp ik, zeker voor jou, maar het belangrijkste is: je hoeft het niet alleen te doen. Spreek er met iemand over, neem iemand in vertrouwen of bel ons." Eva had het niet echt gehoord, in haar hoofd was ze te druk bezig met Frieda, maar had op het juiste moment geknikt en haar arts een hand gegeven. Daarna had ze de laatste spullen in haar koffertje gepropt en was ze met een taxi terug naar huis gegaan. Ze had een schone outfit aangetrokken, haar haren opnieuw in een paardenstaart gebonden en was naar het bureau gegaan. Ze wist dat het bureau de enige plek was waar ze op dat moment wilde zijn.
Frieda dood. Ze besefte het nog niet. Het telefoontje had geklonken zoals een dienstoproep: 'we hebben een lijk '. Dat ging altijd over werk, een puzzel die opgelost moest worden. Soms was er alleen gewoon een lichaam, met een schotwond, striemen in de hals of een hoofdwond. Soms was het beeld minder prettig, veel bloed, missende lichaamsdelen of, en dat vond Eva het ergste, een minderjarige. Een jongen of meisje dat nog zijn hele leven voor zich had, droomde over wat hij of zij later zou worden, Sinterklaascadeautjes ging uitzoeken of net haar eerste vriendje gezoend had. Maar dit was geen telefoontje over een lijk geweest. Dit ging over Frieda, haar baas. Ze was al wat ouder, rookte wel eens een sigaret, maar leek verder gezond. Het was geen verkeersongeluk geweest, maar wat dan wel? Ze kon toch niet zomaar weg zijn? Het zat Eva niet lekker, dus ze moest wel naar het bureau. Waarom was dit gebeurd? Had iemand dit gedaan? Was het toeval of een vooropgezet plan? Wie ging er op Frieda's leeftijd nu 'gewoon' dood? Ze moest het weten, dus daarom had ze niet getreuzeld. Geen enkele collega aangesproken onderweg naar haar werkplek. Geen herinneringen opgehaald, niemand toegeknikt of met haar hoofd geschud. Het eerste wat ze dan ook aan haar directe collega's vroeg, ze moest het weten: "Zijn er verdachte omstandigheden?"A/N: dit moest eigenlijk een ander verhaal worden (dus jullie hebben er nog een tegoed), maar ik zat zo met alle hoofdinspecteurs in mijn hoofd, dat daar eerst iets mee moest gebeuren. Ik denk dat Hoeben toch mijn favoriet is, met dat lieve vaderlijke af en toe tussendoor (en dat stukje dat hij zo hard muziek aan het luisteren is dat hij Romeo helemaal niet hoort aankloppen), maar door Mechels laatste jaren (min dit seizoen) was ik ook wel aan haar gehecht. Het duurt nog wel even voordat Kamphuis daar bij in de buurt komt, lijkt mij zo.
Fijne jaarwisseling!Geplaatst op 30-12-2018
JE LEEST
Flikken Frutsels
FanfictionKorte verhalen over Flikken Maastricht. Alle personages zijn bedacht door en eigendom van AVROTROS