Proloog

48 1 1
                                    

Wie ben ik? Wat ben ik? Zijn er meer mensen zoals ik? Wie zou me kunnen helpen? Het zijn altijd dezelfde vragen, iedere dag, ieder uur, die me kwellen. Ik kan me niet herinneren wanneer het voor het eerst gebeurde dat ik wakker werd zonder te weten waar ik was en hoe ik er gekomen was. Tot op de dag van vandaag blijft het een groot mysterie waar niemand van weet, zelfs mijn ouders niet.
Gelukkig ontwaak ik altijd in Detroit, de stad waar ik woon, maar dat maakt het niet gemakkelijker. Telkens wanneer mijn ouders vragen waar ik ben geweest, heb ik geen antwoord. En het is de waarheid: ik heb geen antwoord. Er is niemand wie ik om hulp kan vragen zonder te riskeren opgenomen te worden in een psychiatrische inrichting.
Toen ik jonger was heb ik geprobeerd erachter te komen of mijn ouders meer wisten over het raadsel dat ze Skylar - dat ben ik dus - hebben genoemd. Maar ze schenen niets weten over mij, zoals niemand iets over mij schijnt te weten, inclusief ikzelf.
Zal ik ooit weten wat er met me gebeurt in de tijden die ontbreken in mijn geheugen? Zal ik er ooit achterkomen wie ik echt ben? Zal ik ooit een normaal leven kunnen leiden? Ik betwijfel het.
Op een keer werd ik wakker in een donkere steeg vlak bij mijn huis (een van de weinige keren dat ik wist waar ik was zodra ik ontwaakte) met duizenden dollars in mijn jaszak. Niet wetend wat ik met het geld moest doen, nam ik een paar honderd dollars apart en gooide de rest in de dichtstbijzijnde afvalcontainer. Het was winter, dus ik had handschoenen aan die voorkwamen dat er vingerafdrukken achterbleven. Alles wees op een perfect voorbereide overval: de handschoenen, het pistool dat naast me lag - dat ik ook in de container gooide - de steeg waar niemand me kon zien, de onopvallende kleding en het feit dat ik niet gevolgd was. Dit was geen ongewone ervaring voor mij; ik word vaker wakker met een pistool en een haast ontelbare hoeveelheid geld. Maar het was de eerste keer dat ik wat van het geld durfde mee te nemen. Een pistool had ik al eerder meegenomen, want hoe ik er ook aan gekomen mocht zijn, het zou niet door de politie gezocht worden. Sindsdien ligt het pistool in de kluis op mijn kamer waar ik vanaf die gewoon lijkende winterse dag ook het geld bewaar dat ik nu telkens steel. Ik ben altijd voorzichtig niet te veel geld mee te nemen en laat de rest dan achter in de buurt van de plek waar ik wakker werd.
Op een dag, als ik weet dat de tijd rijp is, zal ik het geld en het pistool pakken en weggaan. Tegen de tijd dat het zo ver is zal ik me pas om de detail bekommeren, maar sinds de eerste keer dat ik met een gat in mijn herinneringen wakker werd (wanneer dat was weet ik ook niet meer), wist ik: ik moet weg.
Ik hoop op een dag te weten dat het tijd is om te vertrekken en waarheen. Nu houd ik me vooral bezig een normaal leven te leiden, zolang dat nog kan. Ik zal nooit ophouden met zoeken naar antwoorden; zoeken naar mezelf. Maar nog liever dan antwoorden op mijn vele vragen heb ik een leven zoals mijn vriendin Reily heeft, zorgeloos, gelukkig. Ooit heb ik gedacht dat iedereen misschien deze rare gaten in zijn geheugen heeft en er simpelweg niet over gepraat wordt, tot ik Reily leerde kennen. Niemand zou zo onbezorgd als zij kunnen zijn terwijl er een deel van het geheugen bleek te ontbreken. Vanaf toen wist ik dat ik een uitzondering ben, misschien zelfs een freak. "Iedereen is bijzonder en iedereen heeft zijn eigen bijzondere problemen", vertelde mijn moeder me vroeger. Nu geloof ik dat sommige mensen - zoals ik bijvoorbeeld - toch net iets bijzonderder zijn dan anderen. En daar zal ik mee moeten leren leven, tussen het zoeken naar een antwoord door.
Eens ga ik weg, maar ik geef niet op.

TweestrijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu