Connor (tijd onbekend)
Het is nacht, er zit zand in mijn ogen en het is warm. Wacht even... Warm. In de nacht, hartje winter. Beetje vreemd. Ik lig op mijn rug op de grond en hoor water zachtjes over het land rollen. Ik sta op en wrijf het zand uit mijn ogen en kijk een regenwoud in. Ik draai me om en zie de eindeloze zee, onder mijn voeten een prachtig zandstrand. Rechts van mij zie ik een grote berg en links een vliegtuigwrak. EEN VLIEGTUIGWRAK. Op de staart staat in grote oranje letters: PortoAir. Het vliegtuig waarmee ik naar Barcelona zou vliegen! Ik ren er naartoe om overlevenden te vinden, vooral mijn ouders en Teddy.Na een tijdje zoeken vind ik Teddy op zijn rug in het zand. Ik pak hem op en probeer hem wakker te maken, maar hij doet zijn oogjes niet open. Ik voel de tranen in mijn ogen opwellen. Snel ren ik naar de zee, pak wat water en gooi het over Teddy heen. Ik doe het nog een keer en nog een keer en nog een keer, maar er gebeurt niets. In totale paniek gooi ik Teddy of wat Teddy was in de zee. De tranen biggelen over mijn wangen. Dan plotseling begint hij te bewegen, als er een ding is dat hij haat is het wel zwemmen. Snel rent hij op mij af en schudt al het water uit zijn vacht. Ik moet lachen, Teddy is terug. Dan herinner ik me dat mijn ouders nog weg zijn. Waar zijn ze? Zijn ze dood? Mijn tranen komen weer terug. Ik val op mijn knieën. Teddy likt me in mijn gezicht en begint te blaffen. Ik kijk hem aan, er hangt iets aan zijn nek. Ik kijk ernaar. Het is een klein kokertje. Ik open het en er komt een briefje uit. Ik veeg mijn tranen weg. Op het briefje staat:
Lieve Connor, we kunnen niet meer op tijd bij de gate komen. Gelukkig is Teddy snel genoeg om de gate nog te halen met dit briefje. Ga maar alvast. Wij nemen het volgende vliegtuig terug naar Londen. Dikke kussen, Pap en Mam.
Waarom herinner ik me niets meer, ik herinner het nog totdat we het vliegtuig van Londen naar Barcelona in stapten, voor de rest niets. Het is wel raar hoor. Het vliegtuig ligt hier in het zand, neergestort, maar het is nog helemaal heel. Ik heb op de eerste twee verdiepingen gekeken en heb niemand gevonden. Ook geen lijken. Nu verdieping drie doorzoeken. In de balzaal is niemand, net zoals in het chique restaurant en in de snackbar. De buffethal is ook helemaal leeg, evenals het winkelcentrumpje. Op naar de vierde. Ook daar zijn alle 346 kamers leeg. Het is inmiddels ochtend aan het worden. Ik kijk uit het panorama-restaurant naar de zonsopkomst. Het is mooi, alle kleuren van de regenboog zijn aanwezig.
Ik sta in de lift, die het wonderbaarlijk genoeg nog doet, op weg naar de laatste verdieping. Op de vijfde verdieping is het tropisch zwemparadijs. Ik loop er door heen en controleer elk badje en elke glijbaan. Nu denk je misschien: Leuk! Een zwemparadijs helemaal voor je alleen! Maar nee. Het is eng, dood eng. Het is helemaal stil, geen geluid, geen mensen en je hebt helemaal geen idee wanneer er een lijkje naar boven komt drijven.
De roze glijbaan is aan de beurt. Ik glij naar beneden als ik opeens tegen iets aan bots. AAAWWW hoor ik. Tuimelend en draaiend gaan we naar beneden. We belanden samen in de opvangbak. Sputterend komt het meisje boven water, ik help haar naar de kant.
Na een tijdje zegt ze "Ik ben Penelopé, en jij bent?" "Connor" zeg ik "Wat deed je in de glijbaan?" "Oooh... niks bijzonders." antwoordt ze "Gewoon een beetje zitten." "Jij herinnert je ook niets meer, of wel?" "Nee" antwoordt ze beschaamd "Ik werd pas wakker toen jij tegen me aanbotste." "Het vliegtuig is neergestort." Zeg ik. "Jij bent de enige overlevende naast mij." Penelopé kijkt geschrokken, En mijn vrienden dan?" zegt ze. "Niemand" Penelopé's ogen zwellen op en ze kijkt snel de andere kant op. "Heb je ook trek?" vraag ik. "Ja" zegt ze met een snik in haar stem.
In het vliegtuig is nergens eten te vinden, alleen drinken. Aan de rand van het bos staan een aantal kokospalmen. Ik schud aan de palm maar de kokosnoten laten niet los. Dan maar de bessen aan dat struikje, niet veel maar tenminste iets. Ik pluk een bes en nog voordat ik ze in mijn mond kan stoppen hoor ik: "Hé, wil je dood ofzo? Die bessen zijn hartstikke giftig." Onderaan een boom staat een blond meisje met blauwe ogen, we hadden zo broer en zus kunnen zijn. Boven haar in de boom heeft ze een klein hutje gebouwd, waar een touwladder uit hangt. Ze loopt naar me toe: "Welke halve gare weet nou niet dat felblauwe bessen giftig zijn?"
Beste lezers,
Ik weet het, dit hoofdstuk is een beetje lang maar dat blijft niet zo en ik ga de namen van de eerste paar hoofdstukken veranderen. Het is een beetje rommelig.
Marty20048
JE LEEST
Ludus Patriarum (on pause)
General FictionDrie mensen stranden op een eiland en herinneren zich niets meer. De populaire Penelopé, Feestbeest Dana en Fitboy Connor. Hun vliegtuig is op het eiland gecrasht, maar is nog helemaal intact. Naast de drie, zijn er geen overlevenden. Ook zijn er ge...