Peinzend stond hij met de auto- en deursleutels in zijn hand voor de voordeur. Het was het einde van een drukke werkdag, half oktober in de avondschemering. Wat verderop in de stad was het nog rumoerig en gezellig zoals meestal op een droge donderdagavond, koopavond. Het steegje waar zijn huis aan lag, was iets achteraf gelegen. Soms fietste er iemand doorheen, studenten op weg naar het centrum, winkeliers op weg naar huis, of liepen er koopjesjagers langs, die hun auto gratis hadden geparkeerd een eindje verderop, maar die avond was het straatje leeg. Hij draaide wat met de sleutelbos in zijn hand totdat de sleutel van de voordeur bovenop lag. Hij stak hem in het slot van de stevige houten deur en draaide hem om in het slot. Net voor hij tegen de deur zou leunen om hem open te doen, stond hij even stil. Hij zuchtte. Weer een avond alleen. Zonder dat er iemand achter de deur op hem wachtte. De deur die vanavond niet meer gebruikt zou worden, tenzij hij weg zou gaan. Want zij was er niet. Zijn werkpartner, zijn huisgenote, zijn maatje, zijn alles.
Het was inmiddels een week geleden dat hij op een ochtend thuis kwam en een nietszeggend of misschien juist alleszeggend briefje in de keuken had zien liggen. Ze moest iets uitzoeken. Weg. Hij moest haar niet komen zoeken. Het was hem meteen duidelijk geworden waarom ze weg was gegaan. Drugs. Heroïne. Verslaving. Aanvankelijk was hij kwaad geweest, had haar meteen opgebeld om te zeggen dat ze onmiddellijk terug moest komen. Anders was hij er klaar mee, zou hij zijn handen van haar af trekken. Ze had de verbinding verbroken. Hij had de knoop doorgehakt. Dan moest ze het zelf maar weten. Hij zou haar niet meer te hulp komen. Het was klaar. Afgelopen.
Dat was zijn rationalisme geweest. Zijn logica. Als zij hem niet wilde, waarom zou hij dan nog moeite doen? Ze was volwassen. Kon dingen alleen doen. Wilde dingen alleen doen. Had hem in het briefje gesommeerd niets te doen. Eén plus één is twee. Het stond zwart op wit. "Zoek me niet." Nou, dan ging hij zich daar niet druk om maken. Er was werk genoeg, zeker nu hij het zonder haar als werkpartner moest doen. Romeo was oké, deed zijn werk naar behoren, maar ze waren samen niet zo'n solide team als hij en Eva geweest waren. Romeo had niet aan een half woord genoeg, het oplossen van de moordzaak ging niet zo soepel als met Eva. 's Avonds had hij nu alle tijd om lekker te koken, al was er verder niemand om het op te eten, rustig een boek te lezen of een rondje op de motor te maken. Dingen waar hij van hield. Geen enkel probleem dus.
Dat was echter niet de enige kant van Floris Wolfs, rechercheur in Maastricht. 's Avonds in bed, op het moment tussen gaan liggen en in slaap vallen, nam een andere kant van zijn karakter zijn gedachten over. Het duurde de laatste dagen steeds langer voordat hij in slaap kon vallen. Hij bleef maar over haar piekeren. Zijn bezorgdheid om haar hield hem wakker. De bezorgdheid die voortkwam uit één van de sterkste emoties die de mens kent: liefde. Dan lag hij te piekeren over waar ze was, wat ze aan het doen was, met wie, of ze in gevaar verkeerde en de belangrijkste vraag: of ze ooit nog weer terug zou komen? Zou ze zichzelf nog zijn? Weer thuis komen? In hun huis, hun werk, zijn leven? Hij kon er niet bij dat ze van hem weg was gegaan. Dat ze hem niet had betrokken bij haar problemen, dat ze het weer alleen wilde doen. Dat ze zijn hulp niet wilde. Dat ze om de drugs weg was gegaan. Hij was bang dat ze niet terug zou komen. Dat de drugs sterker zouden zijn dan Eva van Dongen. Dat ze in de criminaliteit zou belanden om aan geld te komen voor de heroïne, misschien haar lichaam zou verkopen. Dat ze net als Fleur zou eindigen, in een smoezelig huis, bewusteloos, door een overdosis.
Afgelopen nacht had hij over haar gedroomd. Hij was toch naar haar op zoek gegaan en had haar gevonden. Ergens in een kraakpand in Luik. Ze had een gescheurd t-shirt aan, haar broek was vuil en ze miste een schoen. Toen hij op haar af wilde lopen om haar mee te nemen, was er een man tevoorschijn gekomen. Hij had donker haar, was gespierd en zijn linker bovenarm werd versierd door een tatoeage, waarvan waarschijnlijk het onderste deel zichtbaar was door het zwarte t-shirt dat hij aan had. De man was op Eva af gelopen, had haar gezoend, opgetild en maakte aanstalten om de kamer waarin ze lag te verlaten. Wolfs wilde hem roepen, dat hij haar met rust moest laten, maar er kwam geen geluid uit zijn mond. Het enige wat hij had kunnen doen, was hen achterna lopen. In sneltreinvaart was vervolgens het verhaal verder aan hem voorbij geflitst. De man had Eva naar een kliniek gebracht, waar ze werd opgenomen. Haar ogen glommen als de man langskwam, ze ging er in de loop van het verhaal steeds beter uit zien. Hij bracht cadeaus met zich mee, die ze koesterde als hij wegging. Op een gegeven moment mocht Eva de kliniek weer uit. Ze ging lachend met de onbekende man mee. Ze zag er gelukkig uit, zeker toen hij op een dag op één knie voor haar ging zitten, een rood doosje met een ring erin voor zich uit stekend. Het verhaal flitste verder naar hun bruiloft, Eva zwanger, de geboorte van een kindje, later nog één. Hoe meer de droom vorderde, hoe vrolijker alles eruit ging zien. In het begin was de droom donker, leek het alleen maar te regenen. Maar de zon ging steeds meer schijnen en alles werd lichter en de kleuren werden krachtiger. Wolfs werd steeds kleiner en de afstand tussen hem en het tafereel wat zich voor zijn ogen afspeelde, werd steeds groter. Net op het moment dat het leek alsof hij zou imploderen of gewoon verdwijnen, werd hij badend in het zweet weer wakker. Om 4.30 uur 's nachts kon en wilde hij niet meer in slaap komen. Hij was maar opgestaan, had door de keuken gelopen, de pannen verplaatst en gewacht totdat de ochtendkrant op de mat viel. Hij was al vroeg naar het politiebureau gegaan om bezig te blijven en niet aan die nachtmerrie te hoeven denken.
Overdag waren zijn gedachten een aantal keer naar Eva gegaan. Overal op het bureau werd hij aan haar herinnerd. Romeo zat nu aan het bureau waar zij normaal gesproken zat. Met twee kopjes koffie kwam hij terug lopen van de koffieautomaat, terwijl Romeo ook net een kopje gehaald had. De deur hield hij open, voor Romeo met een verbaasde blik op zijn gezicht. Allemaal automatismen die hij zich eigen had gemaakt in de afgelopen jaren tijdens de samenwerking met Eva. Hij had de herinneringen snel van zich af kunnen zetten door zich bezig te houden met de moordzaak en de zoektocht naar een verdachte.
Maar nu stond hij hier bij de voordeur. De voordeur van haar pension, waar hij al die jaren was blijven wonen. De laatste beelden van zijn droom flitsten weer door zijn hoofd. Hij had Eva gezien met die man en hun kinderen, terwijl ze lachend met haar gezin de Ponti in ging. Nu stond hij op het punt hetzelfde te doen. Even aarzelde hij. Stel dat het een voorspellende droom was. Dat hij zich beter uit haar leven terug kon trekken. Dat er iemand anders zou zijn die haar zou helpen. Die haar gelukkig kon maken. Zoals ze verdiende. Zodat het werd zoals hij het voor haar wenste. Een leuke man, lieve kindjes, gelukkig. Hij had het in al die jaren niet voor elkaar gekregen. Ach, redelijk gelukkig was ze wel geweest, druk met haar werk. Rechercheren was hetgeen ze het liefste deed en wat ze het beste kon. Maar hij wenste haar zoveel meer toe. Misschien werd het tijd. Om afstand van haar te nemen. Niet omdat zij het wilde, maar om haar de ruimte te geven. Echt gelukkig te worden met iemand anders, iemand beters.
Hij zuchtte en duwde toen toch maar de voordeur open. Hij zou er nog een nachtje over slapen. Als hij dan nog het gevoel had, dat weggaan het beste zou zijn, kon hij dat morgen ook nog doen. Als....
A/N: de inspiratie begon eergisteren door het nieuwe filmpje van @Marleenh20 (www.youtube.com/watch?v=Y7-qbry4sUg). Wat een geweldig eerbetoon aan de Ponti! 😍😍(het plaatje bij dit hoofdstuk komt ook uit de video) Daarna hoorde ik gisteren het nieuwe liedje van Marco Borsato, Armin van Buuren en Davina Michelle (www.youtube.com/watch?v=siHVxNhuz-s) en dat gaf dit verhaal vleugels. Lezen en luisteren tegelijk is misschien wat lastig door de Nederlandse tekst van het liedje, maar je moet hem echt een keertje horen.
Hopelijk gaan Wolfs en Eva niet naar dit liedje luisteren!
JE LEEST
Flikken Frutsels
FanfictionKorte verhalen over Flikken Maastricht. Alle personages zijn bedacht door en eigendom van AVROTROS